Feature

Groningen denkt na over de huisvesting van studenten

Elke universiteitsstad heeft ermee te maken: studentenhuisvesting. Lang niet altijd is de behuizing van studenten optimaal. De particuliere huurmarkt tiert welig, maar studenten schieten er regelmatig bij in. Huizen worden niet goed onderhouden en huurprijzen rijzen de pan uit. De gemeente Groningen heeft zich ten doel gesteld orde op zaken te stellen. Met de manifestatie Bouw Jong! wordt een periode van discussie gestart, waarin structurele oplossingen worden gezocht voor het kamertekort.

‘Stad’, zeggen inwoners van Groningen als zij het over hun geliefde woonplaats hebben. Zonder lidwoord, want de ingezetenen zijn een trots volk. Zichzelf noemen Groningers ‘stadjer’. Maar niet alle inwoners van stad mogen zich stadjer noemen, zo eenvoudig is het nu ook weer niet. Strikt genomen worden alleen diegenen die geboren zijn in Stad tot de stadjers gerekend. Maar hoe zit het dan met de vele studenten in Groningen? Ruim een kwart van de inwoners studeert aan de Rijksuniversiteit of Hanzehogeschool. Zonder studenten zou Groningen niet hetzelfde zijn. Studenten zorgen voor levendigheid, vierentwintig uur per dag. Mede daardoor bestaat er een haatliefde verhouding tussen stadjers en studenten. Vooral van de kant van de stadjers is er veel onvrede. Een veelgehoorde klacht betreft geluidsoverlast en rondslingerende fietsen.

Van oudsher bevinden de voorzieningen van de Groningse universiteit zich in de binnenstad. Een aantal decennia geleden zijn de exacte wetenschappen naar de rand van de stad verhuist, naar het Zerniketerrein. Van wonen op deze campus is echter geen sprake. Studenten wonen verspreid over de hele stad, veelal in studentenhuizen midden in woonbuurten. Studenten en stadjers leven dus zij aan zij en dan is irritatie soms onvermijdelijk. Al lange tijd is er kritiek op de oververtegenwoordiging van studenten in bepaalde woonwijken. Er is zelfs een quotum ingesteld om het aantal studentenhuizen per buurt te reguleren en bij de gemeenteraadsverkiezingen werd door de ‘Stadspartij: voor alle Stadjers’ de studentencampus weer in de strijd gegooid.

In juni 2009 lanceerde de gemeente de campagne ‘Leven in Stad: Student en Stadjer’, met als doel student en stadjer nader tot elkaar te brengen. Goede huisvesting is belangrijk, de gemeente kan er studenten mee aantrekken en binnenhouden. Daarom werd samen met woningbouwcoöperaties een woningprogramma voor jongeren opgesteld, waarbij getracht wordt het evenwicht in de wijken te herstellen. Op 5 februari 2010 ging vervolgens de manifestatie Bouw Jong! van start met de opening van een gelijknamige tentoonstelling in de hal van de Dienst RO/EZ. Doel van de manifestatie is een gesprek met de stad. Op de tentoonstelling kunnen bezoekers bijvoorbeeld enquêteformulieren invullen en daarmee suggesties doen. Daarnaast wordt participatie gestimuleerd door middel van openbare debatten, en krijgen verschillende partijen zoals woningcorporaties, onderwijsinstellingen, ambtenaren, studenten en stadjers, de mogelijkheid de gemeente te adviseren.

Tijdens de opening gaf architect Marlies Rohmer, een van de adviseurs tijdens het discussietraject, een korte lezing. Rohmer schreef het boek Bouwen voor de Next Generation (2009) over jongerencultuur. Vol passie vertelt zij over haar eigen studententijd die ze voor een belangrijk deel in het studentencomplex Krakeelhof in Delft doorbracht. Dertig jaar later is ze zelf verantwoordelijk voor de totstandkoming van studentencomplexen. Kort wijdt ze uit over de studentenflat ‘Smarties’ op de Uithof in Utrecht, dat ze ontwierp met het Krakeelhof in het achterhoofd. Het resultaat is een dorp, waarin ontmoeting centraal staat.

De tentoonstelling Bouw Jong! bestaat uit een aantal verrijdbare borden waarop een eerste inzicht gegeven wordt in de stand van zaken. De gemeente heeft de ambitie tot 2014 vijfenveertighonderd extra woningen te realiseren. Dit is niet mogelijk met louter kleinschalige huisvesting in woonwijken. Grootschalige huisvesting is onvermijdelijk en er zijn locaties gezocht waar dit mogelijk is. De tentoonstelling toont zes zones in de stad die hiervoor geschikt zouden zijn, met per zone een aantal studielocaties. Het gaat om aanpassing van kantoor- en fabriekspanden en nieuwbouw op voormalige bedrijventerreinen. Los hiervan worden op vijf locaties tijdelijke oplossingen gerealiseerd, in de vorm van containers. Zij zullen zo snel mogelijk worden geplaatst in afwachting van de meer duurzame oplossingen.

De plannen voor de invulling van de studielocaties zijn vergelijkbaar met de grootschalige flat van Rohmer, met hoge concentraties studenten op verschillende, geïsoleerde locaties in de stad. Hiermee wordt voorzien in de wens het evenwicht in de wijken te herstellen en de druk van de ketel te halen. Zijn deze enclaves echter de beste oplossing? Wat blijft er over van de ontmoeting tussen student en stadjer? Rohmer pleitte in haar verhaal voor ontmoeting, maar die is hier beperkt. Hij speelt zich af tussen studenten onderling. Uiteindelijk is een prettige samenwerking tussen student en stadjer onmisbaar voor een levendig Groningen. De toekomst zal uitwijzen of dat mogelijk is met geïsoleerde eenheden verspreid door de stad. Eind 2010 worden de resultaten van het discussietraject opnieuw in een tentoonstelling getoond. Daarna zal pas duidelijk worden of de gemeente een juiste koers vaart.