Vanuit de vraag: wat maakt Maastricht tot een stad en hoe gaat het stedelijke karakter zich in de toekomst ontwikkelen, organiseerden studenten van de Academie van Bouwkunst op 27 maart excursies langs de rafelranden van Maastricht. De tocht beloofde een beeld te geven van het Sjiek en Sjoen (mooi en schoon) beleid van de stad ten aanzien van zijn ongedefinieerde restplekken.
Het Sjiek en Sjoen beleid laat duidelijk zijn sporen achter in de Maastrichtse binnenstad. Voordeel is dat de kans om in hondenpoep te trappen verwaarloosbaar is, nadeel is dat wanneer je je fiets even parkeert tegen de gevel van de bakker je in het minst slechte geval een bon krijgt. Maar Sjiek en Sjoen beperkt zich niet alleen tot de binnenstad.
Er waren maar liefst vier verschillende tochten georganiseerd naar de Maastrichtse restplekken. Onze route begon bij de sluis van Borgharen van waaruit we richting het industrieterrein Beatrixhaven liepen, hier troffen we één van de eerste ongedefinieerde plekken aan. Een voormalig terrein van de firma Sphinx waarvoor ontwikkelingsplannen bestaan, maar waar mede door de economische terugval momenteel niets gebeurt. Ook de plekken die we daarna bezochten hebben allemaal dezelfde kenmerken; voormalig fabrieksterrein, ideale ligging ten opzichte van de Maas en de binnenstad én door de stad reeds erkend als toekomstig te ontwikkelen gebied. Maar deze plekken zijn desolaat, groot en hebben weinig voorzieningen, waardoor een spontane invulling door individuen moeilijk is. Na gelang we het centrum van de stad naderen verandert het beeld. De rafelranden worden steeds meer gedefinieerd en in oppervlakte kleiner. Van grote voormalige industrieterreinen komen we bij voormalige industriegebouwen. De aanwezigheid van deze gebouwen zorgt ervoor dat er ook een mogelijkheid is tot (be)wonen. Hier vind je dan ook de te verwachten gebruikers van goedkope en onconventionele ruimtes: kunstenaars en creatievelingen. ARM (Artspace Rondeel Maastricht) is zon groep creatievelingen die zich op één van deze plekken bevinden. Ondanks dat zij onderdeel zijn van de culturele ambities van Maastricht om zich in 2018 culturele hoofdstad te kunnen noemen, moet ARM binnenkort verdwijnen. Deze dreigende uitzetting komt tot creatieve uiting in hun tuinproject. ARM is bezig met het aanleggen van een mobiele tuin opdat ze hun tuin mee kunnen nemen naar hun volgende bestemming als ze moeten verhuizen. Een collectief dat al langer met uitzetting bedreigd wordt, waardoor omgaan met tijdelijkheid plaats heeft gemaakt voor een meer permanent handelen, zijn de kunstenaars van het Landbouwbelang. De kunstenaars hebben een, door de eigenaar, onbruikbaar gemaakt pand opgelapt en uitgebreid met een soort boomhut. In deze met gevonden materialen gebouwde jongensdroom bevindt zich hun hoofdkwartier met vergaderruimte. Na het bezoeken van deze creatieve broedplekken sluiten we onze wandeling af met een filmvoorstelling over ongedefinieerde plekken in de Randstad. De setting voor de voorstelling zijn de Kazematten, deze verdedigingswerken zou je misschien kunnen zien als één van de oudste rafelranden van Maastricht.
Wat heeft deze wandeling ons geleerd over het beleid van Maastricht ten aanzien van haar ongedefinieerde restplekken? Het gemeentebestuur van Maastricht is, net als veel andere steden, ervan overtuigd dat de creatieve klasse essentieel is voor de vitaliteit van de stad. Dit besef ontstond bij velen na het lezen van het boek The rise of the creative class van Richard Florida, waarin het (groeiende) belang van creativiteit in onze economie wordt aangetoond. Het vergt echter durf en inzicht om Floridas theoriën tot uitvoer te brengen. Het rendement van de creatieve klasse komt namelijk niet voort uit de huur- of grondopbrengsten en het is ook niet afleesbaar aan de omzetcijfers van deze creatievelingen. Het rendement voor de stad zit hem in de spin-off, de opbrengsten als gevolg van de aanwezigheid van deze groepen. Dit inzicht ontbreekt bij de meeste beleidsmakers en de creatieveling wordt slechts gedoogd als een noodzakelijk kwaad. Leegstaande panden en gronden worden ter beschikking gesteld tot het moment dat er een betalende koper of huurder is gevonden. De huidige economische crisis gooit echter voor steden als Maastricht roet in het eten. Ook Maastricht heeft het moeilijk om betalende kopers of huurders te trekken en moeten het verblijf van kunstenaars op sommige plekken langer dan gepland tolereren. Het wordt interessant om te zien welk effecten deze plotselinge gedwongen wijziging in de beleidskoers tot gevolg zal hebben. Richard Florida laat namelijk zien dat juist creatievelingen floreren in dergelijke situaties. Ze zijn in staat de ongedefinieerde en lege plekken in een stad te lezen, in te vullen en vorm te geven. Het zal er misschien toe leiden dat stedenbouwkundigen en beleidsmakers af moeten stappen van het ideale scenario en in plaats van het tijdelijk tolereren van de creatieveling, de interventies te zien als aanknooppunten om verder te gaan. Hierbij de littekens en activiteiten die een plek definiëren, te accepteren als mooi, betekenisvol en karaktervol. Excursies als die in Maastricht zouden stedenbouwkundigen en beleidsmakers hierbij kunnen helpen. De wandeling deed denken aan de door de Situationisten georganiseerde Dérives uit de jaren ’50 en ’60. Omzwervingen die een ander gezicht van de stad openbaarden, chaotisch en onvoorspelbaar. Lopen in de stad zonder een specifieke bestemming, om zich zo op nieuw over te kunnen geven aan de prikkels van de omgeving en de daarmee gepaard gaande ontmoetingen. Een wandeling die meer vraagt dan enkel het gebruiken van je ogen.