Onlangs verscheen een dvd box met een in het Nederlands ondertitelde, door Ben van Berkel bezorgde selectie uit de serie architectuurreportages van de Frans-Duitse cultuurzender Arte. Twintig klassiekers uit de wereldarchitectuur voor een crisisprijs van 29,99 euro. Alleen daarom al een aanrader, maar de serie heeft meer kwaliteiten.
Een videoreportage van een gebouw, zeker als dat een ruimtelijk interessant gebouw is, hoe moeilijk kan dat zijn? Het onderwerp loopt niet weg, je kunt wachten op mooi licht en er is over het algemeen meer dan voldoende achtergrondinformatie aanwezig. Daar komt nog bij dat vooral moderne architectuur voor film gemaakt lijkt. In elk geval beriepen architecten als Loos en Le Corbusier zich op het nieuwe medium film als zij de ruimtelijke dynamiek in hun ontwerpen verklaarden. Wat is er gemakkelijker dan het met de camera nawandelen van een route architecturale van Le Corbusier? Dat is in elk geval lastig tot onmogelijk in andere media als een boek of een tekening.
Toch zijn er maar weinig overtuigende documentaires waarin het gebouw zelf de hoofdrol speelt. Veelal zoekt de maker toch naar het anekdotische; er moet – zo lijkt de architectuurfilmer vaak te denken een verhaal bij, anders wordt het saai. Dus zien we in de doorsnee architectuurfilm meer sprekende hoofden dan echte architectuur: de architect zelf natuurlijk, andere architecten, deskundigen, gebruikers, met daartussendoor sporadische shots van het gebouw waar het eigenlijk over gaat.
Zo niet in de serie architectuurreportages die Richard Copans en Stan Neumann voor Arte maakten. Daarin is het gebouw zelf het onderwerp en wordt de architect slechts even in beeld gebracht met een treffende uitspraak. En verder 25 minuten lang rustige shots van interieur en exterieur. Er komen geen sprekende deskundigen in beeld, ze worden niet eens geciteerd. In plaats daarvan neemt een rustig vertellende voice-over de kijker mee in een tocht door het gebouw. Het is alsof je in je eentje door het gebouw mag dwalen terwijl een vriendelijke, maar deskundige gids, die discreet buiten beeld blijft, je al vertellend de weg wijst. Vakjargon wordt knap vermeden, en toch wordt er nauwelijks een knieval naar het grote publiek gemaakt. Als het echt nodig is wordt de constructie of de ruimtelijke opzet uitgelegd met eenvoudige 3D-animaties, maar over het algemeen laten de documentaires de beelden voor zichzelf spreken. De cameravoering en montage zijn eveneens klassiek en rustig, geen snelle beeldwisselingen, geen kantelende cameras. Het mag dan geen wonder van vernieuwende cinematografie zijn, als vorm is het een verademing (en waarschijnlijk heel wat minder gemakkelijk te imiteren dan op het eerste gezicht lijkt).
De no-nonsense verteltrant begint al bij de droge introductie: Maison de Verre in Parijs van architect Chareau gebouwd tussen 1928 en 1932, De Mediatheek in Sendai door architect Toyo Ito, gebouwd in 2001, enzovoort, vijf dvds, twintig gebouwen lang dezelfde introductie. Geen rare titels: het gebouw, daar gaat het om. En het zijn niet de minste gebouwen die in de serie aan bod komen, van Palladio tot Hadid, van het traditionele Sugimoto huis in Kyoto tot Wagners Spaarbank in Wenen, van de Parijse Opera tot Jacobsens SAS Hotel, er zit eigenlijk geen misser tussen. De vorm mag dan traditioneel en pretentieloos zijn, de onderwerpen zijn dat zeker niet. Ben van Berkel heeft een mooi rijtje voor ons uitgekozen, hoewel je natuurlijk altijd meer wilt.
Deze serie is bovendien zo goedkoop dat aanschaf voor geen enkele architect of architectuurstudent een belemmering hoeft te zijn. Je moet de twintig gebouwen niet allemaal achter elkaar willen bekijken, maar zo af en toe een half uurtje ondergedompeld worden in prachtige architectuur is een verademing. Deze filmervaring kan een daadwerkelijk bezoek natuurlijk niet vervangen, maar het komt in de buurt.