Feature

Zelf bouwen in IJburg

Een jaar of tien geleden was het stimuleren van particulier opdrachtgeverschap nog een echt politiek issue. De toenmalige staatssecretaris Remkes van VROM voorzag in 2001 zelfs dat 30% van de nieuwbouwopgave vanaf 2005 onder particulier opdrachtgeverschap tot stand zou komen. Die 30% was natuurlijk een hopeloos optimistische inschatting, dat was ook toen al duidelijk, maar wat is er dan wel gerealiseerd? En hoe zijn de resultaten? Architectuur Lokaal organiseert dit voorjaar een ronde langs de belangrijkste locaties, te beginnen op IJburg.

In 2003 werd op het Steigereiland gestart met de uitgifte van kavels voor particulier opdrachtgeverschap. Dat was bepaald geen gunstig moment, het economisch tij zat behoorlijk tegen. De 140 grote kavels op het Kleine Rieteiland die eerder in de verkoop waren gegaan, werden slechts mondjesmaat verkocht en van bouwactiviteiten was nauwelijks nog sprake. IJburg zelf was toen ook nog een desolate zandwoestijn, en je moest als toekomstig zelfbouwer wel heel erg stevig in je schoenen staan, wilde je de uitdaging aangaan. Oorspronkelijk was er op het Steigereiland plaats gereserveerd voor 700 zelfbouwkavels, bij de start verkoop waren er nog 400 over, en uiteindelijk zijn het in 2006 nog maar 230 land- en 110 waterkavels. Toch is de eerste fase van Steigereiland in de tussentijd vrijwel geheel volgebouwd, met de waterkavels gaat het minder snel.

Anders dan op het Kleine Rieteiland, waar de grote kavels (half)vrijstaande woningen mogelijk maken, bestaan de kavels in de Zuidbuurt op het Steigereiland grotendeels uit stadswoningen in een gevelwand. Deze vorm van zelfbouw, die eerder bijvoorbeeld in Delft (Schutterstraat) en in het Amsterdamse Oostelijk Havengebied (Scheepstimmermanstraat) in bescheiden vorm was uitgeprobeerd, heeft hier een veel groter stedelijk gebied als proeftuin. De woningen zijn opgenomen in grote stadsblokken en voegen zich langs de straten netjes in de rooilijn. Op de binnenterreinen is nog plaats voor een kleiner aantal vrijstaande woningen. Omdat de verkoop aanvankelijk niet erg goed liep, zijn er toch delen van de bouwblokken uitgevoerd door ontwikkelaars, je herkent deze woningen onmiddellijk aan het gevelwandpatroon: de variatie tussen de kavels onderling is beperkt tot een keuze uit vier verschillende kleuren baksteen, met hier en daar een gek kozijntje.

Behalve een experiment in het op grote schaal uitgeven van kavels voor particulier opdrachtgeverschap, is de wijk ook nog eens ‘welstandsvrij’. Daar is eerlijk gezegd weinig van te merken, de woningen van de projectontwikkelaars onderscheiden zich niet van de nette doorsnee elders, en eigenlijk geldt dat ook voor de particuliere woningen. Het is natuurlijk een bonte verzameling van particuliere architectonische uitingen, kleuren, materialen en raamopeningen. Maar in die veelheid van verschil is het eigenlijk toch weer meer van hetzelfde. De strakke stedenbouwkundige regels, en het feit dat de woningen aaneengesloten zijn gebouwd, bieden meer dan voldoende houvast. Het verbod op verspringingen in de gevels, waardoor dus ook een typisch stedelijk architectonische element als een erker onmogelijk is, had wel wat minder strak gehanteerd mogen worden. De straatwanden zijn nu wel heel erg vlak. Bovendien hebben vrijwel alle bouwers hun maximaal toegestane bouwenvelop volgebouwd, zodat variatie in massa en hoogte eigenlijk niet aanwezig is. Gek is dat natuurlijk niet, want met zulke hoge grondprijzen moet je wel veel volume bouwen om de investering ‘er uit te halen’. De wat grotere architectonische vrijheid langs de binnenstraatjes in de stadsblokken, heeft overigens niet geleid tot hogere architectonische kwaliteit. De binnenstraten zelf met aan de ene zijde achtertuinen, en aan de andere de woningen met smalle tussenruimtes, zien er eigenlijk nogal treurig en rommelig uit. Wat betreft de kwaliteit van de openbare ruimte is het zelfbouwen in een aaneengesloten straatwand een veel beter alternatief dan een zogenaamde vrijstaande woning op een veel te klein hutjemutje kavel.

De architectuur van de individuele woningen verschilt natuurlijk enorm in kwaliteit, dat is nu eenmaal het gevolg van de geboden vrijheid. Maar echt opvallende architectuur zit er niet tussen, ook als is het aantal zelfbouwende architecten hoog. Een uitzondering vormt het dubbele bed-and-breakfast huis ‘Lieve Nachten’, dat door Mama architecten in nauwe samenwerking met de opdrachtgevers is ontworpen. De houten gevel van het huis springt onmiddellijk in het oog, omdat het een dubbele kavelbreedte heeft. Eigenlijk mag dat helemaal niet, de zichtbare breedte van de kavels vormt een belangrijk visueel houvast. De eigenaars hebben dus twee kavels gekocht en twee ‘aparte’ woningen gebouwd met één collectieve gevel. Na goedkeuring door de bouwinspecteur zijn er verbindingen in de tussenmuur tussen de twee kavels gemaakt. Interieur en exterieur zijn verder fantastisch eigenzinnig ingevuld: oude boomstammen, deuren uit Cairo, kasten uit India, vele niveauverschillen, doorkijkjes, gekke hoekjes en een Romneyloods op het dak. Een heerlijke Villa Kakelbont, zoals een van de bezoekers opmerkte, maar toch tot in elk hoekje met smaak bij elkaar gevoegd. De combinatie van burgerlijke ongehoorzaamheid ten aanzien van de kavelregel en een daadwerkelijk tentoongespreide particuliere smaak ten aanzien van architectuur, is meer dan welkom in dergelijke buurten. Als elke straat maar een paar van dit soort eigenzinnige voorbeelden kent, dan is dat op zichzelf al voldoende om door te gaan met dergelijke zelfbouwexperimenten.

Op het Steigereiland zijn ook een paar projecten tot stand gekomen onder collectief particulier opdrachtgeverschap. Het bekendste voorbeeld is de Vrijburcht; een collectief van 52 koopwoningen, sommigen met atelier of werkruimte, een zorgwoongroep, kinderdagverblijf, café, bedrijfsruimten en een aantal gemeenschappelijke voorzieningen waaronder theater, knutselruimte, logeerkamers enzovoort. Met zo’n programma en een dergelijke groep zeer betrokken bewoners vormt de Vrijburcht natuurlijk de droom van wethouders en stedenbouwers. Deze betrokkenheid levert vanzelf een mooi maatschappelijk en sociaal anker in een wijk die – dat is nu eenmaal de aard – verder voornamelijk uit individualisten bestaat, ook al levert het samen zelf bouwen ook wel weer een bijdrage aan het ontstaan van een hechte en honkvaste groep bewoners. Een dergelijk groep idealisten vind je echter niet zo snel een tweede keer.

Toch was ook de belangstelling van groepen voor het collectief zelf bouwen groot. Een wat meer particuliere vorm van samenwerking vond plaats in het collectief Het Open IJnde. Architecten van twee architectenbureaus (MOPET Architecten en NAT architecten) die waren uitgeloot voor een particuliere kavel, besloten de handen ineen te slaan, vrienden en kennissen te vragen mee te doen en aldus samen een aanvraag voor een kavel voor Collectief Particulier Opdrachtgeverschap te doen. En dat lukte. Het langgerekte bouwblok ligt langs het IJ, op het meest zuidoostelijke puntje van het eiland. Naast 20 op maat gemaakte appartementen bestaat het complex uit een collectieve parkeergarage en fietsenstalling en een groot gezamenlijk dek met enige kleine collectieve ruimten. Dankzij de collectieve vorm konden ook een aantal duurzaamheidstechnieken (waaronder warmte-koude-opslag in de bodem) worden meegenomen die voor een individuele woning financieel moeilijker zijn.

Een bijzonder vorm van Collectief Particulier Opdrachtgeverschap is een bedrijfsgebouw in de bedrijvenstrook van Steigereiland. Ook in dit geval gaat het om een initiatief van een tweetal architectbureaus (bnb architecten en architectenbureau b06) die op zoek waren naar eigen bedrijfshuisvesting. Samen met zes andere kleinere bedrijven vormden ze een collectief, en bijgestaan door een ‘gedelegeerd opdrachtgever’, ontwikkelaar Lingotto die een deel van de risico’s op zich nam, is een fraai collectief werkgebouw tot stand gekomen, met een mooie karakteristieke gevel die bestaat uit diagonale houten balken. Anders dan de particuliere woningen zou een dergelijk gebouw wellicht ook door ‘ de markt’ ontwikkeld kunnen worden. Maar misschien met net ietsje minder aandacht voor de architectuur, en zeker zonder een groep betrokken eigenaar/gebruikers, waardoor het verloop ongetwijfeld minder zal zijn.

Dergelijke collectieve vormen van particulier opdrachtgeverschap komen helaas nog maar weinig voor. Het is moeilijker dan individueel opdrachtgeverschap. Je moet echt willen en de groep moet als collectief door het hele proces gesleept worden. De voordelen kunnen echter groot zijn, voor de bewoners/gebruikers, maar ook voor de buurt. Duitse voorbeelden van zogenaamde Baugruppen, waarbij collectief opdrachtgeverschap per stadsblok of soms per trappenhuis in een stadsblok wordt uitgegeven, zouden in Nederland wellicht ook een mooie tussenvorm tussen individueel en idealistisch collectief opdrachtgeverschap kunnen vormen.