Sinds 1950 is het aantal agrarische bedrijven in Overijssel met driekwart afgenomen en jaarlijks stopt nog steeds 3% van de boeren. Van de 26.000 erven die de provincie telt zullen er uiteindelijk slechts 3.000 als boerenbedrijf blijven functioneren. De rest zal een andere bestemming krijgen.
De door de provincie Overijssel ingestelde regeling Rood voor Rood moet een antwoord geven op de gevolgen van deze krimp van agrarische bedrijvigheid. Zo mag een burgerwoning in de plaats komen van een niet meer in gebruik zijnde schuur of stal. De provincie wil hiermee landschappelijke kwaliteiten behouden en waar mogelijk zelfs verbeteren. En dit het liefst in samenhang met een versterking van de sociale en economische vitaliteit van het landelijk gebied.
De regeling biedt de mogelijkheid om een bouwkavel te realiseren in ruil voor de sloop van minimaal 850 m2 schuren of stallen. De waardevermeerdering die de omzetting van agrarische grond naar bouwkavel oplevert, kan deels gebruikt worden voor het financieren van de sloopkosten van de leegstaande en landschapsontsierende gebouwen. De rest moet vervolgens ingezet worden om de kwaliteit van het landschap te verbeteren. Klinkt goed. En de belangstelling voor de regeling blijkt dan ook erg groot te zijn. In Overijssel zijn ruim vijfhonderd aanvragen ingediend waarvan er nu zon 65 zijn uitgevoerd of in uitvoering zijn. Voor architectuurcentrum Rondeel was het aanleiding om te onderzoeken wat de resultaten tot nu toe zijn. In een tentoonstelling zijn vijf gerealiseerde Rood voor Rood projecten te zien: vijf erven met vervangende nieuwbouw.
De tentoonstelling geeft geen waardeoordeel over de kwaliteit van de getoonde projecten. Maar iedereen kan zien dat het vijf projecten zijn waaraan veel aandacht is geschonken. Bij alle vijf de projecten hebben de opdrachtgevers architecten en landschapsarchitecten in de hand genomen. De presentaties zelf laten de bestaande en de nieuwe situatie zien, iets van het landschap en iets van het erf.
De landschappelijke betekenis van de regeling Rood voor Rood is groot, dat was althans een belangrijk uitgangspunt toen de regeling in het leven werd geroepen. Het landschap is daarom het uitgangspunt geweest bij de projectpresentaties, zo vertelde Ellen Schild, een van de samenstellers van de tentoonstelling, tijdens de openingstoespraak op 22 april. Ieder project is eerst vanuit het landschap beschreven, vervolgens vanuit het erf en tenslotte vanuit de architectuur. Ook wordt getoond wat de typische kenmerken zijn van het landschap waarin het project is gesitueerd.' Die kenmerken komen overigens uit de vorig jaar door de provincie opgestelde omgevingsvisie. Dit document vervangt onder meer het streekplan en is hét beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het geeft met onder meer uitgebreide gebiedsbeschrijvingen richting aan nieuwe ontwikkelingen.
De getoonde projecten zijn uiteenlopend qua stijl – traditioneel maar ook eigentijds – en zijn divers in omvang. Zo is er een erf met een woonwerk invulling, een combinatie met drie woningen en er is een project waarbij alle bestaande bebouwing is vervangen door een groot nieuw volume. Opvallend is het ontbreken van de meest makkelijke oplossing, één die misschien zelfs wel erg veel kan voorkomen, namelijk de cataloguswoning als burgerwoning.
Vast onderdeel op de vijf expositiepanelen is een uitspraak gedaan door de opdrachtgever. Aan hen was de vraag gesteld wat hun project heeft bijgedragen aan de kwaliteit van het landschap. Een opdrachtgever in Zuna antwoordde dat hun streekeigen, rietgekapte ontwerp voor rust in het landschapsbeeld zorgt nu het de voormalige, rommelige bebouwing op het erf heeft vervangen. Landschapskunstenaar Jeroen van Westen ontwikkelde in Heeten samen met vrienden ook een Rood voor Rood project. Daar verving hij de nodige opstallen door een lange schuurwoning met ruimte voor twee gezinnen. Een derde gezin bewoont de verbouwde boerderij. Door hier met drie gezinnen te wonen hebben we het erf weer tot leven gewekt maar hebben we ook genoeg menskracht om de bijbehorende zes hectare als een landgoed te beheren, is het antwoord van Van Westen op de vraag naar zijn inbreng in de kwaliteit van het landschap.
Tijdens de opening vertelde Van Westen hoe het project zich heeft ontwikkeld. Na drie jaren van zoeken naar een geschikt erf was het ontwerpen en bouwen van vervangende woningbouw uiteindelijk in twee jaar gebeurd. Zijn adviezen: veel, heel veel zelf doen, en minstens zo belangrijk, strategisch opereren met zowel de voormalige eigenaren, de buurtbewoners en vooral met de ambtenaren. Als voorbeeld van dat laatste vertelde hij over de actie waarin hij met een maquette van het erf en de, nog niet vastgemaakte, vervangende volumes bij het gemeentehuis langs ging om vervolgens daar in overleg met de ambtenaren tot een rangschikking te komen.
Gooike Postma van Groothuis + Postma Architecten was uitgenodigd om tijdens de opening te vertellen over zijn ervaringen. Postma is een Twentse architect die veel in het landelijk gebied werkt. Geen traditionele of historiserende architectuur maar wel architectuur die onlosmakelijk verbonden is met het landschap. Hoe positief opdrachtgever Van Westen was over de ambtenaren, zo luidt klinkt het gemor in de architectengemeenschap. De regeling is op papier prachtig, maar het is tijdrovend om ambtenaren mee te krijgen, zo luidt het algemene verwijt. Het was ook het verhaal van Postma. Als professional heeft hij een andere relatie met de ambtenaar dan een eenmalige opdrachtgever als Van Westen. Postma's ervaring is toch vooral getekend door de precieze hantering van de regelgeving door ambtenaren waardoor processen stroperig verlopen. Zijn hartenkreet is dan ook: Waar zijn de schouders om het enthousiasme voor de ruimtelijke kwaliteit van ons landelijk gebied te dragen?