Feature

De dijk als cultureel podium

In de mei vond in het CBK Zeeland in Middelburg de tentoonstelling Bloedkoralen van de Oosterschelde plaats. Daar waren de resultaten te zien van de ontwerpverkenningen die Studio Makkink & Bey, Paul van Beek Landschappen en Rietveld Landscape deden naar de mogelijkheden voor dijkbekleding van het Oosterscheldebekken.

Ontwerp van Rietveld Landscape

Een tentoonstelling over dijken is in Zeeland op zijn plek. Als eersten zijn de Zeeuwen vanaf de stormvloed van 1134 dijken gaan bouwen. Nu, een kleine 1000 jaar later, worden de dijken van Zeeland weer aangepakt. Door klimaatsverandering en zeespiegelrijzing moeten alle dijken in de Zuidwestelijke Delta worden aangepast. In de praktijk komt het erop neer dat de bekleding van de dijken langs de Oosterschelde, het Volkerak-Krammer-Zoommeer, de Grevelingen en het Haringvliet moet worden vervangen. De huidige bekleding van stenen en betonblokken aan de waterzijde biedt zowel onder als boven water niet genoeg stevigheid. Aan de landzijde is de dijk met gras bedekt, dat zal ook in de nieuwe situatie grotendeels zo blijven.

De dijk spreekt tot de verbeelding. Nederland zoals wij dat kennen bestaat dankzij deze mooie uitvinding. Een hoop grond gekneed door mensenhanden en gevormd tot een enorm lint dat niet alleen praktisch water tegenhoudt, maar ook dienst doet als een weg met filmische kwaliteiten, ruimte biedt aan landbouw en natuur en een heel eigen verhaal vertelt over de Nederlandse cultuur van de strijd tegen het water.

In de toelichting bij de tentoonstelling lezen we dat 'Het project Bloedkoralen van de Oosterschelde beoogt het werk aan de dijken een extra impuls te geven en onder de aandacht van een groter publiek te brengen. Het belicht de dijk als cultureel fenomeen en maakt het werken aan de dijk ook een culturele opgave'. Dit is een verfrissend geluid in de wereld van de veiligheidsmarges, kernzones en Deltahoogtes die de taal van de waterschappen en Rijkswaterstaat domineren. De ontwerpers verkenden de betekenis, uitstraling en gebruiksmogelijkheden van de opnieuw beklede dijk.

De ontwerpen nemen elke een ander schaalniveau van dijk onder de loep. Studio Makkink & Bey onderzoekt specifiek de verschillende mogelijkheden van de steenbekleding, Rietveld Landscape onderzoekt de potenties van een stuk dijk op de plek van het voormalige dorp Koudekerke, een van de vele verdronken dorpen in de Oosterschelde en Paul van Beek Landschappen presenteert een ontwerpvoorstel voor het versterken van de Oesterdam en zijn omgeving. De projecten van Makkink & Bey en Rietveld Landscape gaan specifiek in op de gebruikswaarde en toegankelijkheid van de dijk en de betekenislaag die erin verscholen zit. Zo plaatst Rietveld de Plompe Toren centraal, als een stille getuige van de overstroming van het dorp Koudekerke, en maakt daarmee de spanning tussen land en water voelbaar. Makkink en Bey laten de dijk met een nieuwe bekleding natuur maken en springen zo over de pure noodzaak van de dijk als waterkering heen, om hem – zoals ze zelf zeggen – een 'meervoudige betekenis' te geven.

Studio Makkink & Bey overlaadt het CBK Zeeland met een overdosis aan ideeën, verbeeld in maquettes en tekeningen. Hier wordt de dijk tot in het extreme uitgetest op de mogelijkheden die verschillende toegepaste materialen bieden. Niet in zijn functie als de waterkerend element, maar allereerst als plek voor recreatie. Hardlopers, vogelaars, kampeerders en duikers krijgen ieder hun eigen dijk, overdekt met verschillende prints, objecten en materialen. De dijk wordt volledig voorgeprogrammeerd. Het resultaat is een lappendeken van verschillende dijktracés dat per gebruik volledig verschiet.

De presentatie van Rietveld Landscape voor het gebied bij de Plompetoren lijkt in meerdere opzichten het tegenovergestelde van Makkink & Bey. Een houten maquette staat prominent in het midden van de ruimte, geflankeerd door twee grote collages. Het plan toont één trefzekere ingreep. De toren als icoon van de ruim honderd verdronken dorpen wordt door een hap uit de dijk weer buitendijks gezet en de dijk wordt in halve cirkel om de toren heen gelegd. Hierdoor staat de toren in het midden van een denkbeeldige cirkel, zoals de kerk vroeger in het centrum van het dorp stond. Een flinke trap aan de voet van de dijk zorgt voor een eenvoudige toegankelijkheid van het water.

Waar de vorige twee projecten geen aandacht besteden aan de natuur of het waterkerende vermogen van de dijken, focust Paul van Beek wel weer heel sterk op deze aspecten. Om zandhonger in de Oosterschelde tegen te gaan en dure investeringen in stenen bekleding te omzeilen stelt hij voor om zand op de platen en slikken te spuiten, waar meteen ook een golfbrekende functie van uit gaat. Hierbij zoekt Paul van Beek als enige naar een alternatieve zeewering die los komt van de 'klassieke' dijktypologie en bekleding. Bij dit project met de branieachtige titel Spuiten voor Slikken vraag je je echter af wat het meer te bieden heeft dan een oplossing die Rijkswaterstaat prima zelf had kunnen bedenken of zelfs al bedacht heeft.

De projecten van Studio Makkink & Bey en Rietveld Landscape intrigeren het meest, al komt dat wellicht ook door de concrete vertaling en het schaalniveau. Wel blijven er vragen zoals over de wenselijkheid van een enorm dijktracé dat als een lappendeken verschiet. Zou er ook een oplossing denkbaar zijn met meer continuïteit in het dijkprofiel, die tegelijkertijd mogelijkheden biedt aan verschillende gebruikers? En ook al is de relatie met de centrale plek van de Plompetoren van vroeger begrijpelijk, wordt de ingreep door het gebruik van cirkel en middelpunt rondom de toren niet erg monumentaal?

Wat beide projecten echter scherp laten zien is dat om een binding tussen publiek en dijken tot stand te brengen een toegankelijke en uitnodigende dijk een eerste voorwaarde is. Dat is niet vanzelfsprekend. Afgelopen jaar werd nog een dijkvak langs de Westerschelde door hekken afgesloten omdat recreanten  vogels zouden verstoren en zijn buitendijkse wegen en fietspaden afgesloten. De dynamische Deltanatuur in het functionalistische keurslijf van zonering en natuurwetgeving zadelt ons op met een probleem. De fascinerende en karakteristieke plekken van de Zuid Westelijke Delta zoals de Ooster -en Westerschelde zijn door de natuurwetgeving steeds minder toegankelijk. Maar ook ingrepen om de dijken te versterken stuiten op de grenzen van de wet. Pas als dit probleem is opgelost kunnen de dijken ook daadwerkelijk een plek worden waar de getoonde dijktypologieën en materialen mensen uitnodigen om de dijk als 'podium' te gebruiken.