Recensie

PRIXDEROME.NL architectuur 2010

Dinsdag 8 juni maakt een jury onder voorzitterschap van Aaron Betsky bekend wie de Prix de Rome Architectuur 2010 wint. Vier ontwerpteams werden uitgenodigd voor de eindronde. De ontwerpen, voorstellen voor revitalisatie van het Amsterdamse August Allebéplein, zijn te zien bij ARCAM in Amsterdam.

Voor de duidelijkheid: het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) van Amsterdam is geen op wetenschappelijke data gestoeld stedenbouwkundig plan! Deze mythe van wetenschappelijkheid is gebaseerd op demografische extrapolaties en zelf opgestelde ‘normen’. Demografen weten als geen ander dat extrapoleren weliswaar een leuke bezigheid is, maar dat de projecties zelden uitkomen. En wat de normen betreft, de opstellers van het AUP hebben met van vermeende kennis en gekleurde inschatting en zonder enige discussie bepaald wat de behoeften van de inwoners waren. Daaraan lag geen empirisch onderzoek ten grondslag. Uit analyses achteraf blijkt dat veel wat tot leefkwaliteit van de aanwezige en toekomstige Amsterdammers had kunnen bijdragen, niet aan de orde is gesteld. Dat voorzieningen als theaters, bioscopen, musea, buurthuizen in het AUP ontbreken, is opmerkelijk, gezien de aandacht binnen de Amsterdamse arbeidersbeweging voor de culturele verheffing van het volk. Uiteindelijk bleken de plannenmakers toch ver af te staan van de werkelijkheid in Amsterdam anno jaren dertig van de vorige eeuw.

De mythe wordt weer leven ingeblazen op een van de begeleidende teksten in de PRIXDEROME.nl tentoonstelling die te zien is in architectuurcentrum ARCAM. Te zien zijn de ontwerpen die Thijs van Bijsterveldt en Oana Rades, Olv Klijn, Johan Selbing en Anouk Vogel, en Jeroen Spee en Jeroen Steenvoorden maakten voor de eindronde van de Prix de Rome Architectuur. De opgave van deze editie van de Prix de Rome Architectuur betrof het versterken van de ruimtelijke en sociale kwaliteiten van het August Allebéplein in het AUP-stadsdeel Nieuw West. Een zeer interessante, maar ook uiterst ingewikkelde opgave. Dit deel van de stad behoort tot de minder geliefde plekken om te wonen – getuige de veel lagere vierkante meterprijs die hier voor woonoppervlak wordt gevraagd in vergelijking tot  het gebied binnen de Ring A10. Met als gevolg een concentratie van bewoners die niet zoveel te kiezen hebben.

Dat de AUP mythe in de tentoonstelling weer gereproduceerd wordt is jammer. De mythe versterkt de onaantastbaarheid van het AUP en de verering van Van Eesteren en zijn kornuiten. Een verering die ook bij drie van de vier genomineerden doorklinkt. Ook dat is jammer. Want wellicht is de maatschappelijke positie van een groot deel van de bewoners wel een gevolg van ‘de kwaliteiten’ van Van Eesterens AUP. Door op de vermeende kwaliteiten voort te borduren, zoals Jeroen Spee/Jeroen Steenvoorden op een traditionele en Thijs van Bijsterveldt/ Oana Rades op een intelligentere manier doen, worden de sociaal-ruimtelijke kwaliteiten van het plein niet verbeterd. Deze laatsten onderkennen tenminste nog de problematische erfenis van de moderne stad, maar zij vergeten dat de diversiteit van de huidige bewoners schijn is. Zeker, de etnische afkomst ervan is verschillend en kleurt de straat soms vrolijk. Maar vaak zijn de straten ook heel erg leeg, geen volle terrassen in dit deel van de stad. Dat komt door de geringe financiële draagkracht van het merendeel van de bewoners, hierin is de bevolking zeer homogeen. Niet alleen het economische kapitaal is gering, ook het cultureel kapitaal houdt niet over. Stel dat de plinten al gevuld worden, wie moet al die voorzieningen ‘dragen’. Of komen de bewoners van binnen de Ring na uitvoering van de plannen massaal naar het August Allebéplein? Ik gun het iedereen van harte, maar heb er een hard hoofd in. De Zuidas is al een stap te ver!

Wat heeft dit met Van Eesteren te maken? Alles! Kansarme mensen zijn om verschillende redenen kansarm. En in veel gevallen kunnen ze daar zelf bitter weinig aan doen. Maar door ze massaal in uitgestrekte vlaktes bij elkaar te laten wonen, kunnen ze geen (goede) kant meer op. Ik weet ook wel dat dit niet de bedoeling van Van Eesteren was, maar de structurele constructiefouten die inherent zijn aan het AUP, moeten aangepakt worden en niet met een bomengordel nog eens worden verstevigd, zoals Johan Selbing/Anouk Vogel voorstellen. Ik prijs de idyllische inslag van hun ontwerp, maar twijfel sterk aan de realiteit ervan.

Olv Klijn is helder, to the point, en alert: “om Amsterdam te laten uitgroeien tot een metropool moet het proces van integratie in termen van onderwijs, arbeidsparticipatie en ondernemerschap juist in Nieuw West onherroepelijk slagen!”. Precies. Verbeteren van deze situatie is de basis van succes van het project, en kan alleen werken als elke interventie, dus ook een ‘ruimtelijke’, vanaf het begin daarop gericht is. Klijn is de enige van de vier ontwerpteams die dat doet. Dit is het statement van een geëngageerde ontwerper. Verdichten van het publieke domein, oriëntatie op de stad binnen de Ring, en een groot gebaar met de Bazaarberg, waaraan de huidige bewoners hun onderscheidende identiteit kunnen ontlenen. Maar vooral: gebruik maken van de kwaliteit en talenten van de aanwezige metropoolbewoners.
Het is opmerkelijk verhelderend taalgebruik in een wereld waarin clichés elkaar rap opvolgen. Clichés als het citaat uit een begeleidende tekst van Spee/Steenvoordenlaat: “het fundament van de Westelijke Tuinsteden wordt gevormd door het aanwezige raamwerk van de functionele stad, dat bestaat uit een combinatie van een helder grid, een uniek ensemble van ruimtelijke enveloppen en een schakering en gradatie van openbaar groen”. Een ontwerp voor de eindronde van de Prix de Rome moet wat flitsender zijn dan dit citaat. Olv Klijn, Thijs van Bijsterveldt en Oana Rades hebben door het onderkennen van de problematische AUP erfenis daar gelukkig voor gezorgd.