Dat het Ruhrgebied dit jaar culturele hoofdstad is kan niemand ontgaan. De (vak-)bladen staan bol van de reportages, advertenties, recensies en aanbevelingen om dit gebied, zo dicht bij Nederland, te bezoeken. Wie nog geen reden had om te gaan, heeft het thans wel, nu een aantal Nederlandse architecten, kunstenaars en landschapsarchitecten in twee tentoonstellingen zinvolle bijdragen leveren aan het evenement.
In het project Emscherkunst wordt de verandering van de industriecultuur in het Ruhrgebied kritisch tegen het licht gehouden. Op het lange schiereiland tussen de volledig gekanaliseerde Emscher en het Rijn-Hernekanaal heeft een internationaal gezelschap van meer dan veertig kunstenaars twintig projecten en installaties ontwikkeld waarmee de discussies die in het Ruhrgebied spelen – over emigratie, ontvolking, verdwijnende industrie, nieuwe culturen – becommentarieerd worden. Dertig kilometer lang proberen de kunstprojecten invulling te geven aan het thema van de tentoonstelling schoonheid in tweede instantie en daarmee de sluimerende potentie van het Ruhrgebied als metropool ontsluieren.
De bijdrage Warten auf den Fluß van het Rotterdamse bureau Observatorium aan Emscherkunst bestaat uit een houten brug van achtendertig meter lang over het niets. De burg verheft zich zon dertig centimeter boven het maaiveld waar men zigzaggend overheen loopt. Driemaal kruist de brug aan rechter- en linkerzijde kamers; hier kan gegeten, geslapen en gewassen kan worden. Deze kamers zijn van elkaar gedraaid op zo’n wijze dat maximale privacy wordt verkregen. Daarmee doet het project sterk denken aan de door Van den Broek en Bakema ontworpen vakantieparken voor Sporthuis Centrum waar de bungalows ten opzichte van elkaar geschakeld zijn.
De titel van het project benadrukt het (productieve) wachten, want in 2020 wordt het dal van de Emscher in haar natuurlijke vorm teruggebracht. In die zin is het project als slapende brug te beschouwen. Maar in feite is Warten auf
een luxe vakantieverblijf, er kan daadwerkelijk overnacht worden; de doordringende soundtrack van het Ruhrgebied – van gierende autosnelwegen, piepende goederentreinen of een laadklep die dichtvalt – is opvallenderwijs nauwelijks te horen. Het project bevestigt helaas wat ook de andere kunstprojecten bij Emscherkunst doen, door de relatieve gaafheid en schoonheid van de kunst wordt de lelijkheid, de kunstmatigheid en het louter functionele van de industriële omgeving extra benadrukt. Alles is hier overdacht, zelfs de kunst.
Het project van tuinarchitect Piet Oudolf, in samenwerking met GROSS.MAX landschapsarchitecten behelst het omzetten van een voormalige waterzuiveringbassin in een tuin. Twee ronde spaarbekkens in Bottrop-Ebel worden aangepast, de een wordt beplant en de ander met (schoon) water gevuld. Via een loopbrug kan het midden van elk spaarbekken bereikt worden. Op het moment van bezoek was het project nog niet af, in september wordt het officieel geopend. Dat betekent niet dat een bezoek is af te raden, nu al is te zien hoe in het ene spaarbekken de amfitheatervorm wordt benadrukt door een spiraalvormig, naar beneden toelopend pad waarlangs op willekeurige plekken zitbanken in wit beton zijn geplaatst. Zes betonnen manshoge buizen aan de rand van het spaarbekken gaan dienen als werkcel, of als logeerplek. De verzonken tuin zal dienst gaan doen als als culturele ontmoetingsplaats. Aan het ontwerp zal het niet liggen, Oudolf en GROSS.MAX slagen erin om een voormalig industrieel erfgoed een nieuwe, mooie en nuttige betekenis te geven, zonder die bekende verstikkende laklaag van overdreven transformatie, een lot dat veel industrieel erfgoed in Nederland treft en een onechte uitstraling nalaat.
Toch passen de (Nederlandse) bijdragen behorend bij de tentoonstelling B1|A40; Die Schönheit der grossen Strassen beter bij het karakter van het Ruhrgebied. Het concept van B1|A40 lijkt op het eerste gezicht erg makkelijk, men neme een autosnelweg en het verbindende thema mobiliteit. Vervolgens kan daar zowat ieder (kunst-)project onder geschaard worden, zoals de grootste picknick in het Ruhrgebied op zondag 18 juli, met meer dan drie miljoen bezoekers. Maar wat een simpel concept lijkt, slaat bij nadere bestudering wonderwel goed aan. Want het Ruhrgebied is een spaghetti aan sporen, autowegen, kanalen, rivieren. Over de A40 passeren meer dan 100.000 automobilisten per dag.
Achter de geluidswallen is een eigen wereld ontstaan omdat de economisch succesvolle ontwikkelvoorwaarden ontbreken. Volkstuinen, winkelcentra, ponyparkjes, APK-plazas, forellenvisvijvers: de A40 verbindt ogenschijnlijk perifere activiteiten en wordt zo tot centrum van het Ruhrgebied. B1|A40 stelt vragen over gebruik versus ongebruik(t), economische efficiency tegenover zelfregulerend vermogen en stelt prikkelend dat de kunstprojecten oplossingen, dan wel belemmeringen voor de huidige stadsplanning kunnen zijn.
Atelier Van Lieshout heeft een perifere locatie ingericht als tijdelijk motel: Motel Bochum. Het motel biedt diverse slaapgelegenheden in de voor Atelier Van Lieshout kenmerkende vormen als romneyloodsen, trailers met aangebouwde polyesterpukkels, volkstuinhuisjes. Het motel van AVL schept enigszins orde in de chaos die periferie heet. Er is een boerderij- en hofachtige sfeer geschapen. Tijdens de tentoonstellingsperiode worden op vrijdagavonden activiteiten georganiseerd, zoals een Autokino, ofwel openluchtbioscoop. Hoewel de onderdelen van dit tijdelijk motel aan een amorfe stadsrand niet zouden opvallen doen ze dat hier wel. Het project bewijst dat (tijdelijke) interventies een afgewogen combinatie van (architectonische) vorm en programmering (inhoud) moet zijn, wil het daadwerkelijk succesvol overkomen. Want zonder de activiteiten ziet het project er uit als trailerpark meets volkstuinenclave. Hoewel de typisch voor AVL in alle bedenkbare standen copulerende polyester gezicht- en geslachtloze levensgrote poppen wel opvallen.
Jeanne van Heeswijk treft de ware ziel van het Ruhrgebied het scherpst met het project Der Widerstand des kleinen Glücks (verzet van het kleine geluk). In het enclavedorpje Kaiserberg, omgeven door fly-overs, viaducten en ongelijkvloerse kruisingen van de A40 en de A3 bekommert zij zich, samen met de dorpsbewoners, om een in onbruik geraakte kerk. Vanwege de secularisatie staat de kerk op de nominatie om gesloopt te worden. Door middel van onderzoek, interviews en een dorpsfeest tracht Van Heeswijk de feestkelder onder de kerk voor de sloop te behoeden.
In dit lawaailandschap, waar bewoners overduidelijk op reageren door met het assortiment van de bouw- en tuincentra, miniparadijsjes te scheppen, probeert Der Widerstand des kleinen Glücks te bemiddelen door enerzijds de secularisering als een feit te accepteren en anderzijds een onreligieus gemeenschapsgevoel te ontwikkelen. Dat uit zich in de vorm van de ruwhouten bank naast de kerk en in hoefijzervorm. Zo te zien ter plekke en met een beetje mazzel samen met de dorpsbewoners in elkaar gezet. Architectonisch niet spectaculair, maar wel heel erg nu, door het bottom-upkarakter. Het hoefijzer fungeert als biergarten, podium, maar ook als vergadertafel. Der Widerstand des kleinen Glücks brengt identiteit aan in een gebied dat gekenmerkt wordt door identiteitsloosheid of identiteitsoverweldigendheid wie alle prullaria in de tuinen in ogenschouw neemt. Niet alleen door de vorm als middel te kiezen, maar ook het proces, draagt het bij aan het versterken van karakter van het dorp.
De tentoonstelling B1|A40; Die Schönheit der grossen Strassen is een aanrader voor iedereen die van mening is dat het in Nederland niet aan ruimte ontbreekt, maar wel aan de wil om van leegte ruimte te maken door er een (tijdelijke) betekenis aan te geven. Niet alleen voor, maar ook met de mensen.