Feature

Almere, de Suburb voorbij?

Op een zeer regen- en stormachtige zondagmiddag eind mei verzamelde een groepje mensen zich in Almere Poort in het Tijdelijk Museum Almere. Op deze toepasselijke plek in het hart van Almere’s jongste wijk in aanbouw gaf David Hamers een lezing over de geschiedenis en de toekomst van de suburb.

Mensen die Almere niet kennen staan vaak snel klaar met hun vooroordeel: Almere is saaie en identiteitsloze suburb. Tijd om dat opgeplakte etiket te ontleden, moet Museum De Paviljoens hebben gedacht en programmeert daarom onder de noemer ‘Pionieren in Poort’ deze zomer een reeks activiteiten om de identiteit van Almere te ontrafelen. Als centrum fungeert het Tijdelijk Museum Almere, naar concept van architect Claudia Linders. Een kopie van de plattegrond van De Paviljoens is door haar ingevuld met kunstgras en gemarkeerd met een wit houten frame, een referentie aan hét Amerikaanse kenmerk van de suburb. Het museum bevindt zich in het nog lege zanderige hart van de cirkel waaruit het stedenbouwkundige plan van Almere Poort is opgebouwd.

David Hamers, senior onderzoeker stedelijk gebied bij het Planbureau voor de Leefomgeving, gaf de aftrap voor ‘Pionieren in Poort’. Zijn voordracht ging over de opkomst en ontwikkeling van de suburb in Engeland en Amerika, waarbij de woorden verlangen en verwachting centraal stonden. Kenmerkend voor de suburbs in het algemeen (en Almere binnen Nederland in het bijzonder) is dat het niet alleen gaat om het bouwen van een nieuwe woonwijk, maar om het tot stand brengen van een nieuwe gemeenschap in een bijna maagdelijke omgeving. Het is op dat gebrek aan context dat de meeste kritiek zich richt, juist daar worden de gewekte verwachtingen niet waargemaakt.

De geschiedenis van de suburb begint in de negentiende eeuw in Engeland. De opkomst van de industrie zorgt voor een uittocht van de middenklasse uit de traditionele stad. Men keert deze stad de rug toe als het gaat om wonen. Voor het werk blijft men er echter afhankelijk van: de forens is geboren. Nostalgie voert hoogtij in deze periode. De middenklasse verlangt naar rust en orde, naar een thuis in een natuurlijke omgeving. In de loop van de eeuw wordt het principe van de suburb naar de VS geëxporteerd. Daar worden exclusieve wijken in landschappelijke stijl ontworpen, met letterlijke kopieën van Engelse dorpen zoals Riverside bij Chicago. Ook hier blijft de stad noodzakelijk doordat zij voorziet in werkgelegenheid.

Het verhaal van de suburb kan volgens Hamers vanuit verschillende perspectieven worden verteld. Meestal wordt het idealisme belicht, maar het mag duidelijk zijn dat de betrokken partijen niet louter idealistische motieven hadden. Met de suburb was een groot economisch belang gemoeid. Innovatie en industrialisatie van de bouw en de bouwmaterialen hebben geleid tot industrieel geproduceerde buitenwijken. Het luxe ideaalbeeld is in de loop van de tijd ver naar de achtergrond verdwenen, voor de bewoner blijft er steeds minder inspraak over. Van een exclusieve woonomgeving werd de suburb voor iedereen betaalbaar. De productiemachine moest blijven draaien. Enorme en vormeloze huizenzeeën waren het gevolg met bijbehorende problemen voor de bereikbaarheid. De consequenties van de malafide hypotheekregelingen die vervolgens werden ontwikkeld om de huizen te verkopen zijn bekend. Van de idealistische droom lijkt weinig over.

Heel verrassend is het verhaal van Hamers misschien niet, maar het biedt wel een helder overzicht van de ontwikkelingen die geleid hebben tot de hedendaagse suburb. Ook in Nederland zijn de gevolgen van grondspeculatie en de macht van projectontwikkelaars zichtbaar. Hamers biedt een terugblik in de geschiedenis en zet aan tot nadenken over hoe het anders kan. Als hoofdrolspelers noemt hij o.a. het Rijk en de gemeentes, de hypotheekverstrekkers, de ontwikkelaars en de bouwende partijen zoals aannemers en architecten. Het denken moet om. We lijken bang te zijn om mensen meer invloed te geven op hun leefomgeving, aldus Hamers. Maak de buitenwijken mooi in plaats van tegen de wensen van bewoners in te gaan. Geef ze de mogelijkheden, laat hen de stad maken zodat deze eigen wordt. Hamers juicht de aanpak van de Almeerse wethouder Adri Duivesteijn dan ook van harte toe.

Terug naar Almere. Ooit ontstaan als het overloopgebied voor Amsterdam en het Gooi is Almere één grote suburb. Almere heeft ruimte, grond en een bevolking die van elders komt. Dat biedt de stad kansen om te experimenteren met alternatieve gebiedsontwikkelingen die – wederom idealistisch – volgens haar bestuurders door de burgers zouden moeten worden gestuurd. Almere Poort is opgezet als een grote proeftuin voor particulier opdrachtgeverschap. Van grachtenpanden tot woonwerkvilla’s tot woontorens kunnen in eigen beheer worden ontwikkelt. Met als paradepaardje een door de bewoners zelf te ontwikkelen centrumgebied naar voorbeeld van het Duitse Tübingen. Het nieuwe stadsdeel krijgt langzaam vorm. Hoe het er uiteindelijk uit zal zien weet nog niemand.

Het begin is er. Maar hoe zuiver is de idealistische insteek? Gaat men werkelijk van de wensen van de burger uit of weegt het economisch belang toch ook zwaar? En hoe haalbaar is het experiment binnen het Almeerse woonklimaat, waar alleen voor starters en ouderen schaarste heerst? Oftewel, is de noodzaak om zelf te bouwen wel urgent genoeg?

Daar staat tegenover dat pionieren de Almeerse bevolking niet vreemd is. Het Tijdelijk Museum Almere viel dan ook in goede aarde. Nieuwsgierige bewoners namen deel aan lezingen, workshops en het traditionele architectuurontbijt op de Dag van de Architectuur. De wil is er, de weg lijkt er te komen.