Terwijl in Shanghai de Expo opende, was er in het Duitse Hannover een reünie van mensen die betrokken waren geweest bij de planning en uitvoer van de roemruchte Expo 2000. Gerd Streng ging naar Hannover om te kijken wat er nog zichtbaar is van de eerste wereldtentoonstelling op Duitse bodem.
Mensch, Natur, Technik vormde tien jaar geleden het motto van de wereldtentoonstelling in Hannover waar men sterk inzette op duurzaamheid en hergebruik. Nog voordat de Expo officieel open ging, was al duidelijk dat een groot deel van de paviljoens gesloopt of elders weer opgebouwd zou worden en dat driekwart van de locatie herbestemd zou worden als beursterrein – dit duurzaamheidsconcept was destijds de reden om de wereldexpo aan Hannover te gunnen. En zo wordt de infrastructuur die werd aangelegd voor de wereldexpositie nu gebruikt voor één van de grootste beursterreinen van Duitsland. Op stedenbouwkundige schaal is het hergebruik dan ook geslaagd te noemen.
In de grotere gebouwen rond de Expo-plaza zijn behalve de beurs, ook de faculteit design van de hogeschool Hannover, een bibliotheek, een mediaschool en het schattige exposeeum ondergebracht. Het exposeeum, een aanrader, is een klein museum over de wereldexpositie dat door een enthousiaste club vrijwilligers wordt gerund. Dat toch een deel van de gebouwen leeg staat komt enerzijds door het bestemmingsplan, dat de vestiging van winkels waar eten en drinken wordt verkocht, verbiedt. Ook is de huur voor de gebouwen, alsmede de grondprijs dusdanig hoog dat een groot deel van het zuidoostelijke terrein nu niet wordt gebruikt. Vooral het enorme lege volume van het voormalige Duitse paviljoen, een ruimte die slechts sporadisch voor grote evenementen wordt gebruikt, draagt niet bij aan een urbaan gevoel. De nieuwe Ikea die driehonderd meter zuidelijker aan de snelweg staat, had vanuit stedenbouwkundig oogpunt dan ook beter wat noordelijker op het voormalige expoterrein kunnen staan. Ikea is een trekker, een locatie in de nabijheid van het plaza zou zeker bijdragen aan een meer urbaan gevoel.
Het lot van de paviljoens werd door verschillende factoren bepaald, maar kende grofweg vier uitkomsten:
– IFD-hergebruik (industrieel, flexibel en demontabel), zoals het fantastische Christus-paviljoen dat in Volkenroda weer als deel van een kerk is herbouwd.
– Hergebruik ter plekke, met een nieuwe functie. Een voorbeeld is de Mousse T. Popacademie dat in het voormalige Belgische paviljoen is gehuisvest.
– Doorverkopen als bouwmateriaal, zoals is gebeurd met het Zwitserse paviljoen van Peter Zumthor.
– Slopen, en in het meest gunstige geval de grondstof hergebruiken, zoals gebeurde met het Japanse papierpaviljoen van Shigeru Ban.
De website van het exposeeum geeft een goed overzicht van wat met de paviljoens is gebeurd (zie link).
Een uitzondering vormt het Nederlandse Paviljoen. ‘Het ontwerp van het Rotterdamse architectenbureau MVRDV geeft door het stapelen van landschappen letterlijk gestalte aan het motto van de Nederlandse inzending ‘Holland schept ruimte’, aldus de inleiding in het officiële boek over het Nederlandse paviljoen van 1999. Stapelen als reactie op duurzaam ruimtegebruik; op zes lagen waren Nederlandse landschappen als duinen, bloemenvelden, bossen en water verweven met een thematische expositie over Nederland en zijn culturele, ecologische en economische uitingen.
De bovenste drie lagen van het spraakmakende gebouw zijn demontabel geconcipiëerd zodat het paviljoen na afloop elders kon worden opgebouwd. Maar met het Nederlandse paviljoen gebeurde helemaal niets; geen enkele van de vier mogelijkheden van omgaan met een expopaviljoen is benut, net zo min als een doorverkoop per laag. Als gevolg daarvan is in tien jaar tijd een schitterende ruïne ontstaan – juist dankzij de open opzet en de weinig degelijke materialisatie. De structuur is geheel gestript, staat leeg en straalt van binnen een welhaast mythische, geheimzinnige atmosfeer uit.
Even merkwaardig als de aanwezigheid van een ruïne op een bedrijventerrein zijn de gefaalde concepten voor hergebruik van het paviljoen: een garnalenkwekerij (!), opslag voor pellets (voor eco-verwarmingen) of ‘gewoon’ kantoren. Dat de bouwvergunning voor de houten draagconstructie al vijf jaar geleden is verlopen, maakt de zoektocht voor een nieuwe bestemming er niet makkelijker op. De eigenaar, een investeerder, zal het waarschijnlijk niet erg vinden als het paviljoen uit zichzelf in elkaar zou storten – meer dan 5.500 m2 grond komt dan vrij.
Voor het zover is, raad ik eenieder aan het paviljoen een keer te bezoeken. Minder lange wachttijden, een bijzondere sfeer en een geweldig uitzicht zijn gegarandeerd.