Oostende wordt ook wel eens Bruxelles à la mer genoemd. Het was immers de lievelingsbadplaats van Leopold II. En dat hebben ze hier geweten. De vorst verbleef zes maanden op een jaar in Oostende. Nu ja, hij had hier zijn amourette, zijn lief. Via een onderaardse gang, lopend vanaf de Venetiaanse gaanderijen tot in de Parijse straat, kon hij haar stiekem het hof maken. Hij kneep de katjes wat graag in het donker.
De man met de lange baard was inderdaad van geen kleintje vervaard. Geen stad of gemeente aan de Belgische kust genoot zo van zijn gunsten. Oostende werd omgebouwd tot een dartelende metropool voor wereldleiders. Een plek om te verpozen en te flaneren. Van de Sjah van Perzië tot Oost-Europese graven, prinsen, koningen, koninginnen en een trits aristocraten. Iedereen trok naar Oostende met de uitstekende trein- en mailbootverbinding. Frivool, speels en ondeugend als de stad is, ze heeft altijd en ook vandaag een bijzondere aantrekkingskracht uitgeoefend op arm en rijk, op beroemde en beruchte lieden.
Oostende was tijdens het interbellum een toevluchtsoord voor Joodse intellectuelen. Egon Kisch, Joseph Roth en Irmgard Keun maar ook Einstein en mevrouw Blavatski bivakkeerden in de koningin der badsteden. Of daar nog sporen van terug te vinden zijn? Jawel, de villa op de concessie in het naburige De Haan aan zee richting Knokke waar Enstein verbleef, draagt een gedenkteken. Maar het huis waar Blavatski een tijdlang logeerde – hier schreef ze trouwens een deel van haar Geheime Leer en klaagde ze over de slechte kwaliteit van de inkt in Oostende verdween helaas een paar jaar geleden. Oostende is te weinig trots op zijn verleden, hier regeren zo lijkt het wel, bouwpromotoren en ontwikkelaars. De Versluysing en de Versleuytering Versluys en Sleuyters zijn twee ontwikkelaars en bouwbedrijven zetten hier de toon en brengen helaas mediocre architectuur. Het ene flatgebouw na het andere rijst op. Over saaiheid gesproken. De Belle Epoque-architectuur staat onder druk maar is gelukkig voor de aanwaaiende toerist nog een beetje in beeld. Voor hoe lang nog? Treurig die afbraakroes waar de stad nauwelijks iets aan doet en zelfs oogluikend toelaat. Hedendaagse architectuur moet je hier niet zoeken. Gezonde architectuurreflexen bestaan er nauwelijks aan de Belgische kust. Het is zoals de nationale voetbalploeg: net niet dat kleine beetje meer. Geen oranjegekte. Geen architecturale waaghalzerij. Wel lekker eten en drinken, de glamour van het moment, chique winkels en een heerlijke promenade. Waar zeuren we eigenlijk over? Hollanders beginnen Oostende te ontdekken. Winkelen en zonnebaden, een unieke mix die wellicht een uiting is van Zuiderse Roomse weelderigheid. De Belgische kust is een groot utopisch project maar evenzeer een heterotopie van de vrije tijd.
Oostende spreekt Frans en Vlaams. Brusselaars komen nog altijd graag naar Oostende. Om klokslag elk uur vertrekt vanuit Brussel-Centraal een trein naar Oostende. En ga maar na, geen trein die zo heterocliet is bevolkt als deze trein op warme zomerse dagen. Werkmensen, vakantiegangers, dronkaards, schooiers, kinderkolonies en padvinders gewapend met tent, schepjes en iPhone, zakken in de zomermaanden luidruchtig af naar Oostende.
Heerlijk toch deze vakantiestad vol feestelijk vakantierumoer, waar mensen op zwemvliezen op straat lopen en ongegeneerd hun tatoeages etaleren. Rondvliegende ballen, bellende en slalommende go-cars. Van het Casino tot Mariakerke. Vergeet vooral René niet, bij hem eet je de beste mossels op aarde. Het is het grote geheim van Oostende. Want zeg nu zelf de liefde voor een stad gaat ook over de maag. Zijn etablissement heet voor alle duidelijkheid In de stad Kortrijk (Langestraat). De service is wat eigengereid en surrealistisch maar de mossels zijn de beste ter wereld. In de stad van Ensor schuilt het goddelijke in het kleine. Eenmaal terug thuis zal je de zilte smaak blijven herinneren. Broodthaers op je tong. Les moules et les choses dans ton mémoire et sur ta langue. Frans is overal.