Feature

Shophouse stad

Ho Chi Minhstad, het voormalige Saigon, lijkt op Amsterdam. Althans, als je door je oogharen naar de gebouwen in de Vietnamese stad kijkt. In de veelal smalle, langgerekte rijtjeshuizen wordt wonen met werken gecombineerd. Daarmee zijn ze vergelijkbaar met de opzet van de Nederlandse grachtenpanden. De vraag is of de Nederlanders daadwerkelijk invloed hebben gehad op de shophouses in Ho Chi Minhstad.

Op de schilderijen uit de zeventiende eeuw werden Nederlandse steden afgebeeld als geschenken van God. Blakend in het licht, lagen ze in een groen en vruchtbaar deltalandschap. De compacte stad was het toonbeeld van welvaart en het had een grote aantrekkingskracht op de bevolking. Hierdoor groeiden de Hollandse steden enorm. Om deze groei te controleren werden stedenbouwkundige uitbreidingsplannen gemaakt met aaneengesloten kavels voor de grachtenpanden. In deze multifunctionele rijtjeshuizen werd het wonen gecombineerd met werken. Maar waarom waren de huizen zo opvallend smal en diep? Het Amsterdamse Stadsarchief geeft aan dat er geen belasting op basis van de gevelbreedte werd geheven, dat kan dus niet de achterliggende reden zijn. Het is aannemelijker dat de smalle huizen het gevolg zijn van de hoge grondprijzen aan het water. Of met andere woorden: om zoveel mogelijk huizen te laten profiteren van het water werden de huizen smal en diep.

Tegelijk met de economische groei van de Hollandse stad, groeide ook de macht van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Dit internationaal opererend handelsbedrijf bouwde koloniale nederzettingen. Daarvoor gebruikten zij de stedenbouwkundige en architectonische kennis die werd opgedaan in Nederland. De belangrijkste handelsstad in Zuidoost-Azië werd Batavia, het huidige Jakarta. De ruimtelijke ordening van de Hollandse stad werd naar Batavia geëxporteerd. En ook hier werd het grachtenpand toegepast.

Als ik in Jakarta ben, ligt de stad er verlaten bij. De grachten stinken en zijn zo vies dat de grachtenpanden nauwelijks in het water worden weerspiegeld. Aan de Kali Besar – de gekanaliseerde Grote Rivier die dwars door het oude Batavia liep – verkoopt een vrouw eten aan de straat. Ze schuift wat plastic stoelen opzij, haalt het slot van de deur en laat me haar grachtenpand zien. Eenmaal binnen sta ik buiten, omdat zowel de vloer als het dak ontbreken. De rijke geschiedenis van de stad blijkt in handen te zijn van de arme bevolking.

Even later heb ik afgesproken met Candrian Attahiyyat. Hij is hoofd van de stedelijke dienst voor het beheer van de oude stad. Zijn kantoor zit in het voormalige Nederlandse stadhuis aan het grote plein van Batavia. Hij werkt in een kamer waar het licht via een hoog gelegen venster naar binnen schijnt – het beeld doet denken aan Vermeer. Als ik hem vraag of de Nederlanders invloed hebben gehad op de typologie van de shophouse, twijfelt hij. In het oude Batavia gebeurde namelijk iets opmerkelijks, hier kwamen de stedelijke culturen van zowel de Nederlanders als de Chinezen samen. Je zou kunnen zeggen dat de Nederlanders de stad bestuurden en dat de Chinezen de handel domineerden. Hierdoor kregen de Chinese immigranten de mogelijkheid om binnen de rationele Nederlandse stadsplanning (met smalle en diepe kavels) hun eigen handelswoning te bouwen.

Zo kwamen de Chinese en Nederlandse invloeden gedurende de zeventiende eeuw in Batavia samen. Uit de reisverslagen van de Engelse James Cook blijkt dat in 1726 binnen de stadsmuren 1242 Nederlandse en 1200 Chinese huizen waren. Dit aantal geeft de evenwichtige verhouding weer tussen de Nederlandse en Chinese bevolking. Dit evenwicht is ook terug te vinden in de architectuur van de gebouwen. In de Grote Atlas van de Verenigde Oost-Indische Compagnie uit 2007 zijn prachtige tekeningen van huizen opgenomen, die een Nederlands/Chinees karakter hebben. Zo is te zien dat Nederlandse terrassen aan de straatzijde werden gecombineerd met Chinese gebogen daken.

Deze ontmoeting tussen beide bevolkingsgroepen resulteerde in een mengeling van Nederlandse stadsplanning en Chinese commerciële functies. De typologie van de smalle, langgerekte rijwoningen voorzag in de commerciële behoefte. Voor zover ik kan overzien, zorgde de opbloeiende handel en toenemende bevolkingsdichtheid in de Zuidoost Aziatische steden er voor dat het shophouse concept verder werd verspreid. De Chinese handelsdominantie in de regio zorgde er onvermijdelijk voor dat niet de Nederlanders, maar de Chinezen de kennis en kunde van Batavia naar Vietnam hebben verscheept. Zij bouwden de smalle, diepe rijtjeshuizen eerst in Hanoi en later in Cholon, de voormalige Chinese tweelingstad even ten zuiden van Saigon.

Veel van de Chinezen in Cholon stammen af van de eerste immigranten uit de achttiende eeuw. Vandaag de dag wijzen Chinese tekens op de winkelpuien dat ze er nog steeds wonen. Bij een van de huizen word ik uitgenodigd om binnen te kijken. Frontaal in de werkruimte staat een antiek beeld naast een altaar. ‘Deze oude leeuw,’ vertelt de eigenaar, ‘is ongeveer 150 jaar oud en is een pronkstuk van de familie’. Vervolgens wijst ze naar de Chinese tekens op de gevel, ‘dit is een ode aan de gemeenschap en de mensen die dit gebouw hebben gemaakt’. Nu wordt me duidelijk dat het oude gebouw vroeger een tempel was. De tempel is getransformeerd tot een rijtje van shophouses. Deze nauwelijks zichtbare sporen van de geschiedenis tonen het karakter van Cholon. De eigenaar legt uit waarom de binnen- en buitenkant van hun huis nog steeds een zelfde historische sfeer uitademt: ‘Het huis is nooit verbouwd, omdat de grootmoeder de familie niet toestaat om de geschiedenis te veranderen’.

Dit gebouw vormt echter een van de uitzonderingen in Cholon. Door de groeiende economie van Ho Chi Minhstad en het gebrek aan bescherming gaan veel oude shophouses tegen de vlakte. Nieuwe en hogere shophouses leveren meer geld op en daarnaast blijven subsidie en regelgeving achterwege om de oude panden te beschermen. De stad verliest zo een belangrijk deel van het gebouwde erfgoed. Anders dan de Amsterdamse grachten, die sinds kort tot op de Werelderfgoedlijst van UNESCO staan. Zover is het met de Vietnamese shophouses nog lang niet.