Het boek Spacematrix is een uitputtend werk over stedelijke dichtheid. Aan de hand van nauwgezet onderzoek en wiskundige formules verrijken en herpositioneren de auteurs de stedenbouwkundige discipline.
Spacematrix bevat de uitkomsten van negen jaar onderzoek door Meta Berghauser Pont en Per Haupt naar het elastische begrip stedelijke dichtheid. Het boek is een bewerking van het proefschrift dat het duo eind 2009 voltooide aan de Faculteit Bouwkunde van de TU Delft.
De auteurs stellen in de inleiding dat het boek fundamenteel inzicht zal geven in het begrip dichtheid. Een inzicht dat nu met node gemist wordt in het krachtenspel van stedelijke opgaven, waar kwantitatieve eisen, fysieke beperkingen en kwalitatieve voorkeuren tegen elkaar worden uitgeruild. Spacematrix streeft met deze ambitie de stapel opzienbarende boeken over het onderwerp waaronder Farmax van MVRDV voorbij.
Op het eerste gezicht ziet het boek er helemaal niet baanbrekend uit. Op de zwarte omslag prijken enkel een paar maquettes van gebouwensembles. Al doorbladerend bezorgt Spacematrix mij een déjà vu naar mijn wiskundeboeken op de middelbare school. Lappen tekst worden afgewisseld met ingewikkeld ogende formules en talloze grafieken. Niet echt een aanlokkelijk vooruitzicht. Echter, doorzetten loont. De teksten zijn goed geschreven, doorwrocht en prikkelend.
Het boek begint met de stedenbouwkundige geschiedenis van Amsterdam en laat zien dat aan het begrip dichtheid door de jaren heen verschillende waarden zijn toegekend. De auteurs ontrafelen vervolgens alle aspecten van dichtheid die volgens hen op zichzelf te beperkt zijn om het begrip dichtheid in relatie tot stedelijke vorm (en ruimtelijkheid) te vatten.
Zo blijkt de in Nederland meest gebruikte eenheid voor dichtheid woningen per hectare niet afdoende. De auteurs bepleiten dat de grootheden gebouwintensiteit (FSI), bebouwd oppervlak (GSI) en netwerkdichtheid (N) de basis vormen voor een eenduidige benadering van het begrip dichtheid. In het driedimensionale diagram, de Spacematrix, kan de ruimtelijke DNA van bebouwde omgevingen weergegeven worden. Door het inventariseren van deze grootheden bij talloze bestaande stedelijke omgevingen in Amsterdam, Berlijn en Barcelona wordt uiteen gezet dat binnen de Spacematrix gebieden zijn af te bakenen waarbinnen zich de verschillende bebouwingstypologieën bevinden.
Spacematrix biedt een houvast om stedelijke dichtheid op verschillende schaalniveaus te normaliseren en met wiskundige precisie te koppelen aan prestatienormen (lichtinval, parkeren, energiehuishouding, stedelijkheid, etc). Wat hier sterk aan is, is dat deze normalisering door stedenbouwkundigen gebruikt kan worden voor zowel inventarisatie en analyse als ontwerp. Zo kan een analyse van een bepaalde context uitwijzen of de dichtheid van een gebied aansluit bij de manier waarop een gebied zou moeten presteren en tevens inzichtelijk maken wat er nog kan gebeuren om het gebied op scherp te zetten. Dit maakt de Spacematrix bijvoorbeeld het gereedschap bij uitstek voor de missie van de Rijksbouwmeester die in de publicatie Prachtig Compact NL pleit voor het inbreiden van bestaande steden. Maar Spacematrix kan net zo makkelijk worden ingezet bij tabula rasa-achtige ontwikkelingen.
Spacematrix speelt niet in op de actualiteit, het is een standaardwerk. Berhauser Pont en Haupt hebben noeste arbeid verricht die eenvoudigweg nog moest gebeuren. Noem het achterstallig onderhoud van het vak. De geformuleerde definities leiden waarschijnlijk in 2011 tot een nieuwe NEN-norm die het begrip dichtheid formeel verankert in gebiedsontwikkeling.
Doordat de auteurs zelf in de praktijk werken maken ze uiteraard ook opmerkingen over de positie van hun vak en actuele ontwikkelingen. Ook tonen ze eigen werk. Ze pleiten voor stedenbouwkundige planning die in staat is om gecontroleerd flexibel te zijn. De kennis over dichtheid laat toe dat plannen binnen de vastgestelde ambities waar nodig kunnen worden bijgesteld. Controle over de normen ten aanzien van dichtheid en performance zorgt ervoor dat plannen op de kleinere schaalniveaus door verschillende partijen kunnen worden uitgewerkt. Deze verschuiving van blueprint planning naar performance-based design geeft hernieuwde relevantie aan het vak stedenbouw. Het introduceren van de Spacematrix in het proces kan volgens de auteurs niet vroeg genoeg zijn.
De opluchting dat het ei gelegd is blijkt aan het eind van het boek. Nu de Spacematrix er is kunnen ze verder. Ze sluiten het boek af met een aanzet voor een nieuw onderzoek naar het ruimtegebruik in bestaande steden genaamd ScarCity waarbij de Spacematrix een leidend hulpmiddel is.
Zelden las ik een boek over mijn vak dat zo gedegen op een doel afgaat, van historisch besef getuigt, uitvoerig uitlegt zonder belerend te worden en mij aan het eind inzichten en instrumenten biedt die ik direct kan gebruiken in mijn beroepspraktijk. Dit boek is verplichte kost voor zowel architecten en stedenbouwers als beleidsmakers en projectontwikkelaars. Ik vrees alleen dat de neutrale vormgeving het boek in de weg zit. Het boek doet zichzelf daarmee te kort. De vormgeving, geheel volgens het Joost Grootens recept, heeft geen hoogte- en dieptepunten, waardoor zij een lezer niet overtuigt van het enorme belang van de inhoud. Prima voor een atlas, maar voor een wetenschappelijk onderzoek dat geraffineerd naar een punt leidt, werkt het niet. Een beetje meer grafisch vuurwerk had best gemogen.