Recensie

IBA Stadtumbau 2010: naar Weniger ist Zukunft

Hoewel in Nederland de ruimtelijke gevolgen van krimp nog amper te zien zijn, begint het tot de vakwereld door te dringen dat het krimpvraagstuk ook in Nederland speelt. Hoe is dit vraagstuk het beste te adresseren? In de oostelijk gelegen Duitse deelstaat Saksen-Anhalt wordt op de Internationale Bau Ausstelling Stadtumbau een keur aan oplossingen getoond. De IBA is dan ook voor Nederlanders zeer leerzaam.

Die „Drive-Thru-Gallery“ in der Innenstadt Ascherslebens / foto Doreen Ritzau – IBA-BÜRO STADTUMBAU 2010 Dessau-Roßlau

Welke oplossingen en concepten zijn in staat het wilde krimpbeest te temmen en zo de economische en sociale gevolgen te verzachten? In Dessau wordt het resultaat van het krimpbeleid op de tentoonstelling Weniger ist Zukunft geëxposeerd. De tentoonstelling is onderdeel van de Internationale Bau Ausstelling Stadtumbau Saksen-Anhalt, die in 2002 is gestart. Doel van de IBA is het genereren van oplossingen voor krimpende steden, met Saksen-Anhalt als laboratorium.
Na de val van de muur in 1989 kwam in Duitsland een grote migratiestroom in westelijke richting op gang. Dorpen en steden in voormalig Oost-Duistland begonnen de gevolgen van de bevolkingskrimp al snel te ervaren. Dit leidde tot het opstellen van het programma Stadtumbau Ost. Met als gevolg dat corporaties driftig begonnen met slopen want het geld was er, een visie of idee op de stedenbouwkundige structuur ontbrak echter. Goede antwoorden op het krimpvraagstuk bestonden toentertijd eenvoudigweg niet. Voor deze IBA proberen stadsplanners, architecten, burgers en vertegenwoordigers van politiek en bedrijfsleven in 19 steden in Saksen-Anhalt nieuwe technieken en gereedschappen te ontwikkelen om de gevolgen van krimp te verzachten.

De tentoonstelling Weniger ist Zukunft bestaat uit twee delen. Het eerste deel schets op een confronterende manier de krimpproblematiek. Sinds 1989 is de bevolking in Saksen-Anhalt met circa 17 procent afgenomen en stonden er meer dan 1 miljoen woningen leeg. De abstractie van dergelijke cijfers wordt helder en pijnlijk zichtbaar gemaakt door een serie glazen stolpflessen met daarin mens-erger-je-niet-pionnen. De flessen worden steeds leger. Ook twee foto’s van Nikolaus Brade geven een verpletterend beeld van hoe krimp toeslaat. Op het linkerbeeld spelen kinderen in een zandbak, op de achtergrond staat een Plattenbau-flat leeg te wezen. Op de rechterfoto – tien jaar later – zijn alleen de straten, bomen en straatnaambordjes nog aanwezig. De rest is weg.

Scherp is de bijdrage van Floris Alkemade die in een gefilmd interview de crisis in de ruimtelijke ordening en de gevolgen daarvan voor de krimpaanpak becommentarieerd. Na het verdwijnen van het communisme en socialisme en de bijbehorende planmatige stedenbouw, verschijnen er ook breuken in de manier waarop stadsplanning in de kapitalistische wereld plaatsvindt nu door crisis en speculatie, bouwprojecten niet meer worden uitgevoerd. Oostelijk Duitsland loopt volgens Alkemade in twee opzichten voor op West-Europa: in de grootte van de problematiek, maar ook in de potentie van de oplossingen. Alkemade stelt dat in het westen nog immer bestaande en bekende concepten worden aangedragen; krimp en kapitalisme verdragen elkaar slecht. Maar problemen ten gevolge van krimp zijn niet op te lossen met de welbekende oude (groei-)concepten. We moeten dus op zoek naar nieuwe concepten en die liggen niet voor het oprapen. Niet iedereen heeft dat door, of wil dat doorhebben, aldus Alkemade.

Krimp is geen momentopname, krimp is een proces. De reactie van de vakwereld lijkt op de door de psychiater Elisabeth Kübler-Ross opgestelde stadia in rouwverwerking. Na ontkenning (shock) komt eerst de woede, gevolgd door marchanderen; onberedeneerbare pogingen om met het krimplot te onderhandelen – als we maar eengezinswoningen bouwen houden we de krimp wel tegen. Dan volgt de  depressie – hoe heeft het zover kunnen komen, we hebben toch ons best gedaan? – en uiteindelijk acceptatie. Deze stadia van krimprouw hebben de steden in Saksen-Anhalt de afgelopen twintig jaar duidelijk doorlopen en zijn daarmee voorlopers op veel steden in West-Europa.
Het tweede deel van de tentoonstelling toont een diversiteit aan oplossingen. Daar valt veel uit te leren. Bijzonder is dat alle 19 steden een eigen profiel voor het oplossen van de problemen hebben opgesteld. Deze modellen leiden zeker niet tot het terugdringen van de krimp – die is onvermijdelijk en autonoom. Te zien zijn een keur aan oplossingsmodellen gebaseerd op het principe Weniger ist Zukunft, ofwel: minder is de toekomst. De modellen zijn gegroepeerd in thema’s als landschap, onderwijs, erfgoed en identiteit. Dat klinkt als een willekeurige opsomming, maar wonderwel passen de oplossingen waarvoor de verschillende steden kozen, goed binnen deze thematische indeling. De oplossingen verschillen van het concentreren van alle woningbouw in de kern van de stad Ascherleben, tot aan het stimuleren van een leerlandschap in Bernbug en van het centraal stellen van homeopathie als ontwikkelingskracht in het plaatsje Köhten, tot aan het uitbuiten van kerkhervormer Luther in zijn geboorteplaats Eisleben.

Kenmerkend voor de aanpak is de totale afwezigheid van starchitecture,  eenvoudig omdat de Bilbao-Guggenheim-oplossing hier volstrekt onrealistisch is. Kleinschaligheid, lage kosten en hoge betrokkenheid van burgers en instellingen karakteriseren alle oplossingen. Vooral de betrokkenheid  van burgers en locale organisaties is een essentieel onderdeel om te voorkomen dat de blijvers geen vertrekkers worden. In veel gevallen zijn het kunstenaars, literatoren, landschapsarchitecten, muzikanten of andere creatievelingen die de schakel vormen tussen de gemeentes en de bewoners, zij zijn het die projecten verzinnen en aanzwengelen.

Bijzonder is het concept dat voor Dessau is bedacht: Urbane Kerne – Landschaftliche zonen; stedelijke kernen en landschappelijke zones.  Het model is op de tentoonstelling te zien en buiten in de praktijk te ervaren. Opeens blijkt dat een theoretisch, sympathiek idee – het ‘umpixeln’ van de stad door gratis kavels van 20 bij 20 meter uit te geven aan bewoners en bedrijven die daar een tuin op kunnen beginnen – in de praktijk niet altijd overtuigend werkt. De apothekerstuin waar de plaatselijke apotheek kruiden kweekt ziet er leefbaar uit, maar het veld dat door de lokale dansschool is geclaimd om buiten te kunnen dansen, maakt een sterk verwaarloosde indruk. Want hoe vindingrijk het concept umpixeln ook is, een tuin hebben is iets anders is dan een tuin onderhouden. Het levert uiteindelijk verwaarloosde tuinen tussen modernistische Plattenbauflats op, die eerder bijdragen aan het beeld van een krimpende omgeving dan dat ze die omgeving opfleuren of aantrekkelijk maken.
Wat echter blijft hangen van de tentoonstelling Weniger ist Zukunft, is dat doemdenken niet de oplossing is, dat er niet één oplossing bestaat, en dat het inzetten op en uitvoeren van vernieuwende concepten heel goed het krimpbeest kunnen temmen.