In de jaren 90, toen de computer langzaam maar zeker een vaste plaats op het architectenbureau begon te veroveren, lagen er een aantal fascinerende beloften in het verschiet. De uitwisseling van bouwinformatie zou sterk versnellen en verbeteren, het ontwerpen zou volledig 3-dimensionaal worden en zowel het ontwerp als het gebouw zouden intelligenter worden. Erg snel ging het allemaal niet, de computer bleef lange tijd niet veel meer dan een handige tekenmachine, maar met de komst van BIM lijkt er toch iets van die beloften van toen te worden ingelost.
Zoals architecten in de ooit als teken van hun bij-de-tijd zijn trots meldden dat er met de computer werd getekend, zo wordt er tegenwoordig steeds vaker vermeld dat er met BIM wordt gewerkt, of anders wordt ten minste de intentie uitgesproken dit in de nabije toekomst te gaan doen. Het ziet er dus naar uit dat er daadwerkelijk iets aan het veranderen is in de ontwerp- en bouwpraktijk. Maar wat eigenlijk? En wie profiteert daar dan van?
Het acroniem BIM, wat staat voor Bouw Informatie Modelleren, zegt op zichzelf eigenlijk nog niets. De traditionele set tekeningen, bestek en begroting is immers evengoed een model dat informatie koppelt op basis waarvan gebouwd kan worden. Dat is wat architecten samen met hun adviseurs doen: modellen maken op basis waarvan gebouwd kan worden. Wat BIM anders maakt is dat het ontwerp en het ontwerpproces, in de zin van de opeenvolging van verandering en uitbreiding, niet meer primair wordt vastgelegd op een serie 2D tekeningen, maar dat er gewerkt wordt in en aan één collectief 3D computermodel. Om nog even in oude mediatermen te blijven: in plaats van tekeningen van het gebouw, bouwt de architect het ontwerp langzaam op als een maquette die steeds gedetailleerder wordt. Als het daarbij zou blijven dan zou dat op zichzelf al winst zijn, De tekening is immers een abstractie van de 3-dimensionale werkelijkheid, een maquette benadert deze werkelijkheid veel beter, alleen de schaal blijft in theorie (je kunt een maquette ook 1-op-1 bouwen) als abstractie over. Voor opdrachtgevers, maar ook voor andere partijen in de bouw, geeft een maquette veel sneller en veel duidelijker inzicht in het ontwerp. De communicatie over en het inzicht in het ontwerp wordt daardoor sterk verbeterd, en dat mag je tenminste verwachten daarmee de kwaliteit van het ontwerp zelf. En dat is winst.
Een belangrijk aspect aan BIM is dat in principe, in de praktijk werkt het nog lang niet altijd zo – iedereen die bij het proces betrokken is aan hetzelfde model werkt. En dat is een belangrijk verschil met de oude praktijk. Ooit kon een architect misschien nog alles zelf tekenen en berekenen; het model zat in één hoofd, de tekeningen dienden slechts om dit model vast te leggen en over te dragen. Maar zo werkt het al lang niet meer. De architect is een architectenbureau geworden, meerdere mensen werken aan een ontwerp. Daarnaast is er een reeks van externe adviseurs en andere betrokkenen die allemaal op enig moment iets aan het ontwerp aanpassen. Het model dat als ontwerp misschien ooit integraal in het hoofd van een architect kon zitten, is versplinterd geraakt over vele partijen en hoofden. Omdat dat tussen de partijen en in die hoofden zwevende model geen eenduidige articulatie of neerslag had in enig uniek tastbaar en meetbaar object, maar in een geheel van gerelateerde objecten (tekeningen, teksten, tabellen), ontstonden er met de toename van de complexiteit van het bouwen steeds meer potentiële misverstanden en domweg fouten. Het werken met alle partijen aan één model zou veel van die misverstanden en fouten moeten verhelpen. Een installateur die op zijn eigen installatietekening een luchtkanaal dwars door een dragende kolom tekent, en al die andere suffe fouten, zouden, als iedereen in hetzelfde model zou werken, worden opgelost; al of niet met behulp van een speciale clash control applicatie. En ook dat is winst, in tijd, in frustratie en uiteindelijk in Euros.
Een derde aspect aan BIM is dat het model intelligent kan worden gemaakt. Je moet met dat soort opmerkingen als het om computers gaat altijd oppassen; het apparaat is immers nooit intelligenter dan de processen die er op draaien, en die blijven door mensen gemaakt. Wat er in dit geval mee bedoeld wordt is dat aan het model (of beter aan elementen in het model) allerlei extra informatie kan worden gehangen. Zoals de prijs van het materiaal en van het maken, waarmee in theorie de bouwsom bij elke wijziging in real time bekend zou kunnen zijn. Of de bouwfysische kenmerken van een ruimte, waarmee de veranderingen in het ontwerp direct de verandering in energiegebruik, maar bijvoorbeeld ook akoestiek direct kunnen worden getoond. Dit aspect maakt een BIM model tot een belangrijke factor in het ontwerpen zelf. Want de technische en budgettaire voor- en nadelen van een ontwerpbeslissing kunnen daarmee in principe in real time en aan alle betrokkenen worden getoond. In theorie zou het model eigenlijk procedures die aan het model zijn gekoppeld – daarmee de als bewaker kunnen dienen van een aantal vooraf ingestelde prestatie-eisen. En nog weer een theoretisch stapje verder: de computer als ontwerpmachine, die automatisch na invoer van de prestatie-eisen een optimaal ontwerp genereert. Zover zal het overigens nooit komen, de benodigde informatie en de onderlinge samenhang daarvan is zodanig niet-lineair en dynamisch, dat nog even afgezien van het niet kwantificeerbare begrip architectonische kwaliteit – altijd sprake zal zijn van een veld van meer of minder optimale deeloplossingen waaruit iemand (de architect?) toch zal moeten kiezen. De echt belangrijke beslissingen blijven onderhevig aan creativiteit en zelfs intuïtie.
Er zijn nog veel problemen die moeten worden opgelost voordat BIM volledig zal zijn geaccepteerd. De compatibiliteit is er maar één van, want tot een officiële eenduidige uitwisselingsstandaard is het nog niet gekomen. IFC (Industry Foundation Classes) zou dit moeten bewerkstelligen, maar zoiets gaat traag. Verder zullen alle parijen moeten meewerken. BIM is vooral een middel om het proces transparanter en de gevolgen van beslissingen inzichtelijker te maken. Niet iedereen zal met deze transparantie even blij zijn, er valt immers positie te verwerven of geld te verdienen door het bewust mistig houden van de besluitvorming.
Dan is er nog een belangrijk juridisch aspect: want wie is er eigenaar van het gedeelde model? In het theoretisch optimale geval wordt iedereen die in en aan het model werkt mede-ontwerper, en zijn alle ontwerpbeslissingen door het collectief genomen. Het begrip auteursrecht, toch al wankel in de architectuur, komt daarmee nog verder op de tocht te staan. En wie is verantwoordelijk, niet alleen voor de kwaliteit, maar ook voor de fouten die desondanks nog in het model zitten? In principe ligt hier een taak voor de architect als beheerder van het model. Misschien kan beter worden gesproken van een mogelijkheid voor de architect om de positie te herwinnen als spin in het web, en als onafhankelijk beheerder van verschillende deelbelangen, inclusief het maatschappelijke belang. Het zou mooi zijn als BIM, juist dankzij het delen van informatie en het integreren van partijen en belangen in één model, via de weg van het nemen van verantwoordelijkheid, nieuwe kracht aan de positie van de architect zou verlenen.
Intussen lijkt het zaak dat architecten zich snel de beginselen van BIM eigen maken. Gemakkelijk zal het niet zijn, het vraagt in wezen om een totale herziening van de bureauorganisatie en zelfs het ontwerpen zelf. Maar het loont. Of zoals een architect die na een lezing vol problemen die hij bij het implementeren en het werken met BIM tegenkwam tot slot toch concludeerde: Bimmen is leuk!