Tijdens de studiereis van het Fonds BKVB langs negen verschillende Europese steden zagen wij niet alleen hoe overheden in tijden van verandering cultuur inzetten om hun stad te profileren. We ontmoetten er ook burgers die trachten de stedelijke leefomgeving te verbeteren, voor henzelf of voor medeburgers.
Zo maken wij in Skopje (Macedonië) kennis met de Eerste Archi Brigade (Prva Arhi Brigada), een groepje architectuurstudenten dat aandacht vraagt voor de recente bouwgeschiedenis van de stad en acties voert tegen al te brute ingrepen in het stedelijk weefsel. De emoties lopen daarbij hoog op en leiden soms zelfs tot gewelddadige tegenreacties. In Pristina (Kosovo) worden we ontvangen door Petrit Selimi in zijn stripcafé. Deze ambitieuze begin dertiger heeft in korte tijd een indrukwekkend c.v. opgebouwd, onder meer als lid van het bestuur van de George Soros Foundation in Kosovo, en lijkt zich warm te draaien voor een loopbaan in de politiek. Hij steekt in een razend tempo een optimistisch verhaal af over de kansen die hij ziet om in Kosovo aan een nieuwe en vooral open maatschappij te bouwen.
Bouwen en trouwen, dat is wat de Kosovaren het liefste lijken te doen, concluderen wij al snel. Overal staan nieuwe huizen, dicht op elkaar in het centrum van Pristina of plompverloren op voormalige landbouwgronden aan de randen van de stad. En overal duiken, naast handelaren in bouwmaterialen, winkels met bruidsjurken op. Sinds de Navo in 1999 tussenbeide kwam in de strijd tussen Servische troepen en het Albanees-Kosovaarse bevrijdingsleger UCK, is in Kosovo sprake van een ongelofelijke bouwwoede. Het lijkt een manier om te zeggen: dit land is van ons. Tegelijkertijd ontstond er door de terugkeer van gevluchte Kosovaren en de trek van het platteland naar de stad, een enorme behoefte aan woningen. Een belangrijk deel daarvan is illegaal gebouwd. Omdat de gemeente geen wettelijk geregeld planningsbeleid voerde, was het tot 2005 zelfs onmogelijk om een bouwvergunning aan te vragen.
De bruidsjurken duiden op een ander fenomeen: familie is heilig op de Balkan. Gemeenschappen – zeker als ze net van het land naar de stad trokken – zijn vaak nog georganiseerd rond familieclans. Dat belang van familiebanden komen we ook tegen in Tirana, waar we door Darina Kokona van Co-PLAN, Institute for Habitat Development, worden rondgeleid in een van de wijken die daar tijdens de anarchistische jaren negentig van de vorige eeuw illegaal werden gebouwd. Co-PLAN werkte er aan de verbetering van gemeenschappelijke voorzieningen als goede toegangswegen, afvalverzameling en een school. Dit gebeurde in nauwe samenwerking en overleg met representanten van de gemeenschap, vaak hoofden van familieclans. Deze non-profit organisatie probeert bottom up ontwikkelingen in goede banen te leiden door ze met topdown strategieën te versterken en verbinden.
Als gevolg van een zeer abrupte en gewelddadige overgang van een samenleving gebouwd op collectivisme naar een extreem liberale vorm van kapitalisme, geldt in steden op de Balkan vaak het recht van de sterkste. Ieder moet voor zijn eigen hachje zorgen en woningen zijn van een mensenrecht een investeringsobject geworden, met alle gevolgen van dien. Omdat ze geen alternatief hebben voor de illegale bouwsels en omdat het er zo ongelofelijk veel zijn, besluiten de autoriteiten vaak om de nieuwe wijken als een fait accompli te accepteren. Langzamerhand wordt getracht weer een beetje grip te krijgen op de samenleving, door bijvoorbeeld onroerendgoedbelasting te innen kan er geïnvesteerd worden in gemeenschappelijke voorzieningen, wordt de stad schoner en veiliger en neemt de kwaliteit van leven toe. Na de chaos van de afgelopen decennia zijn de inwoners van Pristina en Tirana wel toe aan een beetje topdown-organisatie.
In Marseille lijken de autoriteiten de erbarmelijke situatie van de allerarmste delen van de stad te negeren, alsof ze deze al lang geleden hebben opgegeven. De modernistische ensembles van Parc Kallisté en Campagne Lévêque in het noorden van de stad waren bij oplevering het summum van modern wonen voor de kleine bourgeoisie. Nu zijn het verticale bidonville (sloppenwijken) vol met immigranten uit Algerije, Afrika en Oost-Europa. Met name bij Parc Kallisté zijn de problemen groot. De appartementen in de enorme flats zijn in het bezit van verschillende huisjesmelkers, met als gevolg dat ze slecht onderhouden worden en de openbare ruimte een vervuild niemandsland is. Bewoners komen overal en nergens vandaan en hebben moeite zich te organiseren. Daarbij beschouwen velen de wooncomplexen waarschijnlijk als een doorgangshuis naar een beter leven niet de moeite waard om tijd en energie in te steken. Onze gastheer Didier Bonnet doet dat wel. Maar Bonnet is geen bewoner, hij is vooral een sociaal betrokken entrepreneur, zoals hij het zelf noemt. Hij zorgde met zijn bedrijfje ADRETS voor een sportveldje en regelt een klein salaris voor enkele bewoners die de gedeelde ruimtes schoonhouden. Zolang bewoners zich niet op grote schaal organiseren en de overheid zijn handen aftrekt van dergelijke plekken, lijken zijn acties een druppel op een gloeiende plaat. Ook al glimmen de schoonmakers van trots bij de aandacht van het Nederlandse bezoek.
In Campagne Lévêque worden we rondgeleid door Christine Breton, die afscheid nam van de traditionele kunstwereld waarin zij als curator werkte om haar onstuitbare energie te stoppen in projecten als Hôtel du Nord, dat chambres d’hôte bij bewoners in arme wijken verzorgt. Ze laat ons een illegale route nemen via de ‘ascenseur’ (lift), een afsnijdpaadje van de jeugd door het gat in een hek, en vertelt over de majestueuze trappen die hier ooit lagen. Met haar activiteiten probeert ze de geschiedenis van de plek te verbinden met de levens van de bewoners, om zo de tabula rasa van het modernisme en de breuk van immigratie in te kleuren met nieuwe verhalen.
Aan de overkant van het Kanaal, is de bevolking van Liverpool na de modernisering van de havenactiviteiten en het verdwijnen van belangrijke werkgevers als de mijnbouw en textielindustrie in sommige wijken met tweederde gekrompen. We worden er hartelijk welkom geheten door de laatste bewoners van de straatjes rond Blooming Cairns Street. In de jaren 80 vonden in deze buurt rellen plaats, als gevolg van grote werkeloosheid en etnische spanningen. Vanaf die tijd ging het bergafwaarts met de buurt, bewoners trokken langzamerhand weg. Alleen enkele dames op leeftijd zijn tussen de inmiddels verlaten en dichtgetimmerde panden blijven wonen. Zij willen niet weg, wonen hier soms al hun hele leven en hebben vaak het geld niet om elders een geschikte woning te vinden. Om de moed er in te houden hebben ze de dichtgetimmerde panden tegenover hun eigen woningen met frisse kleuren beschilderd, en bloemen gepland in de tuintjes.
De bruisende energie die we tegenkwamen in Skopje, Pristina en Tirana staat ogenschijnlijk in groot contrast met de stilstand in Marseille en de krimp in Noord Engeland. Waar op de Balkan een gebrek aan centrale sturing wordt gevoeld, lijkt in West-Europese steden door een overvloed aan regelgeving juist weinig ruimte te bestaan voor eigen initiatief. Toch ontmoeten we ook daar mensen die zeer gemotiveerd tijd en moeite steken in de verbetering van de stad, juist aan de onderkant, waar mensen kwetsbaar zijn. Zoals Kate en Cat, de oprichtsters van Seagulls in Leeds, een bedrijfje dat verfrestanten inzamelt, samenvoegt en voor een klein prijsje weer doorverkoopt. In Seagulls wordt gewerkt aan een duurzamer bestaan, het bedrijf biedt jongeren met problemen of handicap werk en mensen met een kleine portemonnee kunnen goedkoop een verfklus aan Seagulls uitbesteden. Niet dat Kate en Cat de problemen van de onderklasse hebben opgelost – of van zichzelf, want ze houden het hoofd telkens nét boven water – maar Seagulls vormt wel een broodnodige vrolijke noot in de verder nogal aangeharkte en afgebakende Engelse stad.