Feature

Tschumi in Groningen

Ter gelegenheid van de 20ste verjaardag van het door hem ontworpen en naar hem vernoemde paviljoen kwam architect en theoreticus Bernard Tschumi naar Groningen voor een lezing over Constraints, Context, Concept & Content.

foto Columbia GSAPP

In 1990 vond in Groningen de manifestatie What a Wonderful World! Musicvideo’s in architecture plaats waarbij het destijds relatief jonge fenomeen videoclip onder de aandacht werd gebracht in daarvoor speciaal ontworpen tijdelijke paviljoens. Vijf architecten die een paar jaar eerder deelnamen aan de tentoonstelling over deconstructivistische architectuur in het MoMA in New York werden gevraagd de paviljoens te ontwerpen. De constructies van Zaha Hadid, Peter Eisenman en Coop Himmelb(l)au werden na de manifestatie afgebroken of verkocht, maar het paviljoen van Bernard Tschumi en het expositie-object van Rem Koolhaas, die zo slim was om op toekomstig gebruik te anticiperen door een bushaltehokje te ontwerpen, bleven in Groningen staan. Al twintig jaar staat het geheel glazen paviljoen nu op het Hereplein en al vijftien jaar lang zorgt de stichting Tschumipaviljoen voor kunstactiviteiten die het bouwwerk vullen.

Reden genoeg voor een verjaardagfeestje. En ter gelegenheid daarvan kwam Bernard Tschumi naar de stad en gaf in het nabijgelegen Groninger Forum een lezing. Het was geen vlammend theoretisch betoog, zoals men wellicht met de ‘Manhattan Transcripts’ en ander abstract werk in het achterhoofd zou verwachten. Tschumi vertelde een vlot verteld verhaal waarbij in vogelvlucht een doorsnede van zijn oeuvre voorbijkwam. Te beginnen bij Parc de la Villette, via het paviljoen in Groningen tot uiteindelijk het in 2009 voltooide Acropolismuseum in Athene. De theoretische lading zat achter de plaatjes verscholen en sijpelde als het ware door de behandeling van de projecten heen. Kort samengevat luidde deze Constraints, Context, Concept & Content.

Tschumi houdt van beperkingen (constraints), ze zijn voor hem de motor van het ontwerpproces. Problemen en beperkingen zijn er altijd: de restricties van de New Yorkse bouwenveloppe, het funderen tussen de archeologische resten in Athene, of de verborgen agenda van de opdrachtgever. En als er geen beperkingen zijn dan bedenkt hij ze zelf door de moeilijkste locatie voor zijn gebouw te kiezen – denk aan het Lindner Athlectic Center op de campus van de University of Cincinnati dat ingeklemd is tussen een stadion en een sporthal en ook nog boven een bevoorradingsweg staat – of door het overbouwen van bestaande gebouwen zoals bij het Le Fresnoy Art Center in Tourcoing. Ook de context is in wezen zo’n beperking die hij naar zijn hand zet, of misschien scherper geformuleerd, eigenlijk nodig heeft om tot een ontwerp te komen. Het begrip context moet hierbij ruim worden gezien. Zo laat hij een telelensfoto van de vuurrode folly’s op Villette zien die een ‘dialoog’ zouden aangaan met de stedelijke – grauwe – bouwblokken van de stad, een kilometer verderop. Het doortrekken van de Haagse Passage in een nieuw met Delftsblauwe tegeltjes bekleed winkelblok hoort ook in die categorie.

Het concept is bij Tschumi het leidende idee waarmee hij alle beperkingen en contextuele randvoorwaarden overstijgt en naar zijn hand zet. Vaak is dit een gelaagd en overlappend concept, horizontaal dan wel verticaal. Een principe bekend van Parc de la Villette maar ook recentelijk toegepast bij het museum in Athene. Maar ook het concept is slechts middel want uiteindelijk draait het om de content, de inhoud, en dan niet rechtstreeks in de zin van functie, maar juist in de zin van ruimte. Geen ruimte als vorm, maar ruimte voor – liefst onvermoede – gebeurtenissen. De ruimte tussen de architectuur is nog steeds waar het Tschumi om gaat. Dat zal mogelijk verklaren waarom hij liever geen gevels ontwerpt en ze liever als een logisch gevolg van concept en constructie laat ontstaan. In het volledig glazen paviljoen in Groningen is dat prima gelukt.