Feature

De open deur in de werkplek van creatief Rotterdam

‘Wat drijft creatieven om elkaar op te zoeken in verzamelgebouwen?’ Tijdens de zevende vlagplantsessie, zoals het Design Platform Rotterdam haar debatavonden – een tikje pretentieus – pleegt te noemen, zocht moderator Bart Cosijn naar een antwoord op deze vraag.

Zes vertegenwoordigers van evenveel bedrijfsgebouwen worden in duo’s ondervraagd over het hoe en waarom van hun samenzijn in een gebouw. Hoe zijn deze creatieven in hun gebouw terecht gekomen? Levert het samenhokken met andere creatieven meerwaarde op? Ontstaan er samenwerkingsverbanden? Ondernemen ze nieuwe zaken met ‘medebewoners’?

Als eersten komen Like Bijlsma, die met haar bureau SubOffice in een verzamelgebouw aan de Pelgrimstraat zit, en Hans Wessels, die met zijn Boogiemen in het 25KV gebouw werkt, aan het woord. Bijlsma lijkt nog steeds verbaasd over de belangstelling voor haar werkplek. Gevraagd naar de motivatie van haar keuze, blijken de antwoorden – zeker voor diegenen met hooggestemde verwachtingen – ontnuchterend alledaags. De werkplek heeft zij gevonden via vrienden. Otto Prienekens, de huisbaas, verhuurt er tafels en biedt daarbij onontbeerlijke faciliteiten als een aansluiting op internet. Representatief is het niet, hoeft ook niet, en ja de huur is laag. Samenwerken gebeurt weinig. Bijlsma lijkt er ook geen behoefte aan te hebben. Slechts de decentrale ligging wordt als ‘negatief’ bestempeld. Pragmatisme voert de boventoon.

Ook Wessels verhaalt uitgebreid hoe hij met een lage huur verleid werd om zich in het 25KV gebouw te vestigen. Zijn succes met onder meer animaties als Purno de Purno heeft ook andere in het gebouw werk opgeleverd. Nog steeds zoekt hij voor zijn producties zijn ‘partners’ in huis. De nabijheid werkt, én ontneemt hem de verantwoordelijkheid van en voor werknemers. Het verloop in het gebouw is niet groot. Wel is het oorspronkelijke concept om alleen de audiovisuele sector te huisvesten losgelaten en kunnen nu ook andere creatieven in 25KV een ruimte huren. De faciliteiten in het gebouw zijn wat hem betreft niet toereikend om echt dé plek voor a/v te zijn. De vraag is ook wat er gebeurt nu de financiële steun van het mediafonds wegvalt en Rotterdam daarmee minder aantrekkelijk wordt als vestigingsplaats.

In de tweede ronde komen Jos Goedhart (Wilkhahn) en Wim Kloosterboer (MADE architecten) aan tafel. Zij zijn respectievelijk gehuisvest in de Van Nellefabriek, tegenwoordig ook Ontwerpfabriek genoemd, en in een oud gebouw van het Havenbedrijf aan de Marconistraat, waar enkele kunstenaars en architecten hun praktijk uitoefenen. Wilkhahn heeft er om strategische redenen voor gekozen zich in ‘De Van Nelle’ te vestigen. De associatie met dit icoon van het nieuwe bouwen, is voor Wilkhahn, dat kantoormeubels ontwerpt en fabriceert en uit het Bauhaus voortkomt, marketingtechnisch interessant. Goedhart ziet daarbij de voordelen van de nabijheid van andere creatieve bedrijven en gebruikt de mogelijkheden om samen te werken.

De Marconi-community is ontstaan uit een gedeeld Design Academy verleden. In Rotterdam werd een laaggeprijsde ruimte gevonden. In de huurovereenkomst is gekozen voor een ‘maten constructie’, waarbij één van hen de doorberekening van vierkante meters en lichttoetreding nauwkeurig omzet in eerlijke verdeling van de huurlasten onder de verschillende zelfstandige ondernemingen. Een keer per maand hebben de maten lunchcorvee. Samenwerken gebeurt niet echt, maar zoals Kloosterboer het zegt: ‘ik ontwerp een gebouw en De Makers Van zetten de hekjes’. Kloosterboer meent echter ook dat de plek te comfortabel wordt. Bewust kiest de Marconistraat er daarom voor geen generatiegenoten als nieuwe huurders te kiezen, maar juist jongere ontwerpers in huis te halen. De verhouding is nu 1/3 oude garde en 2/3 nieuwelingen.

Na wederom een intermezzo van Michiel Raats, die tussendoor steeds een karakterisering van de verzamelgebouwen en hun bewoners geeft, schuiven Elma van Boxel (ZUS/Schieblock) en Leo van Loon (Creative Factory) aan. Zij zijn deze avond niet als huurders, maar als ontwikkelaars van een bedrijfsgebouw dat gericht is op creatieven uitgenodigd. De nuchterheid waarmee Bijlsma haar keuze voor een werkplek beargumenteert, maakt bij hen plaats voor idealisme – overigens niet gespeend van commercieel inzicht. Het Schieblock was jarenlang niet alleen de werk, maar ook de woonplek van Elma van Boxel en Kristian Koreman van ZUS. De geplande sloop van het blok heeft een productief activisme bij hen losgemaakt. Hun ambitie daarbij reikt verder dan het gebouw. Het gaat hen niet om het ontwikkelen van een bedrijfsgebouw voor creatieven, maar om het maken van een stuk stad.

Van Loons idealisme richt zich juist wel op het niveau van het gebouw en zijn huurders. De Creative Factory biedt een vruchtbare plek om als klein creatief ondernemer te beginnen. De activiteiten van Van Loon als huurbaas zijn er op gericht om zijn huurders een stap vooruit te helpen met hun onderneming. Hij entameert bijvoorbeeld bewust interactie tussen zijn huurders. Van Loon lijkt daarmee het meeste geloof te hebben in de veronderstelling die in de vraagstelling van de avond ligt besloten: creatieven stellen andere eisen aan hun werkplek dan ‘gewone’ mensen. Gedurende de avond voerde echter de pragmatiek bij de keuze van de werkplek – een goede locatie, niet te duur, niet koud, met leuke mensen  – de boventoon, waarbij omwille van de financiën een enkel ongemak nog wel wordt geaccepteerd. Met de opkomst van HNW, of in begrijpbaar Nederlands ‘het nieuwe werken’, wijkt het wensenlijstje van de creatief ten aanzien van zijn werkplek echter maar weinig af van dat van de doorsnee werknemer. Het gaat er vooral om dat de bricks, bytes en behavior – de vuistregels van HNW – op orde zijn.