In de verstedelijkte delen van Nederland zijn talloze locaties niet in gebruik. Die grote hoeveelheid braakliggende grond kunnen we ons helemaal niet permitteren, in ons dichtbevolkte land is ruimte immers schaars en duur. Het lukt blijkbaar niet om, ondanks het aanhoudende overheidsstreven naar intensief grondgebruik, efficiënt met deze kostbare ruimte om te gaan. Daarom pleiten Tom Bergevoet en Maarten van Tuijl voor het ontwikkelen van een andere manier van ruimtegebruik, gebaseerd op improvisatie.
In Nederland tekent zich steeds duidelijker een streven naar duurzaamheid af, een wens om zorgvuldiger om te gaan met schaarse en eindige middelen. Ook ruimte mag in ons dichtbevolkte land beschouwd worden als schaars en eindig. Het Nederlandse overheidsbeleid is dan ook gericht op intensiever grondgebruik en compactere steden. Dat ondanks dit overheidsbeleid talloze locaties toch langdurig ongebruikt blijven, is opmerkelijk.
Zo zijn er in Amsterdam tal van plekken waarmee voor langere tijd niks gebeurt. Aan de Zuidas bijvoorbeeld liggen bouwrijpe locaties braak vanwege de economische crisis. In de Houthavens zijn bouwprojecten vertraagd vanwege aangescherpte Europese regelgeving. In de binnenstad blijven straten afgesloten wegens technische complicaties bij de uitvoering van de nieuwe metrolijn. Langs de Kostverloren Vaart is een locatie in onbruik wegens een hoog opgelopen juridisch geschil tussen een woningbouwcorporatie en een Turkse religieuze organisatie. Samen illustreren deze voorbeelden een groeiende trend van steeds meer bruikbare grond die braak ligt door uitstel en vertraging.
Haperende Gebiedsontwikkeling
Gebiedsontwikkeling, die tot stand komt in samenwerkingsverbanden tussen planners, opdrachtgevers, financiers, ontwerpers, uitvoerders, controleurs en gebruikers, is in Nederland een gecompliceerd en kwetsbaar mechanisme geworden. Dit heeft negatieve gevolgen voor optimaal gebruik en exploitatie van beschikbare grond. Strenger wordende (Europese) regelgeving, onoverzichtelijke inspraakprocedures, bodemvervuiling, afnemend consumentenvertrouwen, verkiezingen en archeologische vondsten zijn stuk voor stuk verschijnselen die kunnen leiden tot een haperend mechanisme. En een haperend mechanisme kan zich minder snel en nauwkeurig van zijn taken kwijten. Zo ontstaat inefficiënt ruimtegebruik.
Dat braakliggende locaties maatschappelijk ongewenst zijn behoeft geen betoog. Lastiger is het om het hele complex aan oorzaken hiervan op te sporen en in te dammen. Strenger geworden regelgeving ter verbetering van de luchtkwaliteit bijvoorbeeld, of door de crisis voorzichtig geworden banken hebben als neveneffect een negatieve invloed op gebiedsontwikkeling, maar zijn op zichzelf gerechtvaardigde en onvermijdelijke ontwikkelingen. Zij vormen allemaal onzekere factoren waardoor gebiedsontwikkeling steeds vaker gepaard gaat met onzekerheid over de planning en dientengevolge de kosten. Wanneer kan met bouwen gestart worden en hoe lang zal dit vervolgens duren? Met die onzekerheid moeten we leren omgaan door beter te leren improviseren, waardoor sneller en adequater gebruik wordt gemaakt van grond.
Improvisatie
Doordat onze ruimtelijke ordening vooral gebaseerd is op het uitsluiten van onzekerheden en het vastleggen van garanties, lijken de mogelijkheden tot improvisatie op het eerste gezicht beperkt. Toch leidt een korte inventarisatie tot een aantal interessante constateringen.
Zo bestaat in onze bouwregelgeving het begrip tijdelijke bouwvergunning. Middels een verkorte vergunningsprocedure mag hiermee voor een beperkte periode worden afgeweken van het vigerende bestemmingsplan. Financieel gezien hoort bij kortstondig ruimtegebruik ook een kortere exploitatieperiode en dus een snellere terugverdientijd. Het ligt voor de hand daarom te zoeken naar goedkopere oplossingen dan we gewend zijn. Op het programmatische vlak leidt improviserend ruimtegebruik tot bijzondere mogelijkheden voor de meest uiteenlopende programmas. In technische zin bestaan er al bouwmethodes waarmee sneller en goedkoper gebouwd kan worden dan we gewend zijn.
Binnen de huidige praktijk zijn de middelen voor improviserend ruimtegebruik dus eigenlijk al voor handen. Wat daarom vooral nodig is, is een mentaliteitsomslag en de bereidheid om bij braakliggende locaties naar minder voor de hand liggende middelen te grijpen dan men tot voor kort gewend was bij gebiedsontwikkeling.
Programma
Er zijn locaties die door hun braakligging een negatieve invloed uitoefenen op hun directe omgeving. Voor een goed functioneren van de stad is het belangrijk dat deze plekken tijdelijk met programma geactiveerd worden. Dit werkt het best als het programma aansluit op de directe omgeving. Zo kan een lege plek in een woonwijk tijdelijk geprogrammeerd worden met een speeltuin en vormt in een winkelstraat juist commercieel programma als een tijdelijke supermarkt een goede aanvulling. Tijdelijk gebruik levert hier niet alleen exploitatiemogelijkheden op voor de locatie zelf, maar heeft ook een gunstig effect op de exploitatiemogelijkheden van programmas in de omgeving.
Daarnaast zijn er braakliggende locaties die voor hun omgeving niet per se problematisch zijn. Dit zijn locaties die meestal in minder dichtbevolkte gebieden liggen, bijvoorbeeld in de periferie van steden. Deze locaties bieden een kans aan programmas en activiteiten die nergens anders kunnen of mogen omdat ze bijvoorbeeld overlast veroorzaken. Voorbeelden hiervan zijn een motorcross circuit of een schietbaan. Deze locaties vormen een soort tijdelijke ventielen, waar 'spanning', die elders in de stad is opgebouwd, kan worden afgeblazen.
Beide typen locaties bieden mogelijkheden aan programmas die op permanent beschikbare locaties moeilijk een plek vinden omdat bijvoorbeeld realisatie ervan te duur is of omdat de behoefte aan huisvesting slechts van tijdelijke aard is. Zo worden sportfaciliteiten steeds verder buiten de stad gesitueerd omdat het eenvoudigweg te duur is om deze voorzieningen in centraal gelegen delen van de stad te houden. Tijdelijke pieken in behoeften aan voorzieningen zoals scholen, kinderopvang of ouderenhuisvesting zijn vaak zo kort dat niet wordt overgegaan tot realisatie van noodopvang. Programmas als daklozenopvang worden soms tijdelijk nog wel geaccepteerd maar stuiten bij permanente huisvesting op bezwaren vanuit de directe omgeving.
Bouwmethodiek
Bij improviserend ruimtegebruik hoort een bouwmethodiek waarmee snel en goedkoop voorzieningen gerealiseerd kunnen worden. Het ligt daarom voor de hand om gebruik te maken van lichtgewicht materialen, die met relatief weinig energie vervoerd en aangebracht kunnen worden. Voorbeelden hiervan zijn pneumatische (opblaasbare) bouwsystemen en constructies met weerbestendig doek. Daarnaast leiden prefab bouwsystemen zoals steigeropbouwsystemen en prefab bouwcontainers tot een verkorting van de bouwtijd. Deze bouwsystemen zijn vaak voor een periode te huur, waardoor de bouwkosten relatief gering blijven. Tijdelijke ruimtelijke structuren hebben meer kans op realisatie wanneer de bodem onder de beschikbare locaties onaangetast blijft. De afwezigheid van een fundering levert verkorting van de bouwtijd op, leidt tot een kostenbesparing en voorkomt problemen met eventuele bodemvervuiling. Bovendien kan een locatie zo na gebruik gemakkelijker 'schoon' worden opgeleverd.
Tijdelijk bouwen als opgave voor architecten
Kermissen, circussen, markten en festivals worden al eeuwenlang opgericht als tijdelijke bouwsels. Recentelijk zijn met geavanceerdere bouwproducten ook andere programmas tijdelijk gehuisvest zoals woningen voor studenten, nooduitbreidingen voor scholen en tijdelijke kantoorunits bij bouwlocaties. Meestal gaat het hierbij om een door ingenieurs en managers snel vastgestelde oplossing voor een acuut probleem waarbij geen aandacht is voor een zorgvuldige inpassing in het stedelijk weefsel. De standaard bouwsystemen worden heel pragmatisch op beschikbare kavels 'geparkeerd' waardoor ongewenste restruimten ontstaan en de gewenste stedelijke continuïteit uitblijft. Een zorgvuldige inpassing van tijdelijke bouwwerken is niet alleen een ingenieurs- of managersopgave, maar bovenal een architectonische opgave. Net zoals musici, die goed kunnen improviseren, over een breed muzikaal referentiekader beschikken en structuren snel kunnen herkennen, geldt dit op het gebied van ruimtelijk ordening ook voor (goede) architecten. Naar onze mening zal een balans gevonden moeten worden tussen inzetten van snelle en goedkope standaard prefab elementen en op maat gemaakte, unieke aanpassingen om passende oplossingen te vinden voor de locatie. Er zal een evenwicht gevonden moeten worden tussen be quick en adapt to fit.