Column

De avonturen van Jop Steenhouwer, deel 2

Om de vinger op de pols van tijd en praktijk te houden volgt ArchiNed Jop Steenhouwer, een architect met hart voor de zaak en voeling met de buurt, op zijn queeste naar werk en inhoud. Vandaag aflevering 2: De Solidariteit.

‘Doe mij maar een kopstoot, Willem. En neem zelf ook wat.’ Jop Steenhouwer hees zich op de barkruk en greep naar zijn binnenzak om zijn shag tevoorschijn te halen. Net op tijd herinnerde hij zich dat Willem na de derde boete toch maar had besloten zijn zaak rookvrij te verklaren. Even wist Jop niet waar hij zijn handen nu moest laten, maar gelukkig schoof Willem het glas bier al over de bar. Terwijl Jop het in een lange teug leegde en het met een tevreden zucht terugplaatste, zette  de barman geroutineerd een kop op de borrel naast het bierglas.
‘Lang niet gezien, Jop.’ zei hij, terwijl hij voor zichzelf een Spaatje inschonk. ‘ Je ziet er goed uit overigens. De laatste keer dat je hier was…’
‘Ja, ja. Ik weet het. Ik was toen even niet in vorm, Willem. Zakelijk, persoonlijk…’ Jop nipte voorzichtig van de borrel. ‘Nou ja, je weet er alles van, want volgens mij heb ik me  die avond  behoorlijk laten gaan.’ ‘Dat kun je wel zeggen’ mompelde de barman terwijl hij Jops bierglas opnieuw vulde. ‘Maar de zaken keren zich ten goede, Willem,’ vervolgde Jop, ‘Deze jongen heeft  genetwerkt en relaties met de hergebruiksector aangeknoopt. Die ouwe jeneverfabriek hier om de hoek? Gaan we helemaal herstructureren!’

Daarmee liep Jop wel enigszins op de zaken vooruit, want vooralsnog had hij niet meer dan een telefoonnummer van ontwikkelaar Jack de Vries en een afspraak om ‘er over te praten’, maar dat kwam naar Jops inschatting vanzelf goed.
‘ Oude tijden herleven, Willem, want je begrijpt natuurlijk wel dat ik dat niet ga doen zonder de buurt erbij te betrekken. Leeft Jaap Bonk nog? ‘Jaap Bonk? Jazeker, hij zit hier in een aanleunwoning, daar heeft hij zelf nog voor op de barricaden gestaan. Hij heeft de gemeente destijds helemaal gek gemaakt met zijn lijst van eisen voor de buurt. Moet jij trouwens weten, Jop, want je zat destijds ook dik in de stadsvernieuwing.’ ‘Dat bedoel ik , oude tijden herleven! Je denkt toch zeker niet dat ik mijn engagement vanwege de crisis bij het grofvuil heb gezet? In tegendeel!  Het ‘sterft gij oude vormen en gedachten ’ gaat opnieuw klinken in deze buurt, let op mijn woorden. De solidariteit, Willem. De solidariteit!’

Met deze woorden hief Jop even zijn bierglas en nam hij een ferme teug.
‘Kom nou toch, Jop. De solidariteit? Daar is tegenwoordig niemand meer in geïnteresseerd. We hebben hier vandaag de dag heel andere problemen, die moskee die gepland is  in de Sint Barthelomeusstraat bijvoorbeeld. ’ Daar wist Jop niets van, maar desondanks zei hij: ‘Gaan we ook oplossen.’ Hij leegde zijn borrel en pakte zijn bierglas. ‘En Jaap Bonk gaat me daarbij helpen, dat weet ik zeker. Maar eerst  ga ik me een beetje inwerken in de materie. Er is hier in De Gemeenschap straks een bijeenkomst van architecten en volgens de uitnodiging gaat het niet om het stellen van vragen, maar om het formuleren van  oplossingen. Daar wordt architectuur nog als een noodzaak gezien, Willem. Dat hoor je tegenwoordig niet vaak meer , dus  daar moet ik bij zijn.’
Jop sloeg zijn bier achterover en met een ‘Zet maar op de rekening,  ik ga hier de komende tijd meer langskomen.’ liep hij het café uit, de avond in. Meewarig keek de barman hem na, en hoofdschuddend liep hij naar de kassa om de consumpties bij te schrijven.

In de kille avondlucht maakte de onzekerheid, die Jop de laatste maanden zo had gekweld, zich weer meester van zijn gedachten. Het was nu al de tweede keer in korte tijd dat hij, gedwongen door een chronisch gebrek aan werk, zijn aangeboren huiver voor bijeenkomsten van zijn vakbroeders moest overwinnen. Die netwerkborrel onlangs had hem geen windeieren gelegd, dat niet. Maar zonder het hartversterkertje van zojuist, zou Jop waarschijnlijk op huis aan zijn gegaan. Maar alles went, dus stapte Jop met meer bravoure dan hij eigenlijk in zich had het vergaderzaaltje binnen.
De ruimte was al aardig gevuld en na even te hebben rondgekeken, ging Jop op een vrije stoel aan het begin van de laatste rij zitten. Onhandig wurmde hij zich uit zijn jas, die hij, niet wetende wat er anders mee te doen, maar over zijn schoot vouwde.
Naast hem zat een man voorovergebogen met zijn mobieltje te spelen. Jop moest zich wel sterk vergissen als de man niet aan het twitteren was. Niet dat Jop daar veel verstand van had, zijn eigen telefoontje was stokoud en werd nauwelijks gebruikt, maar omdat je er tegenwoordig zo vaak over hoorde en las, had Jop het zich laten uitleggen door een neefje. Het leek Jop een even onbegrijpelijke als overbodige bezigheid, maar toch keek hij met een schuin oog nieuwsgierig naar de boodschap  die de man met twee vliegensvlugge duimen tevoorschijn toverde en verzond.
‘volle zaal @degemeenschap. boeiende discussies. sjeng havergort overtuigt met indringende voordracht!’  
Verbaasd keek Jop om zich heen. Hoe kon de man dat weten, de avond moest toch nog beginnen? Of had Jop zich misschien vergist in de aanvangstijd, en waren ze al lang bezig? Terwijl Jop daar nog over piekerde, draaide de man zich met een brede grijns naar hem toe en schoot zijn rechterhand in Jops richting: ‘Bram Drukker, de Ontwerper, aangenaam’
‘Oh, neem me niet kwalijk,’ zei Jop, terwijl hij zijn arm haast uit de kom draaide om de uitgestoken hand te schudden, ‘Jop Steenhouwer. U bent de architect van deze zaal?
‘Nee, nee, beste man, architect ben ik niet’’zei hij, terwijl zijn grijns zich werkelijk van oor tot oor verbreedde, ‘hoofdredacteur; de Ontwerper, vakblad voor architectuur, stedenbouw, landschap, interieur, design, techniek, product en debat . U bent abonnee?’
Daar zat Jop even mee in zijn maag. Hij kende het blad wel, was inderdaad jaren abonnee geweest, maar had dat abonnement in de algemene bezuinigingsdrift  een paar maanden terug opgezegd. Hij wist eigenlijk niet eens of dat gelukt was. Jop liep hopeloos achter met het openen van zijn post.  Gelukkig ontsnapte hij aan een ongemakkelijk antwoord, want voor in de zaal was een man, ongeduldig tikkend op  een microfoon, het podiumpje opgeklommen.

‘Doet deze microfoon het?’ klonk het opeens luid versterkt door de zaal. Een alles doordringend gepiep dat daarop volgde werd gelukkig snel weggedraaid. Op een aanmerkelijk lager geluidsniveau zei de man: ‘Welkom, mijn naam is Sven Timmermans. Het zijn inspirerende tijden voor de architectuur. Er wordt vandaag, niet morgen, niet gisteren, nee vandaag, juist nu de wereld kampt met ogenschijnlijk onoverkomelijke problemen, een beroep gedaan op de architectuur, op u.’
Even keek de spreker de zaal indringend aan, en hij vervolgde:  ‘voedselketens worden ondermijnd, de volksgezondheid wordt bedreigd, de fossiele energie raakt op, ruimte wordt schaars, de sociale samenhang staat onder druk, kostbare levenstijd vervliegt en de hele maatschappij betaalt nu de prijs voor de jarenlange verheerlijking van de vrije markt. De architectuur is in dit verhaal geen onschuldige toeschouwer. Stel je de beelden van de crisis voor, en je ziet architectuur.’
Als Jop zich de crisis voorstelde zag hij alles behalve architectuur. Bankafschriften en blauwe enveloppen die zich ongeopend opstapelden,  zijn boekhouder die hij niet meer onder ogen durfde te komen, lange middagen slenterend door de stad omdat er toch niks te doen was en de muren op het kantoor hem tegemoet kwamen. Maar desondanks waren de woorden van de spreker hartverwarmend. Jop wilde hem maar al te graag geloven.

‘Architectuur is niet alleen het probleem, het is ook de oplossing. Ontwerpers onderscheiden zich door hun visie op de maatschappij en het engagement waarmee ze hun ontwerppraktijk inzetten om oplossingen aan te dragen die verder reiken dan de traditionele opgave van de architectuur.’
Engagement,  visie, maatschappij.  Die woorden kwamen Jop maar al te bekend voor. Met weemoed dacht hij terug aan de gloriejaren van de stadsvernieuwing. Jop had zich eigenlijk voorgenomen zich niet meer door dergelijke gedachten te laten meeslepen.  Dat oude tijden zouden herleven, dat solidariteit weer betekenis zou krijgen, dat had Jop zojuist aan de bar alleen maar geroepen om zichzelf wat moed in te spreken. Hij geloofde er eigenlijk niet echt meer in. Als hij ooit nog aan de bak wilde komen, zou hij mee moeten met de nieuwe tijd. Concepten, daar ging het om tegenwoordig.  De spreker, ook al  leek hij te jong om die goeie ouwe tijd bewust te hebben meegemaakt, dacht daar kennelijk anders over. Zou het dan allemaal toch weer terug komen? Had Jop zonder het te weten een hele fase overgeslagen en was hij, juist door in het verleden te blijven hangen,  pardoes in de actualiteit beland?
‘We hebben hier vanavond twee  sprekers die weten wat het is om doorbraken te forceren, voorbij het bouwen, voorbij de opgave. Die geen vragen meer stellen, maar werken aan oplossingen. Als eerste wil ik het woord geven aan Sjeng Havergort van Sjeng Havergort architects and planners.’ Een bescheiden applaus klonk in de zaal en een onberispelijk geklede man met een zwarte Corbusierbril betrad het podium. ‘Dank je  Sven, het is mij een eer en genoegen hier in deze dynamische stad mijn bescheiden bijdrage aan het debat te mogen presenteren’ zei de man, terwijl hij zijn glanzend witte laptop aansloot en de beamer aanfloepte.
Op het scherm verscheen een merkwaardig beeld dat Jop nog het meest deed denken aan de psychedelische vloeistofdiaas van vroeger. Wat dat te betekenen had zou Jop vanzelf merken.  Jop ging er eens goed voor zitten en luisterde aandachtig naar de openingswoorden van de spreker, die even kuchte en daarna ferm van wal stak:
‘Architectuur is een arbitraire stolling van het denken.’

Enkele gerelateerde artikelen