Waar collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO) in Nederland maar moeizaam van de grond komt, nemen vergelijkbare ontwikkelingen in onze buurlanden juist een vlucht, aldus de uitnodiging van een lezing op 3 februari, georganiseerd door het NAi. Sven Grooten van het Belgische B-Architecten en Christoph Roedig en Ulrich Schop van het Duitse bureau Roedig Schop Architekten spraken daar over de woonprojecten die zij ontwierpen voor en met toekomstige bewoners.
Gespreksleider Vincent Kompier is een in Berlijn woonachtige Nederlandse planoloog die gefascineerd raakte door de ‘Baugruppen’ in Duitsland. Hij is er werkzaam als onderzoeker en gids, en raakte gecharmeerd door de bouwblokken van de ’tussenmaat’: karaktervolle gebouwen waar meerdere huishoudens in wonen, maar die verre van anoniem zijn. Deze woonblokken ontdekte hij zijn niet van de hand van bejubelde grote namen uit de architectuurwereld, maar ontwikkeld door ‘Baugruppen’: particulieren die in een collectief hun eigen huisvesting vormgeven. Kompier hanteert stelselmatig de Duitse benaming, want ‘CPO’ zoals wij Baugruppen noemen, dat klinkt als een enge ziekte. En hij heeft gelijk, in Nederland kan het fenomeen nog wel wat marketing gebruiken, alle goedbedoelende subsidieregelingen ten spijt.
Toch is ook in Nederland de tijd rijp voor bouwgroepen, vervolgt Kompier. De bouwwereld ligt op zijn gat en de maatschappij verandert: huishoudens bestaan niet langer altijd uit twee ouders, twee kinderen en een hond. In een collectief kun je meer bereiken dan als individu. In de projecten ontstaan slimme en creatieve oplossingen voor gevarieerde programma’s en is bovendien de bewoner vaak goedkoper uit dan in traditionele ontwikkeling. Maar functioneren bouwgroepen als sociale katalysator, versterken zij de sociale cohesie? En wat is de rol van de architect bij dergelijke projecten en heeft hij nieuwe vaardigheden nodig? ‘Ein bisschen Diktatur muss sein,’ geeft Kompier zijn visie al een beetje weg.
Berlijnse Baugruppen
‘Baugruppen ontstonden in Berlijn na de val van de muur.’ vertelt Christoph Roedig. ‘Er woonden ongeveer vijf miljoen mensen in Berlijn, maar niemand wilde naar de hoofdstad verhuizen en de druk op de woningmarkt bleef laag. Ontwikkelaars kregen daarom hun grootschalige en te dure ‘shitprojecten’ niet verkocht. Jonge Berlijnse architecten met weinig werk omhanden gingen, samen met vrienden die op zoek waren naar betaalbare huisvesting, aan de slag met leegstaande gebouwen of braakliggende stukken grond. De bewoners kregen geen kant-en-klaar plan voorgeschoteld, maar werden betrokken bij de ontwikkeling ervan. In deze flexibele organisatie ontstonden individuele woonvormen met verregaande zeggenschap, met als resultaat een uitgekiend ontwerp voor een relatief lage prijs.’ Ulrich Schop: ‘Een houtconstructie met een centrale kern bleek een prima basis voor plattegronden die zijn toegesneden op stelletjes, oudere en jongere vrijgezellen, families, woongroepen, studentenhuizen, oma met een pleegkind of gezinnen met kind of oma met zorgbehoefte, noem het maar op.’
De toekomstige bewoners moesten wel de handen uit de mouwen steken. Ze moesten materialen uitzoeken en besluiten over bijvoorbeeld de inrichting van de collectieve ruimtes. In een van de projecten bouwde men zelf een deel van het terras, toen hier te weinig geld voor bleek. Bewoners raken zo nauw betrokken bij hun nieuwe woongebouw. Roedig: ‘We moeten onze opdrachtgevers wel duidelijk maken dat we ze niet gewoon een flat verkopen, maar dat ze onderdeel worden van een proces waarin een gebouw tot stand moet komen in onderlinge afhankelijkheid.’ Deze werkwijze is erg arbeidsintensief en vraagt om een actieve houding van de architecten. ‘Not dictatorship, but guidance’, typeert Schop de rol van de architect. ‘En je moet af en toe nee zeggen. Want werkelijk alles wordt besproken. Maar sommige zaken, zoals klimaatinstallaties en gevel, kunnen natuurlijk niet individueel worden gekozen.’
Belgische Bouwgroepen
Ook Sven Grooten ging met zijn bureau B-Architecten en enkele bevriende jonge huishoudens met weinig geld op zoek naar een plek om te wonen en te werken. Op een strategische plek in Antwerpen vond de groep een oude diamantslijperij met een vloeroppervlak van 1800m2. Deze kochten zij voor vijftien miljoen Belgische Frank, ruwweg drie ton in euro’s. Met weinig ingrepen ontwierpen zij voor zestien huishoudens woon- en werkruimtes van 60-140 m2. Met twee leidingkokers per eenheid zijn ook deze ruimtes flexibel indeelbaar. De open ruimte op de begane grond werd een collectieve binnentuin waar de kinderen van de bewoners veilig buiten kunnen spelen, midden in de stad. De op maat gemaakte woningen blijken bij verkoop na negen jaar ruim drie keer zoveel waard te zijn dan dat ze gekost hebben. Ondertussen starten ook andere collectieven met de renovatie van vervallen gebouwen in de buurt. B-Architecten zit er nog steeds.
Een tweede voorbeeld betreft een voormalige rubberfabriek, gelegen in het binnengebied van een bouwblok dat werd omgebouwd tot een woon- en werkcomplex met dertien appartementen en elf duplex woningen in de industriële gebouwen. Tijdens de herontwikkeling haakten bewoners van de aangrenzende woningen aan en werd aansluiting gezocht met de naburige kunstgalerij en het kinderpsychologencentrum. Tegen een beperkte meerprijs werd door het collectief in de gezamenlijke binnentuin een zwembad aangelegd. Met tropische beplanting ontstonden Miami Vice-achtige taferelen in hartje Antwerpen.
Een realistisch alternatief?
Dat de architecten met hun Baugruppen succes hebben geboekt, moge duidelijk zijn na vanavond. Je moet echter wel stevig in je schoenen staan. ‘Welke eigenschappen heb je nodig als architect in een Baugruppe?’ vraagt Kompier na afloop van de presentaties. Schop: ‘Je hebt vooral stalen zenuwen nodig. Na de eerste keer zei ik: dit doe ik nooit meer. Ik deed het toch, er van overtuigd dat het met onze ervaring een tweede keer wel mee zou vallen. Maar de eerste keer bleek het makkelijkst.’ Toch is het veel dankbaarder werk dan het werken voor ontwikkelaars die maar blijven zeuren om meer vierkante meters, meent hij. ‘Je werkt voor mensen die er zelf veel geld in stoppen en daar kwaliteit voor terug willen.’ Om de wensen van de verschillende deelnemers boven water te krijgen en met elkaar in overeenstemming te brengen organiseren de architecten workshops. Soms komt een deelnemend stel er samen niet uit en ook dan staan de architecten klaar. Roedig: ‘Hij wilde één open ruimte, maar zij wilde verschillende kamers voor zichzelf, de kat, haar moeder, de tai-chi, noem het maar op. Ook daar zijn we gelukkig uitgekomen.’
Bouwen in Baugruppen is dus ook in Duitsland en België nog een heel avontuur. Daarbij staan in verpauperde wijken de bestaande bewoners soms vijandig tegenover de nieuwkomers met hun mooie dromen. Grooten: ‘Terwijl wij binnen plannen aan het maken waren, werden buiten onze auto’s leeggeroofd en bekrast’. In Berlijn was dat niet anders. ‘In het pand naast ons huisden krakers die de Baugruppe zo veel mogelijk tegenwerkten, omdat ze hoopten dat ze zo stiekem onze tuin konden blijven gebruiken,’ herinnert Schop zich. Kompier: ‘In Berlijn zijn sommige krakers bang dat door Baugruppen een proces van gentrification ontstaat, waardoor uiteindelijk hun bier duurder wordt.’ Is het dan ook geen nichemarkt, die zelfbouwerij? Schop: ‘In Berlijn is er grote vraag naar.’ Roedig: ‘Je treft inderdaad vaak hoger opgeleiden uit de middenklasse. Zij hebben geld en zijn creatief. Maar er zijn zeker mogelijkheden voor de lagere inkomens.’ Schop: ‘Je komt van alles tegen. Turkse groepen, homofiele (woon)groepen of juist traditionele stelletjes die in de stad willen wonen mét kinderen.’ Meest belangrijk is volgens de architecten de hoeveelheid tijd en energie die mensen willen investeren.
Grote voordeel van de Baugruppen is dat er op individuele bewoners toegesneden projecten ontstaan die een verrijking vormen van de bestaande stedelijke woningtypen. Dan kan het een alternatief zijn voor suburbia of een bruikbare methode om verpauperde buurten nieuw leven in te blazen met gemixte programma’s. En de sociale cohesie? Sven Grooten: ‘Je kiest je buren niet, maar je kent ze wel.’