Recensie

Lara Almarcegui in TENT: Leegte als mogelijkheid

Kunst biedt een andere, verrassende blik op de realiteit, hoort men wel eens zeggen ter promotie van haar belang en betekenis. De Spaanse, in Rotterdam woonachtige kunstenaar Lara Almarcegui, die nog tot 26 juni in TENT exposeert, probeert de realiteit juist zo feitelijk en neutraal mogelijk te documenteren. Niks geen verbeelding.

Almarcegui verzamelt braakliggende stedelijke terreinen. Terreinen die al eens in cultuur zijn gebracht, weer in verval zijn geraakt en nu in afwachting zijn van nieuwe ontwikkelingen. Zoals de Lower Lea Valley in Londen, een voormalig industriegebied, omringd door havens, wegen en sporen, waar in 2012 de Olympische Spelen plaats zullen hebben. Almarcegui bezocht het gebied in 2009 en legde het vast in foto’s en tekst. Een onbestemde plek, nog geen wilde natuur, maar ook geen industrieterrein meer. Juist dat in transformatie zijnde wil zij ons laten zien. De verlaten terreinen zoekt ze vooral in zich snel ontwikkelende metropolen als New York, Londen en São Paulo. Waarbij ze grondig onderzoek doet naar de geschiedenis van een plek en vertelt over de plannen voor toekomstige ontwikkeling. Deze inventarisaties brengt ze samen in eenvoudige rechttoe rechtaan gidsjes.

In TENT toont zij naast de gidsjes diaprojecties en ingelijste foto’s, altijd op bescheiden formaat. Alleen achter in de centrale ruimte van de Rotterdamse kunstinstelling imponeert zij. Daar rijzen een aantal indrukwekkende bergen bouwpuin op, netjes gesorteerd (beton, asfalt, baksteen, hout, glas – alles apart) en in keurige cirkelvormige hopen gestort. Dit is de hoeveelheid puin die je krijgt als je de centrale ruimte van TENT sloopt: 181,9 m3 in totaal. Dit is de som van een zo exact mogelijke berekening die Almarcegui samen met experts maakte. Dat deed ze ook bij het uitrekenen van de hoeveelheid bouwmateriaal waaruit São Paulo bestaat: 1,1 biljoen ton. Het is geen natte vingerwerk benadrukt ze tijdens een lezing in TENT, ze is samen met een team van onder anderen architecten maanden bezig geweest om het uit te rekenen.

Een ander geliefd en vergelijkbaar onderwerp van Almarcegui is de ruïne. In 2008 verscheen het boekje Ruines in Nederland XIX – XXI waarvoor ze een grote hoeveelheid Nederlandse ruïnes verzamelde. Ook hier gaat het haar om de transformatie: ‘Het gebouw is zijn bescherming tegen de buitenwereld kwijt, de natuur kan binnendringen en zo ontstaat er een proces waarbij gebouw en natuur in elkaar overgaan.’ In Taipei haalt ze de schutting rond een vervallen huis weg, zodat het zichtbaar wordt voor voorbijgangers. In de Verenigde Emiraten documenteert ze het verlaten vissersdorp Al Khan, dat door de stad Sharjah wordt ingesloten. Achter de vervallen huisjes zie je de bouwkranen opdoemen.

Braaklanden en ruïnes zijn het gevolg van soms onvoorziene ontwikkelingen – positief en negatief – die voor een tijdsval zorgen. In die periode nemen de planten, het gras en de bomen hun kans waar en groeien er lustig op los. Zoals in de prachtige diaserie van het terrein bij Liverpool waar in 1984 het International Garden Festival plaatsvond. Tussen het overvloedige Engelse groen zijn vaag de sporen te ontwaren van een Chinese, een Indiase en een Japanse tuin.

Braakliggende terreinen in stedelijk gebied hebben een grote aantrekkingskracht op architecten. Hun verbeeldingsvermogen draait op volle toeren. De handen jeuken bij alle mogelijke invullingen die de leegte bij hen oproept. Bij Almarcegui werkt dit heel anders. Ook zij herkent de aantrekkingskracht, maar wil de leegte niet vullen, de mogelijkheid niet inlossen. Zij documenteert de ruimte, zo neutraal mogelijk, ze toont wat is. Zo lijkt ze de vrijheid van het oningevulde vast te willen houden. Ook een vorm van beheersing, maar dan anders.