Afgelopen januari werd een prijsvraag voor een brede school op Bonaire uitgeschreven onder architecten binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Omdat werd gevraagd om specifieke lokale kennis van bouwkosten en bouwmethoden, zochten de Nederlandse architecten vaak samenwerking met een Antilliaanse partner. Zo ontstond een transatlantische discussie over tropische architectuur.
Voor de prijsvraag moesten de Nederlandse bureaus, gewend aan koudebruggen en isolatie, zich verdiepen in tropische architectuur. Werkzaam als architect bij Zandbelt&vandenBerg bood het ontwerpen van een brede school in de tropen mij een kans om me opnieuw te verdiepen in het tropisch bouwen. In 2007 studeerde ik af op een museum in Suriname met een bijbehorende scriptie over kritisch regionalisme in Paramaribo. Met de tropen bedoel ik de vochtige tropen die zich verspreid over de hele wereld rondom de evenaar bevinden: de Caribische eilanden, India, Zuid-Oost Azië, grote gedeelten van Australië, Afrika en Zuid en Centraal Amerika. Maar wat is tropische architectuur nu eigenlijk? Gaat het om het klimaat en de techniek of om de architectuur? Dit is een terugkerende discussie waarmee ik in mijn afstudeerwerk ook al werd geconfronteerd.
Traditioneel werd tropische architectuur beschouwd als aan het tropische klimaat aangepaste architectuur. Al vanaf eind achttiende eeuw toen de Britten traditionele hutten omtoverden tot koloniale woonhuizen werd het op deze manier benaderd. Ook in het postkoloniale werk Tropical Architecture in the Humid Zone van de Britse architecten Maxwell Fry en Jane Drew ging het voornamelijk om het klimatologisch comfort. Zij verdiepten zich in het tropisch vochtige klimaat naar aanleiding van opdrachten in de Britse kolonies, waaronder Ghana, Nigeria en India. Hetzelfde geldt voor de handleiding Design with climate: bioclimatic approach to architectural regionalism van de Hongaarse architecten Aladar en Victor Olgyay. Miles Danby betrok er ook sociale, culturele behoeften en vorm bij in zijn Grammar of architectural design: with special reference to the Tropics. Na de Tweede Wereldoorlog begon een aantal architecten in de tropen de architectuur kritisch te bekijken. Zij zagen tropische architectuur niet alleen in termen van zonnewering en ventilatie, maar ook als een specifieke kunstvorm.
In de prijsvraag voor een Brede School op Bonaire wordt de discussie van klimatologisch comfort versus architectonische waarde wederom gevoerd. Bonaire vroeg om een schoolgebouw waarin primair rekening wordt gehouden met het klimaat en de bouwtechniek. Er kwamen 51 inzendingen binnen, waaruit de ontwerpen van HL Architecture, Attika en Zandbelt&vandenBerg als laatste drie werden geselecteerd. HL Architecture won, Attika werd tweede en Archiment kreeg een eervolle vermelding.
Uit het juryrapport wordt duidelijk dat de architectuur van de inzendingen de doorslag gaf bij de beoordeling. Bij de overwegingen in de laatste ronde staat geschreven: ‘De architectuur van Bombo (HL architecture) en Bries (Zandbelt&vandenBerg) waren verwant aan elkaar: strak, precies en van een hoog iconisch gehalte waarmee Bonaire op de architectonische regiokaart kon worden geplaatst. Karko (Attika) was bescheiden, efficiënt en liet zich naadloos voegen in de sfeer van Kralendijk’. Nadat de uitslag bekend werd gemaakt en het juryrapport was verspreid, ontstond een discussie over klimatologisch bouwen versus architectuur, maar ook over de kennis en kunde van Antilliaanse architecten en architecten uit het koude kikkerland.
Stichting team Cactus uit Curaçao schreef een artikel in de lokale krant, waarin felle kritiek wordt geuit op de uitslag. ‘Nadere analyse van de winnende ontwerpen werpt vragen op of de juryleden en de ontwerpers zich voldoende bewust zijn van de klimatologische omstandigheden op Bonaire.’ Naar aanleiding van dit artikel reageerde juryvoorzitter Carlos Weeber met een scherpe analyse op het vak. Enkele van de inzenders zijn deelgenoot gemaakt van deze discussie in de cc van de mail. De hoofdconclusie van Weeber laat er geen gras over groeien: ‘Een ontwerp kan worden verbeterd aan klimatologische eisen, aan architectonische bijna nooit. Het laatste zit aan de ontwerper vast, het eerste nauwelijks’. Ook bij de prijsvraag op Bonaire gaat het bij tropische architectuur dus om meer dan klimatologisch comfort.
Zandbelt&vandenBerg merkte in het ontwerpproces dat bouwen in de tropen leidt tot een fundamenteel andere compositie van het gebouw. Waar we in Nederland gewend zijn om programma’s compact te clusteren, heb je in de tropen juist de neiging om de programmaonderdelen uiteen te leggen, zodat een optimale relatie met buiten ontstaat. Wij begonnen met een compact geclusterd ontwerp dat zich naarmate het ontwerpproces vorderde ontwikkelde tot een w-vormig gebouw gericht op de noordoost passaat en met maximale mogelijkheden om binnen met buiten te verbinden. Een centraal dak, deels gesloten en deels als brise soleil uitgevoerd biedt een grote verbindende buitenruimte voor de spelende kinderen.
Uiteindelijk is het voor Nederlandse architecten bouwtechnisch een feest om te bouwen in de tropen. Eindelijk geen moeilijke detaillering meer. Openheid, lucht, wind en schaduw is waar het hier om draait. De focus verschuift van koudebruggen en isolatie naar schaduwdaken. De ruimte tussen binnen en buiten wordt een belangrijke zone. In veel inzendingen stond de beschaduwde buitenruimte dan ook centraal. Na de uitslag werden HL en Attika uitgenodigd hun ontwerp en plan van aanpak te presenteren. Inmiddels is bekend dat Attika zijn ontwerp mag uitvoeren.