In de huidige realiteit bestaan grote tegenstellingen tussen de versnipperde en korte termijn investeringen, en integrale lange termijn visies die nodig zijn voor stedelijke duurzaamheid. De bijeenkomst Green from Scratch in het NAi werd aangekondigd als presentatie van de ervaringen van Chinese en Nederlandse architecten en theoretici naar de mogelijkheden om flexibiliteit en tijd als programma-onderdeel voor eco-steden te incorporeren om zo een duurzamer resultaat te behalen.
Het auditorium van het NAi zat afgeladen vol met Chinezen en Nederlanders. Tijdens Green from Scratch werden behalve ontwerpen voor Caofeidian – de beoogde nieuwe eco-stad 220 kilometer oostelijk van Beijing, ook plannen gepresenteerd voor West Kowloon (Hong Kong) en Shenzhen. Wie echter hoopte op ervaringsuitwisseling en inhoudelijke discussie over hoe eco-steden (stenen in balans met de natuur) gerealiseerd kunnen worden, werd enigszins teleurgesteld. Enerzijds kwam dit door het ontbreken van een zekere mate van niet speculatieve abstractie in de discussie over time-based planning en het ontbreken van successtories van gerealiseerde contextspecifieke en geïntegreerde ecologische planning. Anderzijds was er tijdens de discussie aan het einde van de bijeenkomst spraakverwarring tussen zij die Chinlish en zij die Dutchlish spraken. Misschien voldeed de bijeenkomst niet aan de verwachting, maar ze was zeker boeiend en goed georganiseerd.
In haar inleiding kaartte INTI directeur Michelle Provoost de noodzaak aan om new towns heel anders te gaan ontwikkelen. Organische evolutionaire groei kan in combinatie met sociaal culturele integratie meer identiteit aan new towns geven. De centrale aansturing in China biedt ondanks alle nadelen hier voordelen. 'Love te hate to love' is het gevoel dat daarbij op komt, zo gaf ze haar gevoel puntig weer.
David Gianotten van OMA presenteerde het plan voor een duurzaam nieuw cultureel district in Hong Kong dat zijn bureau maakte op uitnodiging van de stad. Hong Kong geldt als magneet voor heel China, elk jaar bezoeken 47 miljoen bezoekers de stadstaat. De stad wil nu op de laatste leegte (42 ha) een groen cultureel centrum vestigen om de puur op commercie gerichte stad meerkleuriger te maken. Het programma werd door Gianotten hilarisch genoemd; voor het gigantische geheel zijn er nog in het geheel geen exploitanten. Dit wordt nog opmerkelijker als men bedenkt dat in New York City 4,3% van de werkgelegenheid door de culturele industrie wordt gegenereerd en in Hong Kong slechts 0,6%, en dat de terugverdientijd voor duurzame investeringen in Hong Kong drie jaar is. Bij de autoriteiten leeft echter de overtuiging dat het aanbod vraag oproept, aldus Gianotten.
Het plan (en strategie) dat OMA heeft ontwikkeld, begon met een nieuwe meer realistische formulering van het programma; een zeer risicovolle aanpak zo bleek later. Dit nieuwe programma werd na maar liefst driehonderd bijeenkomsten met betrokkenen geformuleerd, zo werd bijvoorbeeld ruimte voor producenten van cultuur toegevoegd. Het voorstel bestaat uit een gigantisch park met daarin drie gebouwensembles. Bestaande historische bebouwing wordt geïntegreerd in plaats van zoals gebruikelijk verwijderd. De kansen voor dit nieuwe district worden verbeeld door nieuw ontworpen gebodsborden als knipoog naar de in Hong Kong overal aanwezige verbodsborden.
Aan het einde van de bijna betoverende uitleg van het knappe strategische en stedenbouwkundige plan, bleek dat het voorstel voor de opdrachtgever een stap te ver was. Toen gekozen moest worden uit de door drie verschillende bureaus opgestelde plannen, kreeg Foster uiteindelijk de opdracht omdat hij, zo vat Gianotten de beslissing samen, de nadruk legde op het planten van 5000 bomen en vooral niet in ging op het onrealistische programma van eisen. Op een vraag uit de zaal of de aanpak wellicht te Dutch was, gaf Gianotten een bevestigend antwoord, maar stelt tevens dat deze Dutch approach – ondanks het niet verkrijgen van deze opdracht – resultaat heeft opgeleverd. De politiek zag het ontwerp niet zitten, maar publiek en jury gaven wel de voorkeur aan het voorstel van OMA. Het programma van eisen is door de vele gesprekken in de stad gewijzigd en ook bleek het ontwerp een vehikel te zijn voor de locale deskundigen om een eigen inbreng te hebben. En dankzij alle publiciteit heeft OMA momenteel maar liefst 18 projecten in Hong Kong waar 60 mensen aan werken.
Met de realisatie van de nieuwe stad Caofeidian wil de Chinese overheid een duurzame industriële stad neerzetten: sociaal, ecologisch en economisch duurzaam, energieneutraal (95% hernieuwbare energie) én esthetisch van hoge kwaliteit. In de eerste drie jaar moet er voor 100.000 inwoners plaats zijn, in 2020 dienen er 1 miljoen mensen wonen. Het in Bejing gevestigde Nederlandse Dynamic City Foundation stelde zichzelf de vraag hoe deze ambitie gerealiseerd zou kunnen worden en formeerde een ontwerpersgroep onder de naam B.A.R.C. (Beyond Architectural Regulations in China) waarin vijf Chinese (Urbanus, MAD, BAU, Tsinghua School of Architecture en Urban China) en vijf Nederlandse bureaus (Powerhouse, MVRDV, ZUS, Rocksteady en MARS Architects) samenwerkten. Neville Mars van de Dynamic City Foundation en MARS architects, legt de ontwerpmethode van de groep uit: de tien bureaus bewerkten ieder het masterplan voor Caofeidian. Mars voegde delen uit deze voorstellen samen om zo een meerduidige inhoud te kunnen ontwikkelen. Als theoretische start van "het plan als proces" noemt Mars verrassend het gedachtegoed van Christopher Alexander. Door de computer als hulpmiddel in plaats van tovermiddel in te zetten, kan ontsnapt worden aan de logisch lijkende boomstructuurplanning, waar de stappen netjes achter elkaar gezet worden. "Je moet groeimodellen maken, geen kant-en-klaar product". "Caofeidian kan daarom alleen ontworpen worden wanneer daar verschillende deskundigen bij betrokken zijn", zo luidt zijn open deur. De discussie die na het betoog volgde ging over future modeling waarbij het niet duidelijk werd of de rol van de computer in het ontwerpproces als bedreiging (allesbepalend) moest worden gezien, of dat het een handig en onmisbaar hulpmiddel is.
De derde case van de avond was Pingdi (Shenzhen) en werd uitputtend gepresenteerd door Margot Weijnen van NGI (Next Generation Infrastructures) en hoogleraar proces- en energienetwerken aan de faculteit Techniek, Bestuur en Management, TUD. De Delftse onderzoekers zijn door een van de vice-burgemeesters van Shenzhen uitgenodigd om mee te denken over de vraag hoe de stad zich op een duurzame manier kan ontwikkelen.
Een van de onderzoeksvragen betreft de mogelijkheden waarop de ontwikkeling van eco-steden een platform kan bieden aan sociale vooruitgang in China. Weijnen gaat uit van het, zoals ze zelf zegt: "vaak onterecht of ondeskundig gebruikt begrip holistisch". Om te komen tot eco-steden moet de aanpak holistisch zijn, markt gestuurd én uitgaan van samenwerking met de overheid, aldus Weijnen. Hiervoor zijn er geen werkbare modellen, en al helemaal niet in de Chinese conditie van sterke groei en besluitvormingsmodellen. Eco-stad Shenzhen is een poging om een zich steeds verder ontwikkelend stadsmodel te bedenken.
In het stadsdeel Pingdi, een industriële zone aan de rand van Shenzhen (14 miljoen inwoners) moet de eco-stad gevestigd worden om daarna verder uit te breiden. Onder grote tijdsdruk is gewerkt aan een strategisch model, uitgaande van de aanwezige context (alweer de Dutch approach!), waarbij eerder een visie dan een stedenbouwkundig ontwerp voorop stond. Er moeten condities geschapen worden, meent Weijnen. De belangrijkste conditie is reeds door de overheid aangegeven: de transformatie van maakindustrie naar de dienstensector waarvoor hoger opgeleide mensen nodig zijn die de stad zo kan aantrekken. Op deze wijze ontstaan er meer kansen voor een eco-stad. Voor Weijnen staat eco net zo goed voor ecologie als voor economie. Ze vat haar aanpak samen in vier weinig verrassende stellingen: Verdeel de nieuwe stad door middel van groene lobben, met een multifunctionele invulling van elke lob, ofwel 'innovative spatial planning concept'; Moedig gezond gedrag aan met een 'eco sufficient infra structure'; Werk aan een lokaal georiënteerde, sterke culturele identiteit; Werk aan economische transformatie ten dienste van de ecologie. Om tot slot te concluderen dat dit natuurlijk slechts te realiseren is wanneer alle instituties meewerken en de bureaucratie wordt ingeperkt. Hoe groot die kans is moet nog blijken, een van de Chinese sprekers deed het project af als totaal onrealistisch, juist omdat zo weinig rekening gehouden wordt met de wensen en verwachtingen van Chinezen.
In de discussie die volgde op de presentaties komt uit de zaal de pijnlijke opmerking dat in de drie cases duurzaamheid wel erg afstandelijk wordt behandeld. Dan blijkt dat de cases zich nog in de strategische fase bevinden, een fase waarin randvoorwaarden worden bepaald. Of zoals iemand het verwoordde: het gaat hier om 'deep uncertainty' waar niet de known unknown maar de unknown unknown opgezocht moet worden.
De eco-stad, per definitie een utopie, maar een die wel de moeite waard is om na te jagen. Spijtig is dan ook dat op deze avond het containerbegrip groen niet werd uitgewerkt. Duurzaam moet, dat weet iedereen en vindt ook bijna iedereen, en een mooi groen park willen we ook allemaal. Maar wat kan een aanpak gebaseerd op de principes van de natuur – de stad áls natuur – bijdragen aan het concept eco-stad? Iets dat voorbij troost- of decoratiegroen gaat? Daarover werd tijdens Green from scratch niet gesproken en dat is vooralsnog een gemiste kans. Time based planning is logisch te linken aan principes die voortkomen uit de natuur. Het is de uitdaging te onderzoeken of dit mogelijk is in situaties waar eco-steden moeten worden bedacht en gebouwd. Henri David Thoreau schreef in 1847 in de laatste regels van zijn boekverslag Walden: "Slechts die dageraad ontwaakt waartoe wij wakker zijn".