Feature

Klaar voor de sloop of toch maar niet?

Afgedankt, vergeten of simpelweg afgebroken. Dat gebeurt nogal eens met gebouwen die ooit met de beste bedoelingen zijn ontworpen. Creatief centrum Trouw Amsterdam wijdt een serie gesprekken aan gebouwen die dat lot beschoren zijn.

Wie Trouw Amsterdam niet kent: het is een van die plekken in de hoofdstad waar je kan eten, dansen, films kan kijken en waar creatieven met elkaar van gedachten wisselen. De naam van het gebouw heeft alles te maken met de landelijke krant die in het door Van den Broek en Bakema ontworpen complex was gevestigd. Net als het tegenover gelegen Volkskrantgebouw heeft het Trouwgebouw tijdelijk een nieuw leven gekregen nadat de redactie enkele jaren geleden van de Wibautstraat naar een nieuw gebouw in het centrum van de stad is verhuisd.

Waar kunstenaars en andere creatieven voorheen steeds verder naar de randen van de stad werden gedreven, maken zij sinds een aantal jaren dankbaar gebruik van verlaten gebouwen in en rond het centrum, zo ook in Amsterdam. Op termijn zal de vraag naar woningen in Amsterdam alleen maar toenemen, zo is de verwachting. Om de groene gebieden rondom de stad te behouden zal Amsterdam binnen de gemeentegrenzen moeten groeien en zal het Trouwgebouw uiteindelijk opgeofferd worden. Met de populariteit van Trouw als culturele hotspot of met de vormgeving van het gebouw heeft dat weinig te maken. Het gaat vooral om andere functies die in een andere tijd gevraagd worden. En om het geld dat aan die nieuwe vraag verdiend kan worden.

Tenminste, die financiele component was wat verschillende aanwezigen misten in het verhaal van Paul Groenendijk, auteur van het boek over de Zwarte Madonna in Den Haag. Hij had een verhaal gehouden waarbij hij de geschiedenis van dat sociale woningbouwblok, dat tot enkele jaren geleden op een A-locatie en vlakbij station Den Haag Centraal stond, in het licht plaatste van een veranderende opvatting over architectuur. Hij wees erop dat de bewoners weliswaar naar tevredenheid in de efficient ontworpen woningen van Carel Weeber woonden, maar dat zijn compromisloze ontwerp uit de jaren tachtig in minder dan twee decennia volstrekt uit de mode was geraakt. De uiterlijke verschijningsvorm paste simpelweg niet meer in het stationsgebied dat steeds meer beheersd werd door de hoge retroarchitectuur die daar de boventoon was gaan voeren en beter paste in de stedelijke ambities van Haagse politici.

Uit de discussie in Trouw kwam niet helder naar voren wat er nu toe leidt dat het bestaansrecht van een gebouw op enig moment ter discussie wordt gesteld. Gaat het om politieke voorkeuren? Om de functie van een gebouw? Om het geld of om de kwaliteit van de architectuur? Natuurlijk spelen altijd verschillende factoren een rol. Soms staan gebouwen simpelweg in de weg of kan er met een nieuw, groter en hoger gebouw veel meer geld verdiend worden. Er zijn gebouwen met de grond gelijk gemaakt waarvan dat nooit had mogen gebeuren, zoals het voormalige Post CS gebouw op het Oosterdokseiland in Amsterdam, naar ontwerp van Merkelbach en Elling. Andere gebouwen zijn om hun bijzondere kwaliteiten juist wel gered. Daar is het een handjevol actievoerders gelukt om de waarde van een gebouw aan te tonen, ook al stonden die 'in de weg', kostte het heel veel geld om ze te behouden en moest er een nieuwe functie gevonden worden. Zoals bij de zogenoemde Berlageblokken in Amsterdam-Oost, waarvan overigens twijfelachtig is of de bouwmeester ze zelf ontworpen heeft. De woningen doen nu dienst als studentenwoningen.

Zou de Zwarte Madonna gesloopt zijn als heel Den Haag van haar gehouden had? Wat als het inmiddels gesloopte en zeer gehate voormalige hoofdkantoor van Publieke Werken, het Wibauthuis, een museum voor moderne kunst was geweest? Het zijn maar een paar voorbeelden waarbij het gevoel dat aan een gebouw is gaan kleven doorslaggevend is geweest. Anders gesteld: de gemeente Den Haag durfde de sloop van de Zwarte Madonna alleen aan omdat het gebouw bij Hagenezen niet bovenaan het lijstje met meest waardevolle gebouwen van de stad stond. Dat heeft helemaal niets te maken met al dan niet goed ontworpen gebouwen en ook niet met geld of de functie van het gebouw. Ook architectuur is uiteindelijk sentiment.

Dat blijkt ook uit een zeer interessante casus in Belgrado. Architecte Maja Popovic deed onderzoek naar de geschiedenis van het expoterrein Staro Sajmište dat in de jaren dertig in de Servische hoofdstad ontworpen werd. Belgrado moest ermee op de kaart worden gezet als modern Europees land. Het in een park gelegen centrale paviljoen was aanvankelijk zichtbaar vanuit de wijde omtrek maar is tegenwoordig in slechte staat en bovendien verscholen achter flats en schuttingen. Popovic presenteerde in Trouw een analyse van de collectieve schaamte rondom het expoterrein, dat in de Tweede Wereldoorlog in gebruik werd genomen als concentratiekamp door de met de nazi´s heulende Kroaten. Zij gingen zeer voortvarend te werk waardoor Servie als een van de eerste landen als ´geheel gezuiverd´ van het lijstje van de nazi´s kon worden gestreept. Omdat Kroaten en Serven na de Tweede Wereldoorlog gezamenlijk een nieuwe socialistische toekomst tegemoet gingen, werd het verleden van het terrein liever gemeden en weggestopt, dan breed uitgemeten. En op het moment dat de tijd rijp leek om dat belaste verleden wél onder ogen te zien, viel Joegoslavie uit elkaar.

Pas nu gaan er stemmen op om het expoterrein in oude luister te herstellen en om er een museum van te maken. Popovic vraagt zich terecht af of dat nu de beste bestemming is voor een nieuw leven. Zij ziet liever een combinatie van herinneren en een nieuwe – levende – functie die past bij het Belgrado van vandaag. Om het gevoel dat het centrale paviljoen oproept mee te laten groeien met de tijd. Alleen dan kan het een nieuwe plek in de harten van de inwoners veroveren. Bij Trouw Amsterdam hebben ze dat goed begrepen.