Met Tussen 8 en 10 onderzoekt Ties Linders de mogelijkheden van een eigentijds oplossing voor een kleinschalig hotel op een historisch rijk geladen plek in Amsterdam aan de Weteringschans tussen Poppodium Paradiso en een villa.
In een vooronderzoek naar de Singelgrachtzone in Amsterdam is met een zorgvuldige analyse van typologie, historie en morfologie, de stad in kaart gebracht. Midden in deze zone bevindt zich de Weteringschans met tussen nummer 8 en nummer 10 een leeg kavel. Parallel aan de Weteringschans strekt de Singelgracht zich uit over de lijn van de oude stadswallen, rondom de historische Amsterdamse binnenstad. Met het ontmantelen van deze stadswallen aan het begin van de negentiende eeuw kwam een brede strook grond vrij in de stad. Met de bouw van enkele bijzondere gebouwen, waaronder het Rijksmuseum, is invulling gegeven aan deze strook. Later werd aangrenzend het Museumkwartier als luxe uitbreidingswijk gerealiseerd.
Tussen Singelgracht en Weteringschans verrezen aan het einde van de negentiende eeuw zes villas. Twee daarvan werden in de jaren zeventig vervangen door kantoren van dezelfde proporties. Het was een nieuwbouwproject dat veel los maakte bij de Amsterdammers. Al snel kregen de kantoren de bijnamen Peper en Zout en samen luidden zij het begin van de nieuwe lelijkheid in. Architect Frans van Gool kreeg het zwaar te verduren. Rond 1979 was het project, dat toen in aanbouw was, een geliefd onderwerp voor columnisten in weekbladen en kranten. Vooral Gerrit Komrij wist de boel op de spits te drijven en verzamelde een groep van twaalfhonderd mensen in Paradiso om te protesteren tegen het project.
De opgave waar Van Gool voor stond is een klassieke opgave in de architectuur. Al tijden breken architecten zich het hoofd over hoe zich te verhouden tot de bestaande stad. Deze vraag staat ook centraal in deze afstudeeropgave: hoe te bouwen in de moderne historische stad? Met het ontwerpen van een kleinschalig hotel op de lege kavel tussen Weteringschans nummer 8 en nummer 10 wordt een vergelijkbare opgave als die van Frans van Gool aangegaan. Het is een nieuwe stap in de reeks met de vier villas uit de negentiende eeuw en de kantoren Peper en Zout uit de jaren tachtig.
De nieuwe villa huisvest een hotel met een klein aantal luxe kamers. Op dit kostbare stuk grond kan een hotel tegemoetkomen aan het publieke karakter van het Leidsch kwartier en ook recht doen aan de villatypologie van de Weteringschans.
Met een driesporig onderzoek is aan de afstudeeropgave gewerkt. Parallel aan het ontwerp van het hotel zijn de Amsterdamse villatypologie, wonen in de negentiende eeuw en de ontwikkeling van het raam nader bekeken. Het uiteindelijke onderzoek laat zich lezen als een bloemlezing van deze onderwerpen. Bij het bestuderen van de documentatie van negentiende-eeuwse villas viel op dat de tekeningen vaak alleen bestaan uit een opstand en een plattegrond van de bel-etage. De plattegronden kenmerken zich door een ordening van de verschillende onderdelen van het wonen als aparte kamers en suite. Deze strategie is ook terug te vinden in het ontwerp voor het hotel. Vestibule, hal, salon en hotelkamer zijn hier zonder gang met elkaar verbonden. In de doorsnede wordt de negentiende-eeuwse villa gekenmerkt door een eenvoudige stapeling van verdiepingen, met de trap als enig verticaal element. In het ontwerp echter speelt de trap een meer bepalende rol. Met het ontbreken van gangen biedt elk bordes toegang tot de hotelkamers waardoor een split-level doorsnede ontstaat. Deze doorsnede is aan de buitenzijde zichtbaar terwijl het silhouet van de kamers op de kavel is terug te zien in de grillige contour. Het interieur van het hotel presenteert zich in een onregelmatige ordening van ramen aan de buitengevel. Hierdoor is indirect zichtbaar wat er zich binnen afspeelt. Anders dan bij de kantoorvillas van Frans van Gool, richten de gevels van het hotel zich haaks op de straat. In plaats van een grid van ramen is de gevel meer een gezicht dat zich naar de stad wendt.
Het typische wonen van de gezeten burgers in de negentiende eeuw vond niet alleen zijn weerslag in de plattegrond, gevel en doorsnede. Het interieur kreeg vaak zijn karakter door de bekleding. Behang, lambrisering, vele gordijnen en dikke tapijten zorgden voor de typische sfeer van burgerlijk wonen. Het interieur van het hotel is analoog hieraan ontworpen als een tijdelijk huis voor de hotelgasten. Nobele en duurzame materialen zoals hout, natuursteen en brons creëren een rustige, huiselijke sfeer. Naarmate de gast zich meer terugtrekt in de intimiteit van de eigen hotelkamer, wordt dit weerspiegeld in een overgang van steen naar hout. Plattegrond, doorsnede, gevel, raam en interieur zijn de bouwstenen uit het onderzoek die hun weerslag vinden in dit ontwerp. Daarmee is de stadsvilla tussen Weteringschans 8 en 10 een passend sluitstuk.
opleiding / studierichting
TU Eindhoven / architectuur
mentoren
Bernard Colenbrander, Pieter van Wesemael, Christian Rapp
wanneer begonnen met afstuderen
februari 2009
wanneer klaar
mei 2010
favoriete ontwerper
Louis Kahn, Sigurd Lewerentz, Peter Märkli, Caruso St John en vele anderen
favoriete project
Geen specifiek project
wat doe je nu
Werkzaam bij Happel Cornelisse Architecten