Recensie

Gevecht voor zelfontplooiing

Miguel Fisac’s bekendste gebouw mag dan gesloopt zijn, maar het is nog altijd onderwerp van discussies. De documentaire The Freaky Story of the Funky Skyscraper van Andres Rubio gaat echter niet alleen over de Spaanse architect Fisac en dit gebouw, maar ook over zijn generatie ten tijde van het Franco-bewind.

Zware graafmachines, uitgerust met stalen klauwen, eten langzaam maar onverstoorbaar de laatste restjes beton weg van een wonderbaarlijke toren. Lokale architecten zijn toegestroomd om brokstukken als relikwieën mee te nemen en om hun grief te uiten over het drama dat zich voltrekt. De Pagode, de kantoortoren behorende bij het Jorba Laboratorium en één van Miguel Fisac’s meest beeldbepalende werken, wordt in 1999 gesloopt om plaats te maken voor een anoniem spiegelend gebouw. De moderne tijd van dubieuze speculatie neemt bezit van de stad Madrid.
Deze beelden zijn misschien het meest kenmerkend voor de film die strijd als rode draad heeft. De confrontatie met de sloop van de toren luidt voor regisseur Andrés Rubio een ontdekkingsreis in naar het leven van Fisac. Het is een atypische architectuurfilm die niet alleen gaat over ideeën en ontwerpen. Deze komen wel veelvuldig aan bod, maar het verhaal van de architect lijkt ook te dienen ter illustratie van het leven in een turbulent land.

De film begint in de jaren vijftig en zestig als de dictatuur van Franco zich na de oorlogsjaren stabiliseert en Spanje profiteert van een toenemende economische dynamiek. In Madrid worden veel gebouwen gerealiseerd die de industriële en technologische vooruitgang vieren. De Pagode met zijn expressieve getordeerde overstekken vormt één van de nieuwe iconen van de stad. Fisac heeft dan al een imposant oeuvre opgebouwd en beleefd een periode die later als zijn meest karakteristieke zal worden beschouwd. Het zijn de jaren waarin hij veelvuldig experimenteert met beton en gefascineerd raakt door de mogelijkheden van vloeiende natuurlijke vormen.

Na de introductie neemt Rubio de kijker mee terug naar de donkere jaren dertig en veertig waardoor we de achtergrond van Fisac beter leren kennen. Zijn persoonlijkheid wordt gevormd door de keuzes die hij op cruciale momenten neemt; keuzes met politieke en religieuze achtergronden die ingrijpende gevolgen hebben voor zijn loopbaan.
Tijdens de eerste jaren van de dictatuur leeft Fisac ondergedoken in republikeins territorium wegens zijn katholieke geloof. Hij laat zijn religieuze overtuiging zwaarder wegen dan zijn republikeinse achtergrond. Ondertussen wordt de moderne beweging van de jaren twintig verdrongen door fascistoïde denkbeelden van het nieuwe regime. Fisac ontmoet op een gegeven moment de priester Josemaría Escrivá en via hem komt Fisac in aanraking met Opus Dei en zo zijn eerste grote opdrachten verwerft. Vanaf dat moment groeit tezamen met zijn portfolio een interne strijd, het is een confrontatie tussen creativiteit en het strenge dogmatisme.

Zijn onoverkomelijke vertrek bij Opus Dei luidt een nieuwe strijd in: zich positioneren in de verworven vrijheid. Hierbij wordt hij geholpen door zijn vrouw en het andere intellectuele Spanje dat hij dankzij haar leert kennen. Zijn carrière krijgt opnieuw een grote impuls. Hij ontwikkelt dan de zogenaamde ‘beenderen’; op wervels gelijkende balken waarmee hij een ruimtelijk ritme en lichtval creëert. In 1960 integreert Fisac de beenderen in het ontwerp voor het Opleidingscentrum voor Hydrografie, een project vergelijkbaar met het Jorba Laboratorium en dat door velen als zijn belangrijkste wordt beschouwd. De manier waarop de gigantische hal voor waterbassins wordt overkapt is voor die tijd vernieuwend. In één klap wordt het monotone van de ruimte door de balken voorzien van ritme, schaal en goed licht. Het spectaculaire interieur blijft voor de meesten echter verborgen en niet iedereen ziet de kwaliteit van dit lange anonieme gebouw dat het zicht op de rivier ontneemt.

Kerken vormen een belangrijk aandeel in zijn werk en komen in de documentaire veelvuldig aan bod. Als devoot man heeft Fisac gevoel voor de architectuur van het geloof en weet dit te combineren met zijn liefde voor constructies. Hierdoor ontstaat een bijzondere versmelting van spiritualiteit en aardse technieken die ook tot uiting komt in zijn retoriek. Typerend zijn de fragmenten waar hij uitleg geeft over de ontstaansgeschiedenis van projecten; hij wekt de suggestie alsof ontwerpen simpelweg verschijnen en niet door hem bewust zijn bedacht, alleen geconstrueerd. Het wordt niet duidelijk of hij zichzelf hier ziet als een instrument van een hogere macht of dat het een manier is om lastige vragen te pareren.
Opus Dei zal nog eenmaal terugkeren in de film en het leven van Fisac. Decennia later, na de sloop van De Pagode, groeit bij Fisac en critici het vermoeden dat het wijd vertakte netwerk van Opus Dei verantwoordelijk is voor het brute einde van de toren. Wraakgevoelens jegens de deserteur zouden lobbyisten van Opus Dei de gangen van het stadhuis hebben doen vullen en vergunningen voor de sloop hebben afgedwongen.

De opbouw van de film vergt oplettendheid ondanks een rustige sfeer. Er worden sprongen in de tijd gemaakt, en de afwisseling van diverse illustratieve middelen met interviews levert versnipperde informatie. Wel vormen Fisac’s gebouwen constant de basis van waaruit het verhaal wordt opgebouwd en alle informatie ook aan elkaar wordt gesmeed. Rubio maakt veelvuldig gebruik van fragmenten uit gesprekken met jongere architecten voor wie Fisac een inspiratiebron is. Tijdens deze interviews blijken de meningen verdeeld. De Pagode wordt geroemd en verguisd, de bevestiging dat het een belangrijk werk was dat je niet ongemoeid liet. Ook het latere werk van Fisac uit de jaren zeventig en tachtig, waarin hij beton steeds meer ging gebruiken als huid en experimenteerde met de textuur ervan, wordt niet door iedereen begrepen.
Wat de geïnterviewden ook afzonderlijk vinden, over het belang van Fisac voor de ontwikkeling van Spaanse architectuur is iedereen het eens. Toch heeft hij vanwege zijn bescheidenheid nooit de grote roem gekregen die tijdgenoten als Alejandro de la Sota of Javier Sáenz de Oiza wel ten deel viel. Dit boeiende portret dat Andres Rubio gemaakt heeft draagt bij aan de welverdiende herwaardering voor deze intrigerende architect.