In de Haagse krachtwijk Transvaal wordt binnenkort het nieuwe gebouw van de Kessler Stichting voor de opvang van dak- en thuislozen geopend. Een rijk gedetailleerd en gekleurd gebouw van de hand van Jos van Eldonk van het architectenbureau Soeters van Eldonk. Een gebouw dat rijkdom uitstraalt maar keurig binnen het budget is gerealiseerd.
Het waren de bewoners van de Kessler stichting zelf die voor dit ontwerp kozen, vertelt Van Eldonk tijdens een excursie van het Haags Architecten Café (HaAC). De daklozen kregen vier verschillende modellen voorgelegd en kozen eenstemmig voor het paleismodel. De architect onderstreept dat dit gebouw de Haagse daklozen een gevoel van eigenwaarde teruggeeft. Vervolgens was, volgens Van Eldonk, een lange strijd met welstand en supervisor nodig om het paleis te realiseren. Men vond dat het gebouw vooral passend moest zijn in de omgeving.
Dat is natuurlijk meteen al problematisch. Wat is het beeld van Transvaal? Deze wijk begon ooit in armetierige revolutiebouwstijl met nog een vage zweem van Hollandse Neorenaissance. De eerste Haagse stedenbouwer Lindo en architect Van Liefland corrigeerden het stedenbouwkundige plan nog tijdens de bouw, er werden diagonalen en pleinen toegevoegd en huizen kregen voortuintjes.
Tussen 1915 en 1925 verrezen in de directe omgeving van de Kessler Stichting de eerste woningwetblokken met de kenmerkende poortgebouwen. Typisch Haagse portiekwoningen vier hoog in sober metselwerk en een platdak met een fors overstek. De meeste huizen in de omgeving werden de afgelopen jaren vervangen. Incidenteel verschenen prachtige gebouwen, als visuele ankerpunten in de wijk zoals de oriëntaals aandoende Julianakerk (1924/26) en het volksbadhuis (1925) in de stijl van de Nieuwe Haagse School. Beeld, sfeer en karakter van Transvaal laten een overgang zien van revolutiebouw naar collectivisatiebouw uit het interbellum. Het begin van twintigste eeuw was ook de periode dat de ‘Vereeniging Tehuis voor Onbehuisden’ werd opgericht door Haagse burgers. Deze vereniging had tot doel om dakloze en ontslagen gevangenen tijdelijk op te vangen en voor te bereiden op terugkeer in de burgermaatschappij. Na een genereuze gift van de gefortuneerde Haagse oliehandelaar D.A.J. Kessler kon de daklozenopvang een nieuw gebouw aan de De la Reyweg neerzetten in 1923. Dat gebouw ademde de sfeer van de baksteenarchitectuur van Transvaal en was in 2009 aan vervanging toe. Bij de gemeente leefde er het idee dat de nieuwbouw zich vooral moest voegen in het beeld, sfeer en karakter van Transvaal. Het uitgesproken uiterlijk van het nieuwe gebouw moet daarom een doorn in het oog van supervisor Jeroen Geurst en Endry van Velzen van de Haagse welstand zijn geweest.
Het gebouw zelf zit vol verwijzingen. Bijvoorbeeld naar het vijftiende-eeuwse ziekenhuishotel l’Hôtel-Dieu in Beaune met zijn kleurige daken en verspringende dakkapellen. De topgevel van het middenbouwdeel van het oude gebouw met de entree werd als vorm overgenomen en kreeg zo zijn karakteristieke geknikte dakvorm. Ook het idee van een naambord waar ‘Kessler Stichting’ op staat, namen de architecten over en lieten het uitvoeren in sierbeton. Verder is het rode metselwerk van Transvaal terug te vinden in het gebouw en de goothoogte aan De la Reyweg, deze laatste twee werden door de supervisor opgelegd. Wellicht dat het groen en geel van de dakpannen door ADO aanhangers is afgedwongen en dat de architect het rood er aan heeft toegevoegd. Het paleis lijkt symmetrisch aan de straat maar is het niet als men goed kijk. Het bestaat grofweg uit vijf bouwdelen. Zoals ook paleizen uit de zeventiende en achttiende eeuw waren samengesteld uit vijf bouwdelen. Twee eindgebouwen, het middendeel met de entree en daartussen twee verbindingsstukken. Al de bouwdelen en tussenstukken verschillen iets van elkaar.
Het interieur heeft fraaie kleuren maar het blijkt een cellenkantoor te zijn met lange gangen en verdeeld in compartimenten. Personeel (voorzien van security pas) heeft zijn eigen gangensysteem op de verdiepingen, maar de cliënten verplaatsen zich alleen verticaal in het eigen compartiment. Deze scheiding van de verschillende doelgroepen is beslist nodig omdat veel daklozen een drugsprobleem hebben. In het nachtverblijf verblijven vaak de distributeurs terwijl in het compartiment naast hen de consumenten juist overtuigd moeten worden van de gevaren van drugs. Gezien de indeling van het gebouw rijst meteen de vraag of de Kessler Stichting niet beter een leeg ministerie had kunnen betrekken. Den Haag heeft een overschot aan fraaie lege ministeries met cellenkantoren, een ideaal type gebouw voor deze functie.
Het daklozenpaleis is bijna klaar en Haagse zwervers zullen zeker blij zijn met hun nieuwe opvallende onderkomen. Toch zal menig voorbijrijdende bezoeker eerder denken dat dit gebouw iets met Walt Disney te maken heeft dan met de opvang, begeleiding en terugbrengen naar de maatschappij van de dolende mens.