Feature

Biopolis van het echtpaar Hartsuyker, toen en nu

Het architectenduo Luzia Hartsuyker-Curjel en Enrico Hartsuyker presenteerde hun plannen voor piramidevormige woongebouwen ruim voordat Grenzen aan de groei van de Club van Rome liet zien dat de vooruitgang ook een keerzijde heeft. In onze tijd van herstructurering en tijdelijke herbestemmingen lijken grootschalige nieuwbouwprojecten als Biopolis megalomane dromen afkomstig uit een vreemd ver verleden.

Net als de Metabolisten in Japan en Superstudio in Engeland en Italië deden ook Nederlandse architecten begin jaren zestig voorstellen voor megastructuren die complete steden vormden. Het echtpaar Hartsuyker bedacht hun Biopolis in een tijd dat de Nederlandse bevolking hard groeide en het geloof in technologie onbegrensd was. De megastructuur was een reactie op de uitdijende stad die voorbij de Randstad de rest van Nederland dreigde in te nemen.
Megastructuren kenmerken zich door de vermenging van infrastructuur en gebouw. Bruggen, autowegen en enorme draagconstructies vormen de ruggengraat voor complexe stedelijke structuren die kunnen veranderen en groeien in de tijd. Biopolis bestaat uit terraswoningen op een piramidevormige onderbouw. In het binnenste bevinden zich de wegen en stedelijke voorzieningen terwijl de ruimte rond Biopolis leeg blijft voor natuurgebieden en grootschalige recreatie.

In een Tv-opname uit de jaren zestig vertelt Enrico Hartsuyker op een ontspannen en heldere manier over hun ideeën. Terraswoningen zijn een alternatief voor de stadswoning met kleine tuin. In tegenstelling tot gestapelde bouw is er een relatie met de buren boven en onder. De woningen in Biopolis zijn vrij in te delen. Kinderen kunnen overal spelen en een circuit in de woning maakt het zelfs mogelijk om er te rolschaatsen. Tegelijkertijd biedt het huis overzicht voor de ouders. Hartsuyker vertelt dat zij de woningplattegronden met een stedenbouwkundig ‘oog’ ontwierpen en de stad benaderden vanuit de woningplattegrond. Deze manier van werken heeft tot bijzondere woningbouwprojecten geleid. De door het duo Harsuyker Curjel ontworpen atriumwoningen in Amsterdam bijvoorbeeld zijn als een stad in zichzelf. Het ouderencomplex de Zonnetrap in Rotterdam Zuid laat zien dat het binnenste van een terraswoningencomplex een rustige en lichte gemeenschappelijke binnenwereld kan opleveren.
Het duo ontwierp vanuit het gebruik. De badkamer in hun woning in Amsterdam destijds was overdag in gebruik als gang. De badkamer wordt alleen ’s ochtends en ’s avonds gebruikt. Door deze ruimte overdag voor andere doeleinden te gebruiken ontstaat er extra ruimte in het hart van de woning.

De paneldiscussie achteraf liet duidelijk zien dat we in andere tijden leven. Ging het bij de bedenkers in de jaren zestig om het ‘if then’ nu is het ‘how now’. De vraag welke allianties en financieringen er nodig zijn om megastructuren mogelijk te maken staat in schril contrast met de vrolijke ongecompliceerde mentaliteit van de jaren zestig. Als vervolg op de Biopolis werd een Hydropolis op zee bedacht. Over het waarom vertelt Enrico Hartsuyker op 82 jarige leeftijd in het recentelijk opgenomen interview met kunsthistoricus Ellen Smit (Luzia Hartsuyker-Curjel overleed afgelopen voorjaar). Zij waren destijds gefascineerd door het idee om op zee te wonen. Wat een fantastische woonomgeving zou dat kunnen opleveren! Hoe zou zo’n Biopolis voor de kust bij Wassenaar er uit kunnen zien?
Terecht werd vanuit het publiek de vraag gesteld of we dit soort architectuur wel moeten willen in het Nederland van nu. Zijn de piramideblokken wel zo handig? Wat bijvoorbeeld te doen met het binnenste van deze terrassteden? In tegenstelling tot West-Europa waar de bevolking krimpt en de economische groei slinkt, zijn grootschalige woningbouwprojecten in China en het Midden-Oosten wel actueel. Paul Kroese, panellid en een van de inleiders, maakte de link met wat er voor die landen door onder anderen MVRDV is voorgesteld.

De avond was onderdeel van een door het NAi georganiseerde lezingenserie met de titel Then/Now. Voorstellen uit het verleden, zoals Biopolis, kunnen inspireren voor het nu. Centraal staat daarbij de vraag hoe urbane energiestromen vertaald kunnen worden in stedelijke modellen. In de toelichting op Biopolis kwam het energiethema niet aan de orde. Het was nog vóór de oliecrisis van 1973 dus waarschijnlijk voor de Hartsuykers ook nog geen leidend thema. De compacte stad wordt tegenwoordig gezien als middel om substantieel minder energie te gebruiken. De afstand tussen wonen en werken wordt verkleind, met minder verkeer tot gevolg. Ook kan restenergie lokaal worden uitgewisseld tussen bijvoorbeeld woningen en stedelijke voorzieningen. In zoverre kan Biopolis gezien worden als voorbeeld naar ons streven van een duurzame energie transitie.

Maar vragen als: 'hoe compact is nog leefbaar?' of 'gaat bij een te grote compactheid de energiewinst niet verloren doordat bijvoorbeeld daglichtcompensatie extra energie vraagt?' of 'wat kost het aan energie om te bouwen?', kwamen niet aan de orde. Laat staan dat er nagedacht werd over het energiebeslag van voedselproductie. Het ging de ontwerpers eerder om het ruimte maken voor grootschalige recreatieve voorzieningen en natuur. Het ging vooral ook om sociale interactie, het mengen van functies en flexibiliteit.
De transitie naar een duurzame energiehuishouding was dan niet direct relevant op deze avond, de andere duurzaamheidthema’s, en vooral de optimistische houding van de Hartsuykers, zijn daarentegen nog steeds aanstekelijk en inspirerend.