Op 21 oktober jl. vond in Groningen het Berlage Debat plaats. Het vormde de afsluiting van de manifestatie rond het door H.P. Berlage ontworpen raadhuis (1928-30) in Usquert, dat onlangs in zijn oorspronkelijke staat werd hersteld. De centrale vraag tijdens het debat was, of de reputatie van een architect – in dit geval Berlage – belangrijk is bij herbestemming.
De avond begon met een gesprek onder professoren. Prof. dr. Auke van der Woud (emeritus hoogleraar Architectuur- en Stedenbouwgeschiedenis RUG) en prof.dr. Titus M. Eliëns (hoogleraar Industriële Vormgeving aan de Universiteit Leiden) hebben verschillende opvattingen over de verdiensten van de beroemde architect Berlage. Van der Woud stelt dat de reputatie die Berlage geniet als wegbereider van de moderne architectuur genuanceerd moet worden. Zo vindt hij het belang dat toegekend wordt aan Berlages preoccupatie met de gemetselde muur achterhaald. Berlage was in zijn tijd hierin niet uniek. Om vervolgens te stellen dat de traditionele Nederlandse architectuurgeschiedenis van de 19e eeuw zich te eenzijdig richt op twee personen, P.J.H. Cuypers en H.P. Berlage. In zijn pamflet Sterrenstof: Honderd jaar mythologie in de Nederlandse architectuur (2009) stelt Van der Woud dat er een mythe rond deze twee architecten is gecreëerd door een groepje volgelingen en dat de verhalen sindsdien klakkeloos worden overgenomen. Dit kan niet volgehouden worden als er meer onderzoek gedaan wordt naar de architectuur uit de 19e eeuw, aldus Van der Woud. Eliëns is het met Van der Woud eens wanneer het het exterieur betreft, maar vraagt hem niet het interieur te vergeten in zijn oordeel. Wat betreft interieurontwerpen is Berlage wel degelijk vernieuwend geweest, stelt Eliëns.
Architectuurhistoricus Dirk Baalman mengt zich in de discussie over de reputatie van Berlage. Hij vindt het onjuist dat de Beurs van Berlage (1903) in Amsterdam bekend staat als het toonbeeld van Nederlandse baksteenarchitectuur, omdat baksteen bijna nergens in zijn pure staat is toegepast. Natuursteen was onontbeerlijk voor een veilige constructie en glazuur moest de bakstenen beschermen tegen de aanraking van de gebruikers. Het feit dat de opdrachtgevers in 1912 het gebouw al verlieten, pleit ook niet voor de architect, aldus Baalman. De effectenhandelaren wilden een beurs, maar kregen een station.
Het gesprek spits zich toe op het probleem van het herbestemmen van monumenten. Iedereen is het erover eens dat het van belang is om een gebouw in gebruik te houden en dat er tegelijkertijd zorgvuldig gezocht moet worden naar een nieuwe bestemming. Maar het vinden van een geschikte functie voor alle leegstaande monumenten is een onmogelijke opgave, gewoonweg omdat het er zo veel zijn. Van der Woud oppert het idee om de monumentenlijst op te schonen. De andere sprekers kunnen zich hierin vinden, mits de overige 90 % van de monumenten niet aan hun lot worden overgelaten. Het is echter niet eenvoudig om te bepalen welk gebouw zijn monumentenstatus moet behouden en welk gebouw niet. Eliëns pleit ervoor dat niet alleen op basis van het exterieur wordt geselecteerd. Momenteel richt de overheid zich alleen op het exterieur, waarmee kennis over de interieurgeschiedenis zal verdwijnen, stelt hij. Baalman beaamt dit en wijst op het plan van staatssecretaris Halbe Zijlstra om een vergunning voor de verbouwing van het interieur van monumenten binnenkort overbodig te maken.
Na de pauze staat het raadhuis van Berlage in Usquert centraal. Na een gemeentelijke herindeling is het gebouw sinds 1990 niet meer als raadhuis in gebruik. Het heeft nog een tijdje dienst gedaan als kantoor, maar op dit moment is het in al zijn gerestaureerde pracht en praal functieloos is. Bijzondere Locaties Groningen gaat het raadhuis exploiteren; het is moeilijk er een gebruiker voor te vinden, omdat alles in de oorspronkelijke staat moet blijven. In de zoektocht naar een duurzame gebruiker is het karakter van het gebouw leidend. Tot nu toe is nog niet duidelijk waar het karakter van het raadhuis zich voor leent. ‘In ieder geval niet voor een sauna’, grapt Joris van Haaften, hoofd afdeling monumenten ROEZ gemeente Groningen.
Uit het publiek wordt de vraag gesteld hoe het raadhuis ervoor had gestaan als de in de jaren tachtig geplande uitbreiding wel was doorgegaan. Was het hele gebouw dan behouden gebleven of alleen het door Berlage ontworpen gedeelte? Het is een moeilijke kwestie. Berlages reputatie zorgt ervoor dat zijn ontwerpen worden gekoesterd. Maar hoe beoordeel je het als je meegaat in Van der Wouds redenatie? Hoe houdbaar is Berlage zijn reputatie? Wat als over een paar decennia, als er meer onderzoek gedaan is naar de architectuur uit de 19e eeuw, blijkt dat Berlage slechts een bescheiden speler was, zoals Van der Woud oppert? Zijn zijn gebouwen het dan nog wel waard om te behouden?