Feature

Is de opdrachtgever tegenwoordig capabel genoeg?

Dat bleek de hamvraag tijdens de lezing die Mecanoo hield in het ABC te Haarlem. Aanleiding voor de lezing is de tentoonstelling aldaar. Dat is geen tentoonstelling over het oeuvre van Mecanoo in het algemeen, maar over de door hen ontworpen scholen. Ellen van der Wal en Paul Ketelaars, beide partner in het bureau, vertelden hun verhaal aan een publiek dat uit opvallend veel opdrachtgevers bestond.

Mecanoo heeft scholen gebouwd over de hele wereld, van crèche tot campus. De tentoonstelling met deze titel bevindt zich in twee ruimtes van het Haarlemse architectuurcentrum. De wanden van de ene ruimte zijn volledig behangen met foto’s, een aantal maquettes is op sokkels geplaatst. In de andere ruimte bevinden zich ook modellen maar dan uit één stuk met een 3D-printer gemaakt. Deze modellen bungelen als kleinoden aan de wand en zijn onderdeel van een gigantische tijdlijn. De tijdlijn ontwikkelde Mecanoo als onderdeel van het door het SfA geïnitieerde onderzoek Geen meter te veel. Agenda scholenbouw. Aan de hand van thema’s zijn de Mecanoo-scholen gerubriceerd op de tijdlijn. Een belangrijke ontwikkeling wordt zichtbaar: als gevolg van duurzaamheid en budgetten wordt er de laatste jaren veel compacter gebouwd.

Ellen van der Wal en Paul Ketelaars lieten tijdens hun lezing zes scholen de revue passeren die tezamen de leeftijdscategorieën tussen 0 en 25 jaar beslaan. De crèche in dit rijtje is de Knotzhoeve in Leidschenveen, de campus wordt vertegenwoordigd door het masterplan voor de TU-wijk in Delft. Gemene deler in de projecten is de wijze waarop met de vierkante meters omgegaan wordt. “We bouwen geen meter teveel, maar ook geen meter te weinig”. Dat houdt in dat ook gangen en buitenruimten optimaal ingezet worden omdat deze meters ook een rol spelen in het onderwijs, aldus Mecanoo; lucht, licht en ruimte als onderdeel van het leerprogramma. Naast een optimaal gebruik van de ruimte, staan ook het in de gevel zichtbaar maken van de verschillende programmaonderdelen, en het stimuleren van interactie tussen de gebruikers centraal in de aanpak van het Delftse architectenbureau.

Voorafgaande aan de presentatie van de projecten werd aan het publiek een vraag gesteld waarover na afloop gediscussieerd zou gaan worden. Een vraag waar Mecanoo van zei zelf het antwoord nog niet te kennen: “We zien een ontwikkeling waarin contracten en processen steeds complexer worden, wat wordt de nieuwe positie van de opdrachtgever?”
Over deze vraag merkte het publiek op dat eerst duidelijk moet zijn wie de opdrachtgever is. In het geval van scholenbouw is dit het schoolbestuur. Dat betekent dat het zittende schoolbestuur bepaalt hoe de school er uit gaat zien. En dat hoogstwaarschijnlijk een schoolbestuur derhalve maar één keer in zijn loopbaan een nieuwe school zal bouwen. Dus hoe geschikt is het schoolbestuur als opdrachtgever? Aangezien er geld beschikbaar wordt gesteld om een nieuwe school te bouwen móet het bestuur geschikt zijn als opdrachtgever. Zouden er dan geen adviseurs toegewezen moeten worden aan het bouwende schoolbestuur? En moet de opdrachtgever zelf zitting nemen in het bouwteam, of moet het zich laten vertegenwoordigen zodat de opdrachtgever afstand kan houden. Het publiek vraagt zich op een gegeven moment zelfs af of er geen opleiding is tot opdrachtgever, want: “Hoe deskundig is de opdrachtgever?”

Maar het is toch juist de architect die door de opdrachtgever ingehuurd wordt om hem te adviseren tijdens het gehele proces?!, zo vraag ik mij af. Of is het zo dat de architect tegenwoordig niet meer voor de opdrachtgever werkt, maar voor de aannemer, de ontwikkelaar, het managementbureau?
Gelukkig komt er ook een ander geluid uit het publiek, één directeur van een door Mecanoo ontworpen school staat op en zegt: “Ik werd aan het begin van het bouwproces gewaarschuwd voor alle partijen in het bouwteam. Maar we gingen rond de tafel en toen viel het woordje vertrouwen. Dat is waar ik voor kies, voor respect voor elkaar en elkaars kennis.”

En dus vraagt het publiek zich af, is het niet zo dat de opdrachtgever best tevreden is, maar dat het de architect is die moet wennen aan deze nieuwe complexe processen?. Hierop antwoordt Mecanoo dat het absoluut waar is dat de architect ook in een proces van verandering zit en dat het met name bij de bouw van grote scholen steeds meer zal gaan over contractvormen als DBM (Design, Build, Maintenance) en DBFMO (Design, Build, Finance, Maintenance, Operate). Deze samenwerkingsvormen hebben de toekomst maar ook daarbij moet altijd sprake zijn van vertrouwen. Het grote nadeel van het complexer worden van contracten en processen is dat de pakken papier steeds dikker worden. Mecanoo vraagt zich dan ook af hoe de dialoog behouden blijft en de pakken papier achterwege gelaten kunnen worden.

De avond werd afgesloten door Van der Wal die nogmaals herhaalde dat Mecanoo geen antwoord heeft op de gestelde vraag maar vindt dat er selectieprocedures voor álle partijen van DBFMO plaats zouden moeten vinden. Het architectenbureau vindt het een kwalijke zaak wanneer er geen dialoog met de opdrachtgever heeft plaatsgevonden vóórdat de selectie van de adviseurs is gemaakt. Op de laatste vraag uit het publiek, of het bureau voor deze dialoog gaat lobbyen, luidde het antwoord: ‘we zijn hard bezig’, en dat verklaarde ook meteen het grote aantal opdrachtgevers in de zaal.