Nieuws

Een dienstbaar gebouw

Assen is karig bedeeld met spraakmakende architectuur. De Architectuurgids Nederland vermeldt slechts één object: een bescheiden prefab-experiment van Moshe Zwarts uit 1967. Vermoedelijk krijgt dit functionele bungalowtje in een volgende editie gezelschap, en wel van de uitbreiding van het Drents Museum, ontworpen door Erick van Egeraat.

Een museum heeft tegenwoordig grote publiekstentoonstellingen nodig om bezoekers te blijven trekken. Een mooie eigen collectie volstaat al lang niet meer. Het voordien wat slaperige Drents Museum zag aan het begin van deze eeuw als gevolg van een ambitieus tentoonstellings- en marketingbeleid, waaronder blockbusters als Go China!, de bezoekersaantallen sterk stijgen.
De huisvesting in het 19e-eeuwse provinciehuis was niet geschikt voor dergelijke ambitieuze tentoonstellingen. Niet alleen de zalen waren krap en in aantal beperkt, ook de entree was volstrekt niet op grotere bezoekersaantallen berekend. Er moest dus uitgebreid worden. De vraag was alleen, hoe?

Het bestaande museumgebouw maakt deel uit van een compact cluster historische gebouwen in het centrum van de stad dat wordt omringd door historisch groen. Aan de noordzijde bevindt zich de Brink met daarop een aantal monumentale bomen en aan de zuidkant ligt langs een singel een 19e-eeuwse tuin die doorloopt in het naastgelegen landgoed Overcingel. Bouwen aan de Brink was vanwege de oude bomen uitgesloten, dus de nieuwbouw zou aan de zuidkant moeten komen, maar dan wel grotendeels ondergronds, op de plek van een parkeerplaats.

Vier jaar geleden werden uit 33 inzendingen vijf bureaus gekozen die een ontwerp mochten maken voor de locatie. Behalve voor (toen nog) EEA koos een commissie met ondermeer Rein van der Lugt, Wytze Patijn en Ed Taverne voor Winka Dubbeldam (Archi-tectonics), Kas Oosterhuis en Ilona Lénárd (ONL), J. Mayer H. Architects uit Duitsland en de Zwitserse combinatie Holzer Kobler en Drexler Guinand Jauslin. Unaniem werd gekozen voor EEA. In juni 2008 was het ontwerp klaar, eind 2009 werd gestart met de bouw en op 17 november 2011 werd het nieuwe museum geopend, binnen budget en binnen de gestelde tijd – heel ongebruikelijk in museumland.

Toch was de bouw geen sinecure. Zo moesten er 18 meter diepe damwanden gestort worden om de verdiepte tentoonstellingszaal te kunnen aanleggen. Daarbij had Van Egeraat iets bijzonders uit de hoge hoed getoverd. Hij stelde voor om het beoogde entreegebouw – het weinig markante voormalige Koetshuis  – een meter op te tillen. Hierdoor zou het koetshuis een meer karakteristieke uitstraling krijgen en werd het bovendien mogelijk om extra daglicht binnen te laten in de entreehal die onder het koetshuis werd gesitueerd. Eind 2009 werd het koetshuis ingepakt in een stalen frame en in precies 24 uur 24 meter verplaatst, om weer terug te worden geschoven toen de ruwbouw van de entreehal klaar was.

De kunst van het afdalen
Hoewel het optillen in het behoudende Assen ongetwijfeld de wenkbrauwen heeft doen fronsen is het een zeer effectieve ingreep gebleken. Met de glazen plint en de van een forse witte lijst met museumlogo voorziene entreepartij is het voormalige lelijke eendje van het historische ensemble nu onmiskenbaar het entreegebouw.
Eenmaal binnen is direct duidelijk waar je naar toe moet: onder de grond! De wanden en de kap van het koetshuis zijn zo donker mogelijk uitgevoerd terwijl de glazen lift, de luie witte wenteltrappen en de lagergelegen lichte hal de bezoeker onmiskenbaar naar beneden trekken.

In de entreehal bieden de korte zijden toegang tot de nieuwe tentoonstellingsruimte en tot de trap en lift die de bezoeker naar het oorspronkelijke museumgebouw leiden. Aan de lange zijden zijn de garderobe, de infobalie en de museumwinkel te vinden. Naast de ranke, zwevende trappen vallen hier de slanke, getordeerde kolommen op die met hun achten het hele koetshuis lijken te dragen.

Het dak van de nieuwe, 1000m2 grote tentoonstellingszaal bestaat uit vier in breedte variërende, parabolisch gevormde schaaldelen, rustend op stalen spanten. Tussen de dakdelen zorgen raamstroken voor daglichttoetreding. De grote dakdelen zelf worden gebroken door onregelmatig geplaatste, deels verdiept liggende stroken voor algemeen licht, tentoonstellingslicht en klimaatbehandeling. De enorme schuin geplaatste raampartij aan de zuidgevel zorgt voor veel lichtinval. Op het eerste gezicht zelfs te veel licht voor expositiemateriaal dat het daglicht minder goed kan verdragen. De ruimte kan indien nodig echter volledig worden verduisterd.

De daktuin zou de visuele en ruimtelijke verbinding moeten vormen tussen de Gouverneurstuin en het aan de overkant van de weg gelegen landgoed Overcingel. Dit is een van de weinige minder geslaagde elementen aan het project. Niet alleen ogen de met sedum en andere 'architectennatuur' beplante schotsen mede door de stevige houten balustrades wel erg architectonisch, ook verspert een erg ontworpen en daardoor erg aanwezig hek de doorgang. Terwijl de rest van het gebouw expressief maar ingetogen is vormgegeven was hier toch blijkbaar de noodzaak aanwezig om nadrukkelijk te laten zien dat ook in Assen de 21e eeuw is begonnen.

Spraakmakend maar terughoudend
Voor Van Egeraat lijkt het ontwerpen ook een oefening in terughoudendheid geweest te zijn: “(Er zijn) mensen die verwachten dat als je een museum bouwt, dit ook ‘kunstig’ moet zijn. Je bouwt als het ware een kunststuk als omlijsting van datgene wat in het museum zelf te zien is. Anderzijds heerst er een meer functionalistische opvatting, waarbij juist verwacht wordt dat het museum zich meer terughoudend opstelt, om de kunst ten volle tot haar recht te laten komen. Wat betreft het ontwerp voor de uitbreiding van het Drents Museum neig ik meer naar deze laatste opvatting. Juist omdat het oude gedeelte van het Drents Museum zelf al een prominent gebouw is, met behoorlijk dwingende ruimtes binnenin, wilde ik bij de nieuwbouw ervoor zorgen dat het gebouw zich wat dienstbaarder op zou stellen. “*

Een opvallende uitspraak van een architect die tegenwoordig toch vooral bekend staat vanwege zijn exuberante vormentaal en materiaalgebruik. Het is ruim een kwart eeuw geleden dat Van Egeraat samen met de andere Mecanoo-oprichters de Kruispleinflat ontwierp. In Assen lijkt de cirkel rond: het gebouw combineert op een prachtige manier ingetogen vormen en materialen met subtiele barokke details. Een aanwinst voor Assen.