Recensie

Matchmaking in China

Met het Matchmaking China programma agendeert het Nederlands Architectuurinstituut samen met locale partners, vraagstukken in de Chinese sociale woningbouw. Binnen deze context ontwierpen Chinese en Nederlandse architecten alternatieven voor de standaard sociale woningbouw. Op de internationale architectuur biënnale van Shenzhen zijn de resultaten van deze ontwerpinspanningen nu te zien.

Ontwerp van O-office

Terwijl de meeste architecten in Nederland om opdrachten verlegen zitten, worden in China nog dagelijks weerzinwekkende hoeveelheden kubieke meters uit de grond gestampt. Projecten van dikwijls een twijfelachtige kwaliteit en qua vormgeving en gevolgde bouwprocedure niet altijd te rijmen met de in Nederland heersende smaak en moraal. Is dit een reden om de Chinese praktijk onverbiddelijk af te keuren? Of is dit juist een motief, of zelfs een kans, om samen met welwillende Chinese vakbroeders en gastvrije opdrachtgevers een poging te wagen de uiterst gecompliceerde Chinese bouwopgave te bevragen?

Het NAi koos vol overtuiging voor deze laatste optie en niet zonder risico’s. De Chinese praktijk staat namelijk bol van belangenverstrengelingen, manipulaties en onbetrouwbare informatievoorziening. Een groot gevaar is bijvoorbeeld dat je door ontwikkelende partijen gebruikt wordt in een strategie om gronden aan te kopen, of als brandingmethode om het vastgoed tegen een nog hogere prijs te kunnen slijten (terwijl je als architect vervolgens aan de kant wordt gezet).
De kans die Vanke, een van China’s grootste ontwikkelaars, aan enkele door het NAi geselecteerde Nederlandse architecten biedt klinkt echter veelbelovend. Vanke is een ambitieuze ontwikkelaar met in haar portfolio meerdere vernieuwende projecten. Sommige daarvan zijn tot stand gekomen met medewerking van buitenlandse architecten. Samenwerken met Vanke betekent dat er een grote kans bestaat dat de ontwerpen daadwerkelijk gerealiseerd worden.

Na ruim een decennium uitsluitend speculatiebouw heeft de Chinese overheid in haar nieuwste vijfjarenplan aangegeven binnen deze termijn ten minste tien miljoen sociale woningen te realiseren. De definitie van sociale woningbouw in China is niet vastomlijnd en het ontbreekt aan controle op wie er daadwerkelijk gaat wonen. Per regio zijn er ook nog eens grote verschillen. Doorgaans gaat het om woningen van 15 tot 30 vierkante meter, meestal koopwoningen. Deze voor Nederlandse begrippen nogal krappe maatvoering is binnen de Chinese realiteit echter een grote verbetering, wetende dat men in verouderde buurten vaak hooguit 4 tot 8 vierkante meter per persoon ter beschikking heeft en slechte sanitaire voorzieningen moet delen met meerdere buren. Een nieuwe eigen woning met eigen douche, keukenblok en toilet is dus een grote stap voorwaarts qua wooncomfort, al zijn er natuurlijk kanttekeningen te maken bij het herhuisvestingbeleid.
De woningbouwproductie is in China verregaand gestandaardiseerd. Ook op opleidingsinstituten wordt nauwelijks aandacht besteed aan typologische vernieuwing en variatie. Om deze lacune te vullen zijn buitenlandse bijdragen welkom. Wel is het dat door allerlei bouwvoorschriften en ondoorzichtige bouwpraktijken deze buitenlandse invloeden zich meestal beperken tot de gevel.

In 2010 startte het NAi een programma dat zich volgens de NAi-website richt op “complexe problemen die om slimme, duurzame oplossingen vragen, waarin architectuur een belangrijke rol kan spelen”. Als eerste werd een delegatie van Vanke uitgenodigd en rondgeleid langs woningbouwprojecten in Nederland. Niet lang daarna volgden vijf Chinese architectenbureaus, deels oude bekenden waarvan werk te zien was in de China Contemporary tentoonstelling (NAi 2006). Begin 2011 werd het vijftal gekoppeld aan evenzoveel door het NAi geselecteerde Nederlandse bureaus die op hun beurt enkele Chinese projecten bezochten. Eind augustus kwamen NAi en Vanke in Beijing overeen om gezamenlijk aan een reële opgave te werken, met daadwerkelijke realisatie als belofte. Nog diezelfde week werd door de tien betrokken bureaus tijdens een workshop ter plekke een langwerpige strook grond in Huilongguanzhen – noordwest Beijing – verkaveld tot tien bouwblokken, vijf aan weerszijden van een lange zes meter brede binnenstraat. Elk bureau nam een blok voor zijn rekening en werkte dat vervolgens thuis verder uit. Als belangrijkste gezamenlijke randvoorwaarden gold een maximum bouwhoogte van 18 meter en een maximumvloeroppervlak van respectievelijk 14 en 21 vierkante meter per eenpersoons- of tweepersoonsappartement.
Nu het om meer dan slechts een gevel gaat is het dus belangrijk om goed te begrijpen wat de toekomstige bewoners wensen. Hoe kan je een minimaal aantal vierkante meters zodanig indelen dat een acceptabele woonruimte ontstaat en hoe creëer je aansluiting met de omgeving?

Op de internationale architectuur biënnale in Shenzhen, de thuisbasis van Vanke, zijn nu de eerste resultaten van NAi’s matchmakingproject te zien. Hoewel de Shenzhen biënnale wellicht de meest bekende is van de vele die China worden georganiseerd, is internationaal misschien te sterk uitgedrukt. Deze editie zijn de enige buitenlandse deelnemende landen Bahrein, Oostenrijk, Finland, Chili en, net als twee jaar geleden, Nederland.
Op 8 december opende de tentoonstelling met de conferentie Housing an Affordable City: Chinese & Dutch perspectives. Allereerst gaven vijf Chinese critici hun visie op de opgave, gevolgd door de projectpresentaties. Dat was jammer, want met een omgekeerde programmering hadden de critici kunnen reflecteren op de getoonde ontwerpen.
Zo kwamen de Chinese critici vooral met voorbeelden van goedkope zelfbouw op het platteland en het gebruik van lokale materialen en technieken, bedoeld om kosten te reduceren en gebruikers bij het proces te betrekken. Een aspect dat niet terug te vinden is in de getoonde tien ontwerpen.
Hoe weerbarstig de praktijk kan zijn liet Liu Xiaodu van Urbanus zien. Hij presenteerde een eerder door hen ontwikkeld prototype in Nanhai, bedoeld voor ongeschoolde arbeidsmigranten. Wie daadwerkelijk bij deze remake-tulou van Urbanus gaat kijken ziet dat lang niet alle woningen binnen dit project door de doelgroep gebruikt wordt. Het huidige aantal bewoners is slechts eenderde van de beoogde capaciteit en er blijken vooral starters te wonen met kantoorbanen, waarvan een aantal zelfs twee of meer woningen heeft samengetrokken. Urbanus: “They are not rich, but they can afford not to share“

Zelf opgelegde voorschriften: geen airco’s aan de gevel.

De tien tentoongestelde Matchmaking-projecten ogen degelijk en doordacht. Het gevraagde programma past en alle plattegronden kloppen. De verkavelde strook grond ziet eruit als een coherent geheel waarbinnen elk project toch een eigen signatuur heeft. Op Chinese wijze zijn de namen van de afzonderlijke bureaus goed verstopt en bij een presentatie ontbreekt zelfs de naam, al is uit de context af te leiden dat dit zeer waarschijnlijk een plan is van de CAFA Universiteit.
Ook worden bijna nergens aantallen of maten getoond, maar wetende dat het om een kleine 27.000 vierkante meter vloeroppervlak gaat – waarvan zo’n 10.500 gereserveerd is voor winkels – leert een snelle rekensom ons dat er zo’n 1150 eenpersoonsappartementen in het project passen. Het gerucht gaat dat het plan mogelijk in tienvoud gekopieerd zal gaan worden elders in de stad.
Het wonen in een krappe behuizing in hoge dichtheden vraagt om ademruimte. De meeste ontwerpers hebben zich dus flink uitgeleefd op collectieve ruimten, lichtinval, de positionering van balkons en ook een zekere systematisering. Opvallend is evenwel dat de meeste voorgevels, in tegenstelling tot de Chinese traditie, niet op de zon georiënteerd zijn. Eyecatcher is het ontwerp van Standardarchitecture: Social Theatre Housing, een slim ontwerp met meerwaarde voor de buurt.

Het label ‘sociale woningbouw’ is misschien niet helemaal op z’n plaats bij deze opgave. Het blijkt namelijk om min of meer tijdelijke huisvesting van ‘the ant tribe‘ te gaan. Ant tribe is een benaming ontleend van een gelijknamige Chinees boek waarin het leven van jong afgestudeerden wordt beschreven die, al zoekend naar een baan en inkomen, tijdelijk betaalbare woonruimte vinden door zich te mengen met kansarme arbeidsmigranten. Deze ant tribe klimt echter snel op de maatschappelijke ladder en stroomt dan door naar een duurdere woning. Het zal dus lastig worden om in dit project een hechte gemengde buurtgemeenschap te laten ontstaan wanneer uitsluitend voor deze doelgroep wordt ontworpen. Er is bovendien (op Chinese wijze) niet of nauwelijks aandacht besteed aan de aansluiting van de strook grond op de omgeving.
De woningplattegronden zelf en de beleving van het wonen zijn in de tentoonstelling enigszins onderbelicht, het laat weinig zien over hoe er in deze interieurs geleefd kan worden. Ook zijn er geen voorbeelden te zien van hoe de ant tribe momenteel gehuisvest is, uitgezonderd een ludiek vormgegeven voorbeeldkamer: reukloos, met enkel een netjes gestreken voetbal T-shirt aan een waslijn en een laptop in de hoek. En hoe zal de buitenruimte daadwerkelijk gebruikt worden? Is informaliteit toegestaan? Is er ook ruimte voor startende bedrijfjes? Uit de tentoonstelling wordt dit niet meteen duidelijk. Uithangborden en airco’s zijn in ieder geval taboe volgens de door de teams opgestelde stedenbouwkundige randvoorwaarden. Op de panelen staan vooral renderings afgebeeld met daarin gemonteerde mensen uit alle leeftijdscategorieën. Blijkbaar wordt er dus toch rekening gehouden met een toekomstige mix met andere doelgroepen.

Social Theater Housing – Standard architecture

Voor werken in China is een open en professionele houding een voorwaarde. Er is geen behoefte aan een neokoloniale belerende houding, noch aan bureaus die alleen maar aan hun eigen portfolio denken. Wat dat betreft is het initiatief van het NAi een positieve uitzondering op de gangbare praktijk.
Tijdens de afterparty vertelden enkele Chinese deelnemers me dat ze hoopten dat het NAi een prominente rol gaat spelen in het volgende traject. “The NAi should play a more active role and lead Vanke!” Veel Chinese vakgenoten zien het NAi als een instelling die mogelijk een sleutelpositie kan innemen en de verschillende partijen kan adviseren bij het maken van een kwaliteitsslag. Die kwaliteitsslag is hard nodig, want veel westerse (en Chinese) bureaus kunnen de druk en verleidingen hier nauwelijks weerstaan en verworden dikwijls tot een speelbal van de keiharde Chinese marktpraktijken. China staat boordevol snel geproduceerde, ondoordachte bijdrages die soms al voor oplevering tekenen van verval vertonen. Een van de grootste problemen is het kortetermijndenken en het ontbreken van regie en kwaliteitsbewaking.
Kan een instituut van buiten hier een rol in spelen? Indien dat het geval is, lijkt het mij zeer verstandig om in ieder geval ook andere disciplines en partijen bij het project te betrekken. Gezien de omvang en aard van de opgave is zelfs internationale samenwerking met andere spelers uit bijvoorbeeld Duitsland of Italië zeer verstandig.
De Nederlandse vakwereld gaat prat op haar geïntegreerde, multidisciplinaire aanpak, maar tijdens de presentatie van de matchmaking ben ik geen volkshuisvestingspecialisten, beleidsmakers, sociologen, buitenruimteontwerpers of interieurontwerpers tegengekomen. Ook Vanke was helaas afwezig. Leden van de ant tribe kwamen niet aan het woord, uitgezonderd een student (toekomstig lid van de ant tribe?) die even uit de zaal werd gelicht.

Nederland staat internationaal (nog steeds) bekend om de overheidssteun bij sociale woningbouw en een gezond architectuurklimaat. Hoewel we misschien op de wereldkaart onbeduidend zijn, is er specifieke kennis aanwezig waar in China vraag naar is. Zhang Ke van Standardarchitecture waarschuwde tijdens de conferentie dat de bouw van de vele miljoenen woningen hoe dan ook zal plaatsvinden. Er ligt hier een urgente, zeer complexe en bijna onmogelijk grote taak voor architecten ¬om met beperkte middelen een representatief en vooral leefbaar product te ontwerpen. Hulp van buiten in de vorm van onderlinge samenwerking is dan ook meer dan welkom. Hierbij is wel sturing nodig, anders zullen volgens Zhang alle goede voornemens eindigen in een “sad reality“.

Momenteel worden de voorstellen van de tien bureaus verder uitgewerkt door een lokaal design instituut – een soort uitvergroot ingenieursbureau. Bij de Chinese deelnemers zijn de verwachting hooggespannen. Aan Nederlandse zijde hoorde ik twijfel en onzekerheid over hoe er met de ontwerpen wordt omgegaan: “zullen de plannen daadwerkelijk uitgevoerd worden?” en “als ze uitgevoerd worden hoe ziet het er straks dan uit?”
Kan dit ambitieuze project verschil maken? Is sturing mogelijk? Het resultaat lijkt ook bij dit project in de handen te liggen van calculerende ontwikkelaars, in korte termijnen denkende politici, lokale constructeurs en een sterk verouderde regelgeving.