Interview

Voortbouwen op ervaring

In augustus 2011 volgde Frits van Dongen Liesbeth van der Pol op als rijksbouwmeester. Robert-Jan de Kort en Sander van Schaik vroegen hem naar zijn voornemens.

Frits van Dongen – foto Arenda Oomen

Frits van Dongen (1946) is vooral bekend van de Architekten Cie. dat hij in 1988 samen met Pi de Bruijn, Jan Dirk Peereboom Voller en Carel Weeber begon. Voor de Cie. had hij zijn eigen bureau in Delft, daarvoor werkte hij samen met Kas Oosterhuis, en daarvoor was hij semi-prof basketballer. Van Dongen realiseerde veel opmerkelijke woongebouwen en publieke gebouwen, zoals de Landtong in Rotterdam, The Whale in Amsterdam, de renovatie en uitbreiding van de Philharmonie in Haarlem en het Conservatorium in Amsterdam. In de laatste decennia werkt hij ook op het stedenbouwkundige schaalniveau, zo ontwierp hij bijvoorbeeld de Amsterdamse Vinex-locatie IJburg.
Frits van Dongen neemt qua jaren meer bagage mee dan zijn voorgangers. Waar van der Pol, Crouwel, Coenen en Patijn rond hun vijftigste het ambt betraden is Van Dongen vijftien jaar ouder. Van Dongen ziet dat er, na vele jaren van productie en groei, momenteel nood is aan een andere focus in de bouwwereld, gericht op bezinning en herpositionering. Om hiervoor goed voorbereid te zijn moeten architecten volgens Van Dongen andere vaardigheden meekrijgen tijdens hun studie; voor inhoudelijke verdieping en voor het zogenoemde vakmanschap.

De rol van de rijksbouwmeester is van bouwer voor de overheid geëvolueerd in een adviserende rol. Iets dat Van Dongen ergens wel jammer vindt. De rijksbouwmeester kan niet meer door te bouwen het goede voorbeeld geven, maar enkel door te adviseren. Dit adviseurschap is door de jaren heen een steeds breder werkveld gaan beslaan, hetgeen in 2004 leidde tot het oprichting van het College van rijksadviseurs. Het politieke landschap is ook verbreed. Na de Tweede Kamerverkiezingen van 2010 werd het ministerie van VROM (Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening Milieu) opgeheven. De aan ruimtelijke ordening gerelateerde afdelingen zijn nu bij twee ministeries onderverdeeld: Infrastructuur en Milieu, en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Hoewel dit lijkt op een versplintering van het afzetgebied van zijn adviezen, verwacht Van Dongen daar geen moeilijkheden van de ondervinden. Het is vooral zaak om op het juiste moment de juiste directeur of de minister te kunnen voeden met een agendapunt of een advies. Al met al betekent dit dat er met veel partijen gepraat moet worden.
Sinds zijn aantreden als rijksbouwmeester, een deeltijdfunctie, is zijn agenda overvol. (Het organiseren van dit interview kostte ruim drie maanden.) Langzaam raakt Van Dongen ingewerkt en beginnen er vakinhoudelijke focuspunten zichtbaar te worden. Tijdens het gesprek kwamen twee onderwerpen aan bod: de Europese aanbestedingen en de herbestemmingsopgave. Van Dongen ziet aan de ene kant een rijke nalatenschap van de vorige eeuw, en aan de andere kant de actualiteit met een stilgevallen woningbouw- en kantorenmarkt en denkt nu vooral na hoe deze met elkaar te verbinden.

Er is nog steeds veel te doen om manier van Europees aanbesteden. U noemde Nederland hierbij Roomser dan de paus. In hoeverre is de Europese aanbestedingspraktijk in Nederland een van uw agendapunten?
Door de Europese aanbestedingen is er in Nederland een systeem ontstaan dat totaal autonoom functioneert ten opzichte van de bouwwereld. Het werkt hier anders dan bijvoorbeeld in België, in Duitsland en in Frankrijk. In Nederland hebben managementbureaus zich gestort op het organiseren van aanbestedingen. In opdracht van de bouwheer organiseren deze bureaus de meeste selecties. Daarmee is er een afvinkcultuur ontstaan, waarin discutabele criteria als omzetseisen en ervaring in de laatste drie jaar., een beslissende factor zijn. Zo heb ik in 2006 de BNA kubus gekregen voor uitgaansgebouwen. Toch werd ik drie maanden later uit een selectie voor een theater geweerd wegens onvoldoende ervaring.
Er is voor architecten altijd een moment dat je je eerste gebouw gaat realiseren. Voor mij was dat een woning, later een school en een theater. Als er in die tijd al zo’n situatie was geweest, dan had ik nooit wat gebouwd. Wij zeggen nu, zorg dat er binnen de managementbureaus vakdeskundigheid wordt toegevoegd; oftewel selectiecommissies voor architectuuropdrachten dienen voor de meerderheid uit architecten van statuur te bestaan.

Voor verbetering van aanbesteden moet je dus bij de managementbureaus zijn?
Wij gaan, samen met de BNA, een statement maken over de verbetering van de organisatie van Europese aanbestedingen. Het is vooral een toevoeging aan het bestaande systeem, met als uitgangspunt de kernwaarden van Europees aanbesteden: meer concurrentie en meer kwaliteit.

Zijn die managementbureaus wel nodig?
Of ze nu nodig zijn of niet, ze zijn er. In België bestaat die sector niet. Daar het je de Open Oproep. Ik heb uitvoerig met de Vlaams bouwmeester Peter Swinnen hierover gesproken. De gemeentes in Vlaanderen zaten met bouwopgaven en kozen heel willekeurig architecten ten koste van de kwaliteit. Doordat een managementlaag ontbrak heeft de Vlaams bouwmeester zich als intermediair opgeworpen, Iedereen in Vlaanderen weet nu: We moeten naar de Vlaamse bouwmeester als we een aanbesteding willen organiseren. Hij is het aanspreekpunt.
In Nederland hebben wij een echte ontwikkelingscultuur. De managementbureaus zagen een gat in de markt en doken erin. Nu moeten we de effecten ervan repareren. Het is een sector waarin duizenden mensen werkzaam zijn. Dat hoef je ook niet weg te poetsen. De vraag is: hoe kun je de doelstelling van de Europese aanbestedingen onderschrijven, namelijk meer concurrentie en meer kwaliteit? Concurrentie wordt verbeterd als meer bureaus zich kunnen inschrijven en kwaliteit kun je stimuleren door personen van statuur in de selectiecommissies te zetten.

Een ander agendapunt gaat over leegstand. Waar komt deze interesse vandaan?
Dat is de essentie waar het nu om draait: herbestemmen en binnenstedelijk bouwen. Daarin zit een continuïteit met het werk van mijn voorgangers. De leegstand moet worden aangepakt. Niet alleen in gebouwen, maar ook de leegstand van hele gebieden. Zo worden er tegenwoordig scholen gebouwd die qua structuur in feite kantoorgebouwen zijn met onderwijsfuncties. Ze worden gebouwd terwijl er hele gebieden met leegstaande kantoren zijn! Ik heb dit zelf gezien bij het ROC in Amsterdam Zuid waar de nieuwbouw van de school op nog geen vijfhonderd meter staat van een gebied met enkel leegstaande kantoorgebouwen. Als die getransformeerd worden tot bijvoorbeeld een ROC, dan kunnen andere kantoorgebouwen transformeren tot studentenhuisvesting, een mensa, etc. Dan heb je ineens een gebiedsontwikkeling die totaal anders is dan de gebiedsontwikkelingen die we tot nu toe kennen; je kunt deze problematiek positief draaien.

Wat moet er veranderd worden om dit mogelijk te maken?
De gemeente had dit kunnen veranderen door het ROC te wijzen op alternatieven voor nieuwbouw. Het kost misschien meer energie en tijd, maar dan hebben we uiteindelijk een beter resultaat; daar moet het over gaan. En het kan niet zonder de eigenaar van het gebouw, dat is een belegger die blij zal zijn dat zijn gebouw getransformeerd wordt. De regelgeving gaat een deel van het spel uitmaken. Er is namelijk ook een bestemmingsplanwijziging voor nodig. Mijn idee is: maak de gebouwen of gebieden bestemmingsvrij.

Kunt u daar als rijksbouwmeester invloed op uitoefenen door tegen gemeentes te zeggen: pas jullie bestemmingsplannen aan?
Niet direct, maar je kunt invloed uitoefenen dit soort ideeën naar buiten te blijven brengen, door bijvoorbeeld met jullie te praten. Ik sta nog aan het begin van mijn carrière als rijksbouwmeester. Ik hoop dat instituties en instanties het oppakken. Daarnaast organiseren we met het Atelier Rijksbouwmeester werkgroepen, bijvoorbeeld met professor Hans de Jonge van de afdeling bouwmanagement van de TU Delft. Met hem zijn we een werkgroep opgestart over de leegstand van kantoorgebouwen.

Is dit agendapunt een reactie op de actualiteit, of ziet u het als een actie die een totaal nieuwe manier van denken over gebiedsontwikkeling in gang zet?
Er moet bij iedereen een nieuwe manier van denken komen. Ik was begin november bij de Internationale Biënnale over Herbestemming in Maastricht waar Richard Florida sprak over zijn boek The Great Reset. Hij stelt: de crisis komt niet enkel door de banken maar door ons. Wij moeten anders gaan denken om uit de crisis te komen. Hij verbond dat ook met ontwerpen. Wij moeten herdenken en herdefiniëren hoe we willen leven en bijvoorbeeld accepteren dat we in andere gebouwen gaan wonen dan de standaard woongebouwen.

De minister van BZK kwam laatst met een bericht over het bouwen van meer studentenwoningen. Heeft hij voor het wereldkundig maken van zo’n bericht input gekregen van u?
Daarvoor niet, nee. Als hij van mij input zou hebben gekregen dan zou dat gaan over het feit dat er totaal anders gebouwd moet worden. Ik heb zelf sinds het begin van mijn studietijd altijd in scholen gewoond, omdat dat toen goedkoop was. De gemeente wist destijds niet wat ze met die scholen moesten. Daarna ben ik erin blijven wonen omdat het uniek wonen is. Dat is dus herbestemming. Dit soort gebouwen worden niet meer gebouwd, zeker niet om in te wonen. We moeten dus niet studentenwoningen bouwen, maar denken over andere gebouwtypen zodat deze bijvoorbeeld zowel voor studentenhuisvesting als ouderenhuisvesting bruikbaar zijn. Deze groepen hebben overeenkomstige ruimtebehoeften.

Er zijn vele leegstaande rijksgebouwen. U bent adviseur van de Rijksgebouwendienst. Het ligt voor de hand om een directe link te leggen, om als Rijk het goede voorbeeld te geven.
Er zijn vele autonome processen die lang geleden zijn gestart en die nu pas een gevolg krijgen. Op dit moment wordt er hier in Den Haag een heleboel nieuw gebouwd. Bijvoorbeeld de nieuwe ministeries van BZK en Justitie. Dat is na 24 jaar het resultaat van een beslissing die in 1988 genomen is. Niemand had toen kunnen bedenken dat er nu gedacht wordt om ministeries samen te voegen en af te slanken. Er ligt inderdaad een enorme opgave om te kijken hoe je met al die leegkomende kantoorgebouwen omgaat. Daarom is het niet slecht dat het bewustzijn over de noodzaak van herbestemming er is. We moeten vanuit onze kennis en ervaring kijken wat je aan waarde kan teruggeven aan de stad. Wij hebben vorige eeuw een Gouden Eeuw gehad van ruimtelijke ordening en architectuur. De hele wereld komt hier kijken naar onze steden, onze landschappen, onze waterinfrastructuur en de deltawerken. Daar zijn we trots op, we moeten de lessen die we geleerd hebben uitdragen naar de problematiek die we vandaag de dag hebben en er voor de toekomst van leren.