Recensie

Chicago or/oder Berlin: grootstedelijk ensemble van Kollhoff en Rapp + Rapp in Den Haag

Met de drie imposante torens van de Duitsers Prof. Hans Kollhoff Architekten en Rapp + Rapp architecten in het Wijnhavenkwartier lijkt het hoogtepunt van de ‘compacte stad’ en ‘Den Haag Nieuw Centrum’ voltooid. Eindelijk heeft Den Haag het stadsbeeld van een metropool, maar tegen welke prijs?

foto Fred Romero

Deze stedelijkheid werd dertig jaar geleden ingezet door sociaaldemocraten zoals Duivesteijn en Van Otterloo, vervolgd door Noordanus en in het nieuwe millennium voltooid door wethouders als Hillhorst en Norder. Allemaal wethouders met een warm hart voor de Stichting Hoogbouw. Ideeën zoals ‘de compacte stad’ en ‘hoogstedelijk wonen’ volgden op de rampzalige kaalslag en leegloop van de jaren zestig en zeventig. In tegenstelling tot de rigide functiescheiding die toen gangbaar was, zetten de jonge politici in op een mix van wonen, winkelen, werken, ministeries en vermaak, in de nabijheid van openbaar vervoer. Om de oude stad en woonwijken te ontzien en de bereikbaarheid te vergroten, werd de compacte (hoogbouw) stad vooral geconcentreerd bij het centraal station, De Resident, Wijnhavenkwartier, de Utrechtsebaan en het Beatrixkwartier. Het Nieuwe Centrum wordt gekenmerkt door de enorme schaal, die in scherp contrast staat met de fijne korrel van de rest van de stad. De torens van Kollhoff en Rapp + Rapp nemen er een prominente plaats in. In 2006 begon de bouwprocedure voor het ensemble en twee jaar later ging de bouw van start. Recentelijk startte de verkoop voor de opgeleverde woontoren en de ministerietorens volgen naar verwachting eind 2012.

De ontwikkeling in het Wijnhavenkwartier begon met de sloop van de Zwarte Madonna van Carel Weeber in 2007. Weeber had in 1980 met de Turfmarktroute ook de wandelroute tussen het Centraal Station en de Nieuwe Kerk vormgegeven en daarmee de compacte stad in Den Haag gemarkeerd. In 1988 verzorgde Robert Krier met De Resident de overgang van de postmoderne heterogeniteit van de tweede helft van de jaren tachtig naar de historiserende variant van het New Urbanism in de tweede helft van de jaren negentig. De architecten Krier, Kollhoff en Rapp + Rapp hebben hun wortels in Berlijn, en vooral Kriers ideeën hebben een grote invloed gehad op het hoogbouw- en architectuurbeleid in de periode Noordanus met stadsstedenbouwer Kees Rijnboutt. Parallel met de ontwikkeling in Berlijn ontwikkelde de veelkleurige postmoderne architectuur van de IBA in 1984 zich tot de Europese stadsarchitectuur van het New Urbanism. Met het ‘Planwerk Innenstadt’ van de sociaal-democraat Senatsbaudirektor en later Staatssekretär Hans Stimmann (1991-2006) kwam in Berlijn het accent sterk te liggen op een ‘kritische reconstructie’ van de stad en haar nieuwe centrum de Potsdammer Platz waarbij bestaande typologieën en stedelijke ruimten, maar vooral ook oude Europese stadsbeelden het vertrekpunt werden voor de binnenstedelijke transformaties. Met de Berlijnse ontwikkeling waar architecten zoals Kleihues, Krier en Kollhoff een belangrijk rol in speelden begon de Europese stad aan zijn renaissance, Den Haag volgde in haar kielzog.

Na de eerste hoogbouw, zoals De Resident en de de Hoftoren, werden in 2002 zeven architecten uitgenodigd om nieuwbouw te ontwerpen voor Ministerie van Justitie en Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties enkele ministeries: Neutelings Riedijk, Mecanoo, Kollhoff, SHL, Bolles & Wilson, NBBJ en Foster & Partners. In oktober 2002 kwam een beoordelingscommissie, met daarin onder anderen rijksbouwmeester Jo Coenen, wethouder Arend Hilhorst en stadsstedenbouwer Maarten Schmitt, tot een unaniem oordeel. ‘Het plan van Kollhoff is te karakteriseren als een gedisciplineerd spel van torens op een stedelijke voet,’ aldus de commissie. Zij schrijft verder: ‘Het belangrijkste uitgangspunt van de visie is het op een vanzelfsprekende wijze voegen van het blok in het stedelijke weefsel van Den Haag. Het gaat Kollhoff niet om het maken van losstaande objecten in de stad maar om aansluiting te zoeken met de gewone stad. In het plan wordt een voorstel gedaan voor het gehele blok, inclusief de woontoren.’

Met het plan ‘Chicago aan de Turfmarkt’ zette Kollhoff de needle strategy, die Krier in 1990 ontwikkelde voor De Resident, voort. Relatief slanke torens op een ‘stedelijke onderbouw’ of plint, die aansluit bij de bouwhoogten en het fijnmazige stratenpatroon van de bestaande stad. Rust, samenhang en kwaliteit van de ruimtelijke massa, materialen en sfeer waren de kernbegrippen bij het plan van Kollhoff, meldt de selectiecommissie. Men had grote waardering voor het fundamentele stedelijke statement van de visie van Kollhoff. Toch waren er protesten, vooral het ruïneren van het stadsbeeld, gezien vanaf de zeventiende-eeuwse executieplaats Het Groene Zootje, is een zeer gevoelig punt in Den Haag. Vanaf het Lange Voorhout over de Kneuterdijk komend ziet men het Binnenhof liggen. Een historisch stadsbeeld van formaat waar in Den Haag veel waarde aan wordt gehecht. Al eerder sprak de Raad van State zich negatief uit over de toren van Nervi, ook bij de bouw van de Hoftoren waren er bezwaren.

Bij het oorspronkelijke stedenbouwkundige plan verwachtte criticasters een samenklontering van enorme gebouwen in glas en metaal die boven het Binnenhof uitstaken. Kollhoff gaf de torens echter een diagonaal grondvlak en een prismatische ruimtevorm zodat er vanaf Het Groene Zootje losstaande torens te zien zijn. Om de verschillen aan te scherpen kregen ze verschillende materialen en gevels, verder werden alle architectonische middelen ingezet om de torens een zo slank mogelijk uiterlijk te geven, de twee ministeries verschillende hoogte geven was onacceptabel voor het Rijk.

Een belangrijk stedenbouwkundig uitgangspunt was de fijnkorrelige verdeling van de van bouwkavels die terug moest komen in de expressie van de bouwmassa’s, materialen en kleuren. Elke toren werd een apart gebouw met een eigen kavel, eigen sokkel, eigen middenbouw en eigen top. Belangrijk bij de onderbouw was dat de hoogte verwijst naar de bebouwing in de binnenstad, gemiddeld is deze is 20-25 meter hoog (zoals de Bijenkorf) met accenten tussen de 40 en 50 meter (kerk en stadhuis). De lagere woontoren heeft een lagere plint en de hogere toren een hogere plint. Verder werd een oud Haags thema toegepast: een voorplein of tuin met een hek zoals het Paleis Noordeinde, het Pulchri Theater en de Koninklijke Schouwburg die hebben. De ministeries hebben een omsloten voortuin en de woontoren ligt iets terug aan de Schedeldoekhaven. Hierdoor krijgt de gevelwand een geleding en wordt de bijzonderheid van de functie benadrukt. Op de begane grond bevinden zich stedelijke functies zoals winkels en een expositieruimte die bij voorkeur ook in de avonduren licht en leven brengen. Op deze ‘stedelijke onderbouw’ staan twee ministerietorens van ca. 146 meter hoog en één woontoren van ca. 131 meter. Naast de verschillen delen de torens een getrapte geleding en het naar boven tot slanker worden door settbacks en de beëindiging met een architectonische kroon, kenmerkend voor de vroege Amerikaanse hoogbouw.

Door de prismatische bouwmassa’s en de ruimten tussen de torens hebben ze een transparantie en lichtval gekregen die diep in de stedelijke ruimte van de Turfmarkt doordringt. De gevels van het gebouwencomplex hebben een tektoniek en morfologie die doet denken aan de hoogbouw van de First Chicago School, met architecten als Adler & Sullivan, aan het einde van de negentiende eeuw. Dit komt vooral door de boven elkaar gelegen erkers die het geveloppervlak, en daarmee de ramen, vergroten, zodat de lichtinval optimaal is, en door de getrapte bouwmassa. Eén ministerietoren is bekleed met roodgenuanceerd baksteen, de andere heeft een wit granieten gevel. De woontoren heeft betonbanden en pananten met een vulling van Verde Maritaka. De onderbouw van beide torens is afwisselend van Verde Savannah en Verde Maritaka, een groengrijze Braziliaans graniet die door de detaillering de suggestie wekt dat het gebouw is opgebouwd uit massieve steenblokken. Het weefwerk in de gevels van horizontale en verticale betonbanden roept herinneringen op aan het stedelijk rationalisme van Karl Friedrich Schinkels Bauakademie in Berlijn (1832-36). Terwijl de ton-sur-ton-kleuren van de woontoren doen denken aan de Haagse voorbeelden van de conservatieve Um-1800 Bewegung zoals Modemagazijn Meddens & Zoon (1914) van Berlage en Maison de Bonnetrie (1913) van de architect Jacot, beide gelegen aan de Hofweg.

Kortom, het ensemble van Rapp + Rapp en Kollhoff ademt de architectuur van de ontluikende Europese en Amerikaanse metropolen rond 1900, een status en stadsbeeld waar men in Den Haag de laatste jaren veel waarde aan hecht. Nadeel is wel dat rond het nieuwe centrum met zijn superconcentratie zich langzamerhand een ring van leegstand aftekent van vooral ministeries. Voor de middenstand in wijken als het Bezuidenhout heeft dit grote gevolgen, net als – uiteindelijk – voor de leefbaarheid.