Recensie

Cuypershuis en oud papier

Was het archief van Pierre Cuypers met z’n 500 strekkende meter aan bronnenmateriaal al het grootste van het NAi, nu is er nog eens een hoeveelheid papier bijgekomen. Meer dan 350 ontwerptekeningen en sjablonen werden gevonden op zolder van zijn woon-werkhuis in Roermond. Dit gebouwencomplex is sinds kort verbouwd tot het eerste museum in Nederland dat gewijd is aan het leven van één architect: museum het Cuypershuis.

Man van grote artistieke prestaties of slimme handelaar? Invloedrijk voorloper van het rationalisme of sentimenteel traditionalist? Tijdens zijn leven al werd deze discussie regelmatig gevoerd. Nu nog, bijna 100 jaar na zijn dood, verschijnt er iedere zoveel jaar weer een Cuyperspolemiek. Fanatici vóór noemen hem de invloedrijkste architect van de 19e eeuw, fanatici tegen ergeren zich aan zijn zelfverzonnen neogotiek, zijn zelfverklaarde heldenstatus en de gemakzucht waarmee architectuurhistorici dit beeld hebben overgenomen zonder kritische vragen te stellen bij het belang van zijn werk. Cuypers zelf twijfelde in ieder geval niet aan zijn positie: de bekendheid die hij verwierf dankzij zijn intellectuele en politieke vehikels Joseph Alberdingk Thijm en Victor de Stuers, de bevlogen lezingen die hij hield en het twijfelloze geloof in zijn architectuurstijl maakten hem een starchitect avant la lettre.

Ook nu is Cuypers weer overal, of het nu terecht is of niet. Zijn twee meest beeldbepalende gebouwen in Amsterdam worden momenteel verbouwd en gerestaureerd. Zowel in het Centraal Station als het Rijksmuseum wordt met grote kunsthistorische precisie gewerkt aan de restauratie van oorspronkelijke ornamenten, kleuren en materiaal. En dan is er sinds oktober vorig jaar zijn eigen museum. Het Cuypershuis is gerealiseerd in het gebouw waar het allemaal begon: het werk- en woonhuis in Roermond waar Cuypers oorspronkelijk met François Stoltzenberg (handelaar in liturgische objecten) en later, na een onoverkomelijk conflict over geld en opdrachtgevers, zelfstandig zijn werkplaats had.

In het Cuypershuis is te zien hoe dit door hem zelf ontworpen gebouw functioneerde, met de houtloods, de werkplaats, de woonvertrekken en de ‘showroom’. Hier vond het revitaliseren van het ambacht plaats zoals Cuypers dat voor ogen had: het houtsnijwerk, beeldhouwwerk en de metaalbewerking, alles gebeurde in dit gebouwencomplex. Ruimtelijk is het Cuypershuis goed getransformeerd tot museum door Kern Architecten en fraai ingericht door Merkx en Girod. Maar inhoudelijk laat het museum nu nog veel kansen liggen. De opstelling van de permanente collectie voegt niet veel toe aan wat we al weten van Cuypers en slaagt er ook niet in om Cuypers’ werk naar het heden te halen. De verschillende kamers tonen ontwerptekeningen, maquettes, objecten en meubelstukken op een vrij statische, museale manier. De opstelling zou een stuk interessanter kunnen zijn wanneer het werk van Cuypers in context van de tijd werd geplaatst: de spanning tussen moderniteit en traditie, de keuze voor het radicaal decoratieve, het unieke van zijn werkplaats voor ‘totaalarchitectuur’, zijn bijzondere contacten in de politiek, zijn right-place-right-time onderneming vanwege de katholieke opleving midden 19e eeuw, etc. Dit alles is aanwezig, wordt aangestipt, maar komt niet genoeg tot zijn recht. Het is daarom moeilijk om je als bezoeker niet in een opengestelde archiefkast te wanen; weliswaar mooi vormgegeven, maar oud en begraven.

Van meer inhoudelijke affiniteit met architectuur getuigt de openingstentoonstelling Oud Papier? die ingaat op een specifiek onderdeel van Cuypers interieurdecoraties: sjablonen en tamponneertechniek. Tijdens de verbouwing van het Cuypershuis werd op een dichtgetimmerde zolder een ongeordende berg tekeningen en sjablonen gevonden. Niemand had ze ooit eerder gezien, niemand wist voor welke bouwprojecten ze gebruikt waren. De titel van de tentoonstelling beschrijft het vraagstuk waar tentoonstellingmakers Bart van de Boom en Jennik van der Varst voor stonden: wat doe je met een stapel oud papier vol verfresten en stof? Kan dit materiaal op interessante wijze worden getoond aan het publiek? De sjablonen, op formaat van ongeveer A2, werden gebruikt om via tamponneertechniek de vele bouwprojecten snel en efficiënt van interieurdecoraties te voorzien. Meters maken, want Cuypers werkte in hoogtijdagen aan 27 bouwprojecten tegelijk die hij allemaal wilde voorzien van rijke interieurdecoraties. Bladmotieven, krullen, vierkanten, olifanten, herten, slierten, slingers, ringen… alle met de hand uitgesneden.

De tentoonstelling roept deze techniek aansprekend tot leven in filmpjes en opstelling. Speciaal voor de tentoonstelling werd een koepelgewelf in de ruimte gebouwd waar met verschillende tamponneertechnieken de gevonden sjablonen opnieuw werden aangebracht. Sjablonen en interieurschilderingen zijn misschien geen Grote Architectuur, maar juist dankzij de precisie van de tentoonstelling ga je beter kijken naar alle vormen en patronen. Oud Papier? vertelt meer over de tijd, het vakwerkmanschap en de manier van werken van Cuypers dan de hoofdtentoonstelling.