Alleen de draagstructuur doet er echt toe in een gebouw, aldus Christian Kerez. Op 7 februari gaf de Zwitserse architect een lezing in het Berlage Instituut. Aan de hand van zeven projecten toonde hij de verwevenheid van constructie en architectuur in zijn werk.
Een zigzaggende potloodstreep op kalkpapier of een schuimblokje doorboord met spijkers; beide zijn exemplarische voorbeelden van de manier waarop Christian Kerez zijn eerste ideeën over een ontwerpopgave aan zijn opdrachtgevers presenteert. Hierna volgt een intensief en uitputtend proces, waarin het simpele idee vertaald wordt in architectuur met eenzelfde helderheid. Zestig à zeventig procent van zijn opdrachtgevers verliest hij na de eerste presentatie, vertelde Kerez in zijn lezing. Hierdoor is de omvang van zijn gebouwde oeuvre vooralsnog beperkt, maar werkt de in Zürich gevestigde architect wel alleen met 'goede' opdrachtgevers.
Voor een volle zaal vertelde Kerez onder meer over twee gerealiseerde woongebouwen. Hij liet zien hoe het voornaamste architectonische element van een woongebouw met twee appartementen op een heuvel de woningscheidende wand is. Door deze per verdieping anders te knikken onderhandelt de betonnen muur tussen de ruimtelijkheden van beide woningen, de relatie van de binnenruimtes met de omgeving en de stabiliteit van het gebouw. Waar de knik in het ene appartement een ruimte omsluit, daar drukt hij in het andere appartement de leefruimte richting het exterieur. Volledig glazen gevels maximaliseren de relatie met de omgeving en maken de wand zichtbaar.
Het rigide materiaalpalet van kaal beton en glas voert ook de boventoon in het appartementengebouw dat Kerez voor zijn moeder 'mijn beste opdrachtgever' bouwde en waar hij ook zelf woonachtig is. Het volledig betonnen interieur van elk appartement loopt continue door tussen een aantal dragende betonnen schijven. Het daglicht neemt hierdoor geleidelijk af van buiten naar binnen, waardoor de ruimtes aan de volledig glazen gevels als vanzelfsprekend de meeste woonactiviteit aantrekken. Kerez voegde verder nagenoeg niets toe: geen bekledingsmateriaal en zeker geen kleur. De talloze bomen op de site beïnvloedden door de seizoenen heen het kleurpalet van de interieurs.
Op de website van Kerez (een aanrader) tonen een aantal fotoseries het alledaagse gebruik van de slechts met enkele designmeubels ingerichte woonruimtes. De foto's, gemaakt door de architect zelf, lijken de architectuur en zijn geschiktheid als woonruimte te bevragen.
Een aspect waar Kerez tijdens zijn lezing niet over sprak, maar dat aan de basis staat van zijn houding als ontwerper is het feit dat hij voordat hij architect werd, werkte als architectuurfotograaf. Als beschouwer kwam hij in de jaren 90 tot een aantal constateringen over architectuur die grote invloed hebben op zijn benadering van het architectenvak. In de monografie die el Croquis publiceerde over zijn werk is een serie foto's opgenomen van (Zwitserse) utilitaire architectuur als stuwdammen, bunkers, energiecentrales en fabrieken. Deze beschouwt Kerez als de monumenten van onze hedendaagse architectuur. Waar architectuur volgens hem de laatste decennia steeds willekeuriger is geworden, daar getuigen de utilitaire gebouwen van een vastberaden gerichtheid op hun specifieke rol. Foto's van de interne ruimtes van een stuwdam of een tunnel in aanbouw tonen de indrukwekkende, onbedoelde, ruimtelijke kwaliteit van deze gebouwen, meestal gevat in beton, staal en glas. Kerez typeert ze als 'naakte lichamen'.
De parallellen met de ontwerpen van Kerez zijn onmiskenbaar. Kerez tracht architectuur te maken die louter bestaat uit elementen die essentieel zijn bij het overeind houden van het geheel. Zijn interesse gaat daarbij uit naar het architectonisch potentieel van de ruimtes tussen de structurele elementen in. Dat hij niet bang is om breedgedragen aannames over constructie op te rekken tot voorbij het voorstelbare, spreekt ook uit de drie nog niet gerealiseerde kantoorgebouwen die hij tijdens de lezing toonde. Ook daarin zoekt hij de grenzen van het structurele keurslijf – stabiliteitskernen, dragende gevel en/of kolommen – van dit type op. In zijn prijsvraaginzendingen voor het kantoor van verzekeringsbedrijf Swiss RE en een 'Competentiecentrum' voor betonfabrikant Holcim vallen de irrationele en informele relaties tussen de kantoorvloeren op. Kerez interpreteerde het gegeven dat ontsluitingskernen onmisbaar zijn voor de stabiliteit van een kantoorgebouw zeer ruim. In beide projecten zorgt een constellatie van diagonale kernen voor de benodigde stabiliteit, terwijl er een, voor een kantoorgebouw uitzonderlijk, complexe en intrigerende ruimtelijkheid ontstaat. Bij de eerste zijn de kernen nog onderdeel van de interne ruimtes, bij de laatste bracht hij alle kernen onder in het gevelvlak, om in de vloervelden grote cirkelvormige vides uit te sparen.
Voor een kantoorgebouw in China stelde Kerez voor om ruimtelijk dominante kernen helemaal te vermijden. De interne structuur is opgebouwd uit een constructief skelet van kolommen en balken. Het skelet is de gids voor de gebruiker van het gebouw. Hoe hoger in het gebouw, hoe lager de resterende last die gedragen hoeft te worden en het aantal kolommen. De balken worden daarentegen hoger omdat ze een grotere overspanning hebben. De toren heeft voorts een dragende gevel waarin de structurele elementen ook afnemen naar boven toe. Een web van staalkabels, of tuien, om de toren heen maken het geheel stabiel. Dit web heeft de contour van de Eiffeltoren. Waar in de eerste twee aangehaalde kantoorgebouwen de constructie in allerlei bochten gewrongen werd om meer ruimtelijke dynamiek te veroorzaken, daar vormt de constructie in de Chinese toren, het enige dat daadwerkelijk gebouwd zal worden, een heldere gidsfunctie voor de gebruikers. Ontdaan van zijn meest typerende constructieve element, de dragende kern, lijkt dit kantoorgebouw aan het einde te staan van een serie experimenten met dit type.
Tot slot toonde Kerez een project dat een nieuwe dimensie in zijn oeuvre brengt. Bij dit ontwerp voor een woonwijk in Sao Paolo, ter verbetering van de favela's, nam Kerez eerst weer de positie van beschouwer in. Kleurrijke foto's, genomen tijdens zijn bezoeken aan een aantal favela's, tonen publieke ruimtes tussen de organisch gegroeide woningen. Mensen zijn nagenoeg afwezig op de foto's, die hierdoor dezelfde analytische en poëtische lading hebben gekregen als zijn serie over utilitaire bouwwerken.
In ruimtelijk en stedelijk opzicht is een favela een succes te noemen, stelde Kerez vast. De favela heeft een hoge dichtheid aan bevolking, voorzieningen en 'irrationele' ruimtelijke kwaliteiten en – boven alles – er zijn talloze tekenen van affectie van de bewoners met hun omgeving. Hij kwam tot de conclusie dat hij als architect de favela niet kon en wilde verbeteren. Kerez nam de favela als voorbeeld en ontwierp een woonwijk waar in dezelfde dichtheid en met dezelfde diversiteit gebouwd kan worden. Hierbij rationaliseerde hij enkel de bouwmethode van de woningen, die kunnen in variërende hoogtes en configuraties gebouwd worden. De huizen vormen de (sociale) constructie van de nieuwe wijk. De ruimte ertussen is in tegenstelling tot zijn eerdere werk volledig publiek. De vraag wat het skelet moet zijn van een gemeenschap en wat het potentieel is van de tussenruimtes is hier veel elementairder dan op de schaal van een enkel gebouw. Het project lijkt daarmee slechts het startpunt van een nieuwe (denk)richting. Hopelijk dienen zich meer mogelijkheden aan om dit schaalniveau verder te exploreren.