Interview

De overheid, Henk Ovink en de IABR

Op 20 april gaat de 5e editie van de IABR (Internationale Architectuurbiënnale Rotterdam) van start met als titel: Making City. Een gesprek met Henk Ovink, directeur op het ministerie van Infrastructuur en Milieu én een van de curatoren van de IABR.

Henk Ovink, foto Kick Smeets

Als directeur Ruimtelijke Ontwikkeling van het ministerie van I&M (Infrastructuur en Milieu) werkte Henk Ovink (1967) aan de nieuwe structuurvisie die op 13 maart gepresenteerd wordt en aan de nieuwe architectuurnota die voor de zomer verschijnt. Hij is een van de curatoren van Making City, initiator van de publicatiereeks Design and Politics en van de gelijknamige leerstoel in Delft, die momenteel door Wouter Vanstiphout wordt bekleed, organiseerde het afgelopen half jaar debatten voor Aedes Network Campus Berlin. En dit is nog maar een bescheiden greep uit zijn wapenfeiten en bezigheden.

Hoe word je directeur Ruimtelijke Ontwikkeling?
Ik kom uit een familie van drie generaties architecten: mijn vader, grootvader en overgrootvader. Mijn moeder was tot haar huwelijk directeur van een middelbare beroepsopleiding. Die mix tussen verantwoordelijkheid en ondernemerschap zit in mij en daarom [grote glimlach] besloot ik wiskunde te gaan studeren. Wiskunde gaat over logica en redeneren, de praktische kant daarvan kan organisatie zijn. Het bleek dat ik daar goed in ben, in analyseren, ordenen en een vraagstuk terugbrengen naar de essentie. De studie heb ik niet afgerond, in plaats daarvan ging ik naar de kunstacademie, eerst in Groningen en later in Den Haag waar ik afstudeerde in Monumentaal. Hierna ben ik voor mijzelf begonnen.
In de loop van de jaren veranderde mijn werk en raakte de beeldende kunst steeds meer op de achtergrond. Ik werd gevraagd om adviezen te geven aan en over het kunstvakonderwijs, maakte inrichtingsplannen voor de openbare ruimte, adviseerde Aad Nuis (staatssecretaris Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 1994-1998 red.) over zijn cultuurnota Pantser of  Ruggengraat. De ondertitel van mijn toenmalige bedrijf somt het op: onderwijs cultuur advies stad ontwerp proces.
Het proces van ruimtelijk ontwerpen bracht mij bij de Academie van Bouwkunst in Amsterdam en vervolgens bij Bouwkunde in Delft. Het bleek helaas onmogelijk om deze studie te combineren met mijn eigen bloeiende bedrijf. Het dichtst bij de architectuur zat ik uiteindelijk in het met Mark Graafland en Solita Stucken opgerichte Bureau Kroner. Sinds 4,5 jaar werk ik voor het Rijk. Eerst als directeur Visie, Ontwerp en Strategie en later directeur Nationale Ruimtelijke Ordening bij het ministerie van VROM (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu) en vanaf 2012 als directeur Ruimtelijke Ontwikkeling bij het ministerie van I&M. In die hoedanigheid ben ik betrokken bij de 5e IABR.

Over de eerste IABR met het thema Mobiliteit, werd gezegd dat het voor de ontwerpende vakwereld inhoudelijk geen verrassend evenement was, maar dat het voor de rijksambtenaren van het toenmalig ministerie van VROM een eyeopener was. De rollen lijken nu omgedraaid. Waarom besloot het ministerie van I&M inhoudelijk te participeren in deze IABR?
Ons departement houdt zich bezig met ruimtelijke ordening: de grote opgave, het ontwerp, hoe daar aan te werken. Minstens zo belangrijk is de presentatie daarvan aan de samenleving, zowel op het niveau van realisatie, alsook van het intellectuele denkproces dat daaraan vooraf gaat. Ik vind dat de overheid grote moeite mee heeft met die performance en het zich verhouden tot de samenleving – de facts on the ground. Daarnaast is het belangrijk dat ambtenaren coalities aangaan met partijen die betrokken zijn bij de ruimtelijke ordening. Daarom heb ik heb de banden met de universiteiten en met het Planbureau voor de Leefomgeving – eigenlijk onze eigen universiteit – weer aangehaald.
De ruimtelijke opgave waar het kabinet en de Tweede Kamer voor staan, is de richting en inrichting van onze samenleving. In Nederland gaat 94% van de belastingopbrengsten naar de centrale overheid. Dat brengt een grote verantwoordelijkheid met zich mee. Als overheid moet je precies weten wat de opgaven zijn en waar je belangen liggen. Die liggen in de stedelijke regio, daar waar de concentratie van mensen het grootst is, waar het economische zwaartepunt ligt en waar de kwaliteitsdiscussie maximaal is mede door de druk op ruimte en middelen. Ook de onderlinge conflicten tussen belangen zijn in de stedelijke regio’s maximaal.
Twee dingen weet je als overheid zeker: meer dan de helft van het budget gaat naar beheer en onderhoud en de rest wordt alleen maar minder. Er moeten dus keuzes gemaakt worden en de uitvoering van wat overblijft, moet excellent zijn. Wij moeten er voor zorgen dat er een begrijpelijke verbinding is tussen beleid, uitvoering en samenleving. Een inhoudgedreven organisatie is de enige manier om dit tot stand te brengen. De overheid moet weten waarvoor ze er is, maar zich tegelijkertijd kwetsbaar durven op te stellen door anderen buiten de organisatie te vragen om op de inhoud en het proces te reflecteren. De IABR is één van de plekken waar we als overheid deze gesprekken voeren.

Waar gaat Making City over? 
De IABR is een onderzoeksbiënnale die gestart is vanuit de overtuiging dat architectuur en stedenbouw van publiek belang zijn. Voor de 5e editie werkt de IABR met een internationaal curatorenteam bestaande uit Joachim Declerck (Architecture Workroom Brussel), Elma van Boxel en Kristian Koreman (ZUS, Rotterdam), Fernando de Mello Franco, Marta Moreira en Milton Braga (MMBB, São Paulo), Asu Aksoy (Istanbul Bilgi University) en ik, voorgezeten door George Brugmans (directeur IABR).
Drie zaken zijn leidend bij Making City / Stad Maken: wat is op alle schaalniveaus de rol van de overheid en moet die niet veranderen? We zien verschuivingen in samenwerkingsverbanden, in plaats van met de geëigende instituten samen te werken wordt steeds vaker gekozen voor tijdelijke allianties. Twee: wat is het belang van die tijdelijke allianties en hoe werkt dit in de praktijk? En drie: wat is de rol van het ontwerp en zijn er ook andere instrumenten denkbaar? Moet de hele planningsbak niet op zijn kop om het Stad Maken maximaal mogelijk te maken en volledig te benutten: echt minder regels, met meer ruimte voor initiatieven die niet uit de koker van een (rijks)overheid komen?

Hoe krijgen deze politieke en abstracte zaken vorm binnen de IABR?
In nauwe samenwerking met lokale overheden en partners initieert en coördineert de IABR sinds begin 2010 drie langlopende projecten in Rotterdam, São Paulo en Istanbul. Deze Test Sites – zoals wij ze noemen – betreffen concrete allianties met een concrete opgave waar de IABR intensief bij het proces betrokken is. Hier wordt gezocht naar oplossingen voor grote vraagstukken als waterhuishouding, klimaatverandering, segregatie, binnen een stedelijke context. Ontwerp speelt daarin een belangrijke rol en wordt ingezet als een van de manieren om een samenwerking vorm te geven, zowel in de analyse van de opgave, het bij elkaar brengen van stakeholders, als in het proces zelf. We testen op deze manier de werkelijkheid vanuit de kansen die de stad brengt; wat moet er werkelijk veranderen in de huidige manier van werken, de huidige planningscultuur, om te realiseren wat ons voor ogen staat? Hier Maken wij Stad.
Als aanvulling op deze ‘eigen’ projecten heeft de IABR in het voorjaar van 2011 een internationale open oproep gedaan voor voorbeeldige projecten. Vanuit de hele wereld kwamen meer dan 340 inzendingen binnen. Hieruit hebben we met het curatorenteam er 23 gekozen, deze zullen op de hoofdtentoonstelling te zien zijn.

Wat is jouw inbreng?
Als curator ben ik bij alles betrokken, maar richt mij met name op twee specifieke onderdelen: het Atelier Making Projects en de Urban Summit. Omdat de IABR als podium en proces voor reflectie een unieke gelegenheid is voor de overheid om contacten en coalities aan te gaan buiten de eigen veilige context, heb ik de open oproep ook nadrukkelijk onder collega’s van verschillende ministeries uitgezet. Aan de 23 reeds geselecteerde projecten zijn er nog zeven toegevoegd. Het zijn alle projecten van nationaal belang: Rotterdam Zuid, Rijn-Maas Delta, Almere, de Zuidas, Olympische Hoofdstructuur, GroenBlauwe Delta en Knooppunten.
Ter voorbereiding op de IABR heb ik de projectleiders van deze zeven projecten een proces aangeboden in de vorm van Atelier Making Projects onder leiding van Elien Wierenga en Paul Gerretsen. Het doel van het atelier is om de opgaven verscherpt op de agenda te krijgen, te (her)ontdekken waar dilemma’s zitten, waar beslissingen genomen moeten worden, en of de bestaande coalities nog voldoen; een aanpak gericht op de inhoudelijke en politieke versterking van de projecten. Daarmee gaat het tegelijkertijd ook om de performance. We laten zien waar het werkelijk over gaat. Dit als tegenwicht voor de soms platte discussies waar het alleen gaat over de bezuinigingen, of de miljoenen die het ondertunnelen van de Zuidas kost.

Wat is de boodschap die de overheid via de IABR wil uitdragen?
We willen geen boodschap uitdragen maar een mentaliteitsverandering tot stand brengen, zowel bij de ambtenaren als ook bij ontwerpers, bedrijven en burgers. Een deel van de overheid heeft moeite om uit te leggen waarom ze er is. Ik geloof echt dat we met minder overheid toekunnen. In een normale samenleving wil je dat mensen ruimte krijgen om verantwoordelijkheid te nemen. Hoe creëer je deze condities? De IABR toont voorbeelden die laten zien hoe je als overheid met weinig middelen en maximaal engagement investeert in coalities die uitvoering geven aan de opgaven waar we met elkaar voor willen staan. Deze praktijk ontslaat de overheid overigens niet van haar zorgplicht en verantwoordelijkheden. De overheid moet wel in staat zijn om met die samenleving een debat te organiseren over de toekomst. Op basis daarvan zal ze keuzes moeten maken en deze kunnen verantwoorden. Je mag de overheid vragen om dit verhaal, om de visie, en de verantwoordelijke uitvoering daarvan.

Een terugtrekkende overheid in tijden van bezuinigen.
Dat is de realiteit, die niet alleen wordt gedreven door bezuinigingen, maar ook door de ambitie om een andere overheid te maken die zich beter verhoudt tot de samenleving.

Een aantal activiteiten van de 5e IABR, waaronder de internationale conferentie Urban Summit, zijn gericht op het vakpubliek. Met de hoofdtentoonstelling in het NAi willen jullie nadrukkelijk, in de woorden van IABR directeur George Burgmans, ‘een breder publiek’ dan voorheen aanspreken. Wat zou je willen dat de bezoeker bij blijft na een bezoek aan de hoofdtentoonstelling?
Ik hoop dat de IABR grote problemen als bijvoorbeeld klimaatverandering invoelbaar maken en laat zien hoe allianties in stedelijke regio’s over de hele wereld er aan werken om oplossingen te vinden voor deze problemen. Ik ben er van overtuigd – en zie dat ook in de projecten – dat tussen het voelbaar en tastbaar maken van het probleem en de werkelijke oplossing, het ontwerp zit. Wanneer het ontwerp deze relatie kan leggen en tegelijkertijd de bezoeker doet beseffen ‘daar gaat het over’ en ‘zo werkt het’, dan ben ik tevreden. Maar dat is wel een grote ambitie, misschien is het ook al goed als iemand zegt ‘mooi project’.

Komt er een 6e editie van de IABR als het aan jou ligt?
Zeker, als je ziet wat de 5e editie nu al heeft opgeleverd; de biënnale maakt zoveel energie los. Ik geloof echt in de meerwaarde van de IABR als onderzoeksbiënnale.