De crisis is de nieuwe status quo, in deze wereld werken we nu. Hoe gaat de nieuwe generatie architecten hiermee om? Een netwerkgroep van jonge zelfstandige architecten uit de BNA Regio NW/C organiseerde over dit onderwerp een avond in het voormalige GAK-kantoor langs de A10 in Amsterdam en nodigde architecten, ontwikkelaars en financiers uit om hun visie te geven op actuele themas en iets te vertellen over hun ambities.
De presentaties verliepen volgens het Pecha Kucha format: de spreker vertelt zijn of haar verhaal aan de hand van 20 afbeeldingen, een beeld is slechts 20 seconden te zien. Diepgang is bij dit format beperkt – ruimte voor discussie en vragen stellen is er zelden – maar het biedt wel de mogelijkheid om snel beelden, visies en ideeën met interessante uitgangspunten te delen. Zo zoekt Studio Valkenier naar nieuwe vormen om projecten van de grond te krijgen. Getoond wordt het succes verhaal van Hannekes Boom, het winnende ontwerp van een prijsvraag die de gemeente Amsterdam uitschreef voor een tijdelijke horecaruimte aan de Dijksgracht. De initiatiefnemers van Hannekes Boom begonnen met een sociale innovatiesafari in Amsterdam-Oost om erachter te komen waar vraag naar is. Zo hebben ze de studenten van het conservatorium op het Oosterdokseiland gevraagd wat ruimtelijk nodig is om een goede muziekuitvoering te kunnen geven. Hannekes Boom is gemaakt van gerecyclede onderdelen en de architecten werkten zelf mee op de bouwplaats. Het project is gefinancierd door crowd funding. Aandelen van 1.000,- werden uitgegeven en gaven recht op een besteding van 1.200,-. De eerste klanten waren daarmee ook een feit. Het gebouw is een proces, aldus Studio Valkenier, als blijkt dat aanpassingen noodzakelijk zijn, dan gebeurt dat.
Een andere vorm van zelf projecten initiëren is bottom-up werken. Ben ten Hove (Urban Breezz, concepten, exploitatie en ontwikkeling) vindt dat je radicaal moet denken. Verlaten kantoren en bedrijvencomplexen waren er al na eerdere crisissen en dus kan je stellen dat overheidsingrijpen niet werkt, aldus Ten Hove. Wat werkt dan wel? De voorwaarden om een goede stad te maken zijn volgens Ten Hove gelegen in bottom-up. Om de kantorenleegstand aan te pakken moet begonnen worden met korte contracten met lage huren, flexibiliteit in functie en ruimte, slow grow en vanuit een cash flow investeren. Een creatief milieu en interactie door middel van horeca zijn onder meer voorwaarden om tot een flexibele gebiedsontwikkeling te komen. Als bewijs dat het werkt, voert Ten Hove de locatie aan waar ze zelf kantoor houden, in het HAKAgebouw aan de Vierhavenstaat in Rotterdam, maar op de website van het HAKAgebouw is het akelig stil en leeg, als we de foto op de homepage mogen geloven. Of misschien is het een voorbeeld van slow grow.
Grote ontwikkelingen zijn voorlopig niet aan de orde, kleinere initiatieven en projecten daarentegen wel. Marnix van der Meer van Zecc vertelde over een bestaande villa die energieneutraal is geworden door een extra laag toe te voegen. Een laag die het gebouw opnieuw in deze tijd plaatst en ook – indien gewenst – ooit weer te verwijderen is. Een ander voorbeeld is de Zwarte Parel in Rotterdam, waar in een bestaande woning alles opnieuw georganiseerd is. Het resulteert in een vervlechting van de bestaande gevel met nieuwe ramen die de nieuwe organisatie zichtbaar maakt.
Mariet Schoenmaker van AM ziet zich als ontwerpende ontwikkelaar die de gebruiker centraal stelt. Zij stelde dat ontwerpen kan beginnen met een schets die niet zozeer het begin is van SO, VO en DO, maar de betrokken partijen een mogelijkheid biedt te reageren op een bestaande locatie, omgeving en probleem. Vaak weten overheden niet het initiatief te nemen en beweging te krijgen in een proces. Vandaar haar pleidooi organisch te ontwikkelen, waarbij de specifieke locatie wordt bekeken in een grotere context; wat is de meerwaarde voor de omgeving en stad? Overleg met bewoners acht ze essentieel. Hun wensen moeten worden vertaald in uitgangspunten voor de architect. De opdrachten aan de architect zullen in de toekomst compacter en kleiner worden dan ze tot nu toe gewend zijn. De ontwerper moet, aldus Schoenmaker, beelden ontwerpen die het gesprek tussen de partijen op gang kan brengen. Op deze manier zullen volgens Schoenmaker het bestaande beleid en onbenutte kansen naar elkaar toe getrokken kunnen worden.
De in de loop van de tijd door de architect zelf afgeschoven verantwoordelijkheden worden door sommige architecten terug genomen en tegelijkertijd uitgebreid met initiatieven richting opdrachtgeverschap. Daarbij functioneert de architect niet alleen als intermediair tussen opdrachtgever en bouwende partners, maar wordt, als het aan Schoenmaker ligt, ook ingezet om processen soepel te laten verlopen. Maar ook ontwikkelaars spelen soms deze rol en gedragen architecten zich bij gelegenheid als ontwikkelaars. De rol die gespeeld wordt is afhankelijk van het project. De voorheen duidelijke positie van de architect wordt daarmee wel diffuser; de architect dient zich daardoor telkens bewust te zijn van de rol die hij speelt/moet spelen in een project.
Een aantal sprekers liet inspirerende projecten zien en gaat ondanks het economisch slechte tij niet bij de pakken neer te zitten. De conclusie van de avond zou kunnen zijn dat partners in het ontwikkelproces (ontwikkelaars en architecten) meer verantwoordelijkheid nemen voor de omgeving, de stad en architectuur op de lange termijn. De generatie van het ambacht en de kleinere schaal lijkt herboren, maar met behoud van de conceptuele Nederlandse achtergrond en zonder de zogenaamde nieuwe truttigheid van de jaren zeventig.
Een crises is behalve tijdelijke welvaartsdaling, depressie, en laagconjunctuur ook een keerpunt. Ik denk dat we over een aantal jaren opgelucht concluderen dat de crisis inderdaad een keerpunt is geweest voor de architectuur, maar een die uiteindelijk ten goede is gekomen aan de bebouwde omgeving.