Feature

Een bundeling van groen en genot

De uittocht van oud-medewerkers uit Rem Koolhaas’ OMA laat zich lezen in letterwoorden: REX, STAR, LAR, PLOT en ga zo maar door. Van die hemelbestormers heeft één zich het statuut van vaandeldrager toegeëigend. Bjarke Ingels, 37 jaar en hoofd van het Deense kantoor BIG (Bjarke Ingels Group), weet niet alleen de nieuwsgierige blikken van collega-architecten op zich, maar slaagt er ook in het grote publiek te begeesteren. Een combinatie die respect inhoudt én geld verzekert. Voor de tweeduizend toehoorders in Bozar speelt Ingels dan ook een op voorhand gewonnen wedstrijd. Met humor als dankbaar glijmiddel.

Ontspannen verschijnt de jonge architect op het podium, illustratief voor zijn omgang met volle zalen en het feit dat het publieke spreken ondertussen een tweede natuur geworden is, getuige ook zijn optredens op de ideeënconferentie TED, interviews bij CNN en talrijke filmpjes op Youtube waar hij als een energieke magiër 3D-modellen manipuleert tot verleidelijke volumes. ‘Wat de beitel is voor de beeldhouwer, zijn communicatievaardigheden voor de hedendaagse architect’, doceert hij ergens. Zeker is dat Ingels’ beheersing van de taal hem geen windeieren heeft gelegd: BIG opende onlangs een bijkantoor in New York waar het een hybride tussen wolkenkrabber en binnentuingebouw – de ‘courtscraper’ – gaat neerpoten in de verloederde havenwijk Hell’s kitchen.

Deze Bozarpresentatie is een geoliede show en moet de boodschap onderstrepen die Ingels in zijn euforische boek Yes is More uit 2009 lanceerde. Onder de noemer ‘hedonistic sustainability’ pleit de architect voor een leefomgeving waar wonen niet aan luxe hoeft in te boeten onder invloed van een verscherpend ecologisch discours. BIG verkondigt zelfs het tegenovergestelde: door duurzaamheid aan leefkwaliteit te koppelen wil het meer betekenisvolle publieke ruimtes creëren. In een ‘zachte’ versie van dit streven overheerst vooral het laatste – het boetseren van gebouwen tot aangename ontmoetingsplaatsen. Ecologische bezorgdheden zijn daarbij eerder opsmuk, zelfs onder de laklaag van Ingels’ verbale fratsen. Het veelvuldige gebruik van aluminium of de losbandige schakeling van volumes die BIGs productie kenmerkt, zou de groene doctrines maar moeilijk doorstaan. Hedonistisch? Beslist. Maar duurzaam? Misschien toch met een extra truitje aan.

Illustratief voor die spreidstand tussen uitbundig vertoon en ingehouden verbruik is 8House, een slangachtig woon-, winkel- en kantorencomplex net buiten Kopenhagen. Het negen verdiepingen tellende gebouw werd via drastische ingrepen tot een buitenmaatse ‘8’ verknoopt. Om die manipulaties te verklaren strooit Ingels met allerlei redenen: bezonning, zichtlijnen, de nood aan een centrale passage of de gelaagdheid van het programma. Op zich eerbare, zelfs hoogst architecturale motieven, al lijkt de hoekige sliert in vergelijking met de sobere eisen van ‘licht en uitzicht’ nogal wulps. Het feit dat het gebouw in volle bouwhausse werd opgericht is wellicht een eerlijker uitleg. Eén die alvast de weerkerende gedachte van ‘vorm om de vorm’ kan verklaren. Want ondanks Ingels’ spitsvondige analyses herken je steeds weer het terrasvormige verglijden van rechthoeken tot driehoeken of BIGs fascinatie voor ‘beglaasde bergen’: beide zijn het contextloze reflexen die, zoals in het geval van het courtscraper-project in New-York, sterallures krijgen door flitsende visualisaties en het gedreun van hip-hoplegende Jay-Z – ook al bedreven in het vlot aaneenrijgen van woorden. Toch lijken dit slechts kanttekeningen. Ingels’ lezing etaleert namelijk overtuigend hoe BIG de mens in zijn meest speelse verpersoonlijking als uitgangspunt bij het ontwerpen gebruikt. Een gegeven dat tegenargumenten handig pareert. Zo toont het filmpje van een architecturale wandeling langs de trappenpartijen van 8House hoe gemoedelijk dit ‘ding’ werd getemd tot letterlijke achtbaan voor bezoekende flaneurs. Het complex straalt pittoresk en kosmopolitisch tegelijk.

De ‘harde’ versie van Ingels’ pogingen om groen en genot te bundelen en het project waarmee hij tactisch de avond afsluit is een dijenkletser. Of je moet een afvalverwerkingscentrale gecamoufleerd als skipiste niet grappig vinden. Een beproefde techniek, waarbij het secuur opstoken van afval voor elektriciteit en warmte zorgt, geldt hier als drager voor een theatrale gimmick: een besneeuwde helling die de verbrandingsinstallaties maskeert en het volkomen vlakke Kopenhagen een surreëel gezicht aanmeet. Dat de wanden van deze ‘berg’ uit enorme plantenbakken bestaan is hoogstens modieus. De echte pointe schuilt in de manier waarop het geheel zijn functie als informatiecentrum vervult. In plaats van een verborgen prenten-aan-de-muurlokaal maakt Ingels het volledige gebouw tot ecologische prikklok. Om zichtbaar te maken wat CO2-uitstoot voorstelt laat hij de schoorsteen om de zoveel tijd een enorme cirkelvormige rookpluim uitpuffen. Denk aan de sigarettenhulahoops van je aangeschoten oom maar dan op schaal van een koeltoren: tien wegdrijvende rookhoepels stellen 1 ton CO2 voor. Het is een extravagant gebaar dat het gebouw actueel en dwingend, maar tezelfdertijd zo onbekommerd maakt dat het lijkt alsof BIG met dit soort denken de architectuurdiscipline zelf in het ootje neemt. De zaal lacht groen, het is verbazing en twijfel ineen: Bjarke Ingels als voorbeeld of als iets te hippe nieuwlichter?

Vast staat dat BIGs kruising van slapstick en inventiviteit projecten oplevert die steeds weer een snaar weten te raken: het lusvormige Deens paviljoen op de Expo van Shanghai (met water en zeemeermin uit de baai van Kopenhagen), een museum ingegraven naast een droogdok aan de voet van het Hamlets burcht of een galerie in Park City met als bouwschil opeengestapelde boomstammen. Allemaal ingrepen die de opdrachtopgave ontregelen en vrolijk overstijgen. Schetsen komen dan wel niet aan bod, gevatte oneliners des te meer. Zoals een woontoren gepland voor Denemarken, die toevallig het Chinese teken voor ‘mensen’ blijkt te zijn en dus behendig daar verpatst wordt. Want BIG betekent ook ‘Business’, een kantoor dat publicitaire inpakkunst beoefent waarbij losbandig associëren aanleiding geeft tot intrigerende architectuur: niet slap, hermetisch of elitair maar daadkrachtig en wemelend van boodschapjes voor bollebozen. Koolhaas kan eindelijk met pensioen.