Recensie

Het Stempel is terug in Hoogvliet

Van Bergen Kolpa Architecten ontwierp in het Rotterdamse Hoogvliet de woningbouwprojecten Nabuurschappen en Tuinkamers. Deze twee projecten zijn overduidelijk familie, maar Tuinkamers is een zorgcomplex voor begeleid wonen en Nabuurschappen bestaat uit drie buurtjes met eengezinswoningen. In de projecten speelt gedeelde publieke ruimte een belangrijke rol; het wederopbouwstempel is terug in Hoogvliet.

Hoogvliet is een wat karakterloos stadsdeel van Rotterdam. Van een klein dorpje veranderde het in de jaren zestig in een tuinstad toen op grote schaal woningen werden gebouwd voor werknemers van de Shell. Zoals dat gaat in veel wederopbouwwijken trok een groot deel van de gezinnen na verloop van tijd weg. Na een periode van neergang werd eind jaren negentig de stadsvernieuwing grootschalig aangepakt. Een onderdeel was het project WIMBY!, dat het imago van Hoogvliet moest verbeteren door wat goed is te benadrukken en te versterken. Één van de door WIMBY! geïnitieerde projecten  was een experiment met woningbouw in de wijk Meeuwenplaat waarin gezocht werd naar nieuwe collectiviteit op de schaal van het woonblok. Naast de Nabuurschappen en Tuinkamers van Van Bergen Kolpa Architecten, werden al eerder buurtjes voor natuurliefhebbers en muzikanten gebouwd.

Waar die buurtjes gebouwd zijn rond een gedeelde passie, bouwt Nabuurschappen juist aan een gemeenschap rond een gedeelde ruimte. Inderdaad, net zoals dat na de oorlog door Lotte Stam-Beese werd bedacht. In dit project moeten je buren weer je ‘noabers' worden, mensen bij wie je niet alleen voor een kopje suiker terecht kunt, maar ook voor hulp of een gezamenlijke barbecue. Om dit te bereiken, zijn de woningen per zestien geschakeerd rond een gedeeld erf. Bij het zorgcomplex, waar de bewoners ook beschikken over een gemeenschappelijke woonkamer en keuken, dient het erf meer als een beschermde overgangsruimte tussen het huis en de straat.

Nabuurschappen en Tuinkamers zijn twee afzonderlijke projecten, maar zijn ruimtelijk nauw verwant. De erven zijn gescheiden van de openbare weg door een omheining die in de toekomst zal worden overwoekerd door klimplanten. Die omheining is doorgezet tegen de gevel op de begane grond, die ook is ingericht op begroeiing met klimplanten. De bovenverdieping is ook groen, maar op een andere manier: uitgevoerd in felgroen geschilderde houten delen waardoor de woningen al van verre herkenbaar zijn.

De gemeenschappelijke ruimte functioneert bij de twee projecten wel anders. Tuinkamers heeft een subtiele reeks ruimtes die de overgang van privé naar openbaar markeren. De woonruimtes worden ontsloten via een brede galerij of stoep, het gemeenschappelijke trappenhuis is overdekt en ruim. Het erf is bij deze woningen een soort voortuin. Het terrein is strak ingericht: een trapveldje, een moestuin, een terras en een gezamenlijke fietsenstalling worden van elkaar gescheiden door de begroeide omheining. Hier zijn de bewoners buiten zonder dat ze ook echt de straat op hoeven. Door de lage omheining fungeren ze als de 'ogen' van de buurt.

In Nabuurschappen, waar de bewoners veel minder het leven met elkaar hoeven te delen dan in de zorgwoningen, is het veel moeilijker om een gemeenschappelijk erf in te richten. Door gemeenschappelijk programma te verzamelen is geprobeerd om van de gedeelte ruimten toch zoveel mogelijk een collectieve plek te maken. Zo zijn de brievenbussen, de vuilcontainers en de fietsenstalling in één hoek bij de ingang van de buurt geplaatst. Er is een wat meer informele plek met een picknicktafel, en regenwater en GFT-afval worden verzameld om hergebruik te stimuleren. Er is moeite gedaan om de bewoners de ruimte te bieden voor gezamenlijke klusjes of een hobby. De privé-tuinen lijken bewust klein en open gehouden: wie buiten wil zitten, kan niet om zijn buren heen.

Tegelijkertijd heeft elke woning een 'escape' voor teveel gezelligheid. Behalve een gezamenlijke ingang heeft elke woning namelijk ook een eigen voor- dan wel achterdeur die direct op de straat uitkomt. Deze escape vormt tegelijkertijd de grootste bedreiging van het concept: biedt de gemeenschappelijke ruimte voldoende kwaliteit om hem ook echt te gebruiken? In een stadsdeel met een overmaat aan openbare ruimte en bovendien de Oude Maas voor de deur is de concurrentie fors. En hadden de bewoners het niet veel meer gewaardeerd als er een gemeenschappelijke berging of klushok op het erf was gerealiseerd? Nu slingert speelgoed in tuinen rond alsof niemand weet van wie het is.

Uit het eerste leven van het stempel, in wijken als Pendrecht, weten we dat de goede bedoelingen van de ontwerper vallen of staan met de intentie van de bewoners om de gemeenschappelijke plek ook echt tot een succes te maken. Dat zal ook hier een relevante opgave blijken. Daarom is het misschien een meerwaarde dat het zorgcomplex zo zichtbaar met de eengezinswoningen verwant is. Wie weet inspireert het gebruik van de collectieve buitenruimte van de Tuinkamers, de Nabuurschappen aan de overkant van de straat om het gemeenschappelijke erf ook daadwerkelijk te leren gebruiken.