Feature

Wayfindingspecialisten zijn praktijkrealisten, architecten dromers

Ontwerpbureau Mijksenaar bestudeert wegzoekers en zorgt ervoor dat zoekers bij voorbaat vinders zijn. Dat is een ander uitgangspunt dan een architect hanteert, die volgens Paul Mijksenaar wel graag ontwerpt aan routing, maar daarbij niet het gedrag van de wegzoeker onderzoekt: ‘Architecten hebben een andere opdracht dan wayfinding-specialisten.’ Over dromers versus praktijkrealisten.

Voor de manier waarop ‘information designer’ Paul Mijksenaar probeert mensen de weg te helpen vinden in de meest ingewikkelde gebouwen zoals luchthavens kreeg hij in januari van dit jaar de Fonds BKVB Oeuvreprijs voor vormgeving uitgereikt. De jury meldde in haar juryrapport met het verlenen van deze prijs ‘bij te dragen aan het verlenen van meer zichtbaarheid aan een onderhuids, maar alom aanwezig, vakgebied’. Iedereen is bekend met werk van Mijksenaar, al zijn we ons dat niet allemaal bewust. Want wayfinding is niet altijd herkenbaar als vormgegeven materie. Misschien ook is de reiziger vaak zo gehaast en gespannen bezig met het vinden van de weg dat hij geen tijd heeft stil te staan bij de schoonheid van het systeem dat hem leidt. Mijksenaar is bijvoorbeeld al jaren betrokken als wayfinding-specialist bij Schiphol. De locatie van de borden, de indeling ervan, de keuze van (hoeveelheid) informatie die erop staat, het lettertype, de kleurstelling, maar ook de strijd om de zichtlijnen in de loop van de passagier vrij te houden van al te veel ‘visuele ruis’ zoals reclame zijn onderdeel van Mijksenaars Grand Design.

Wanneer ik Mijksenaar spreek, bespeur ik een lichte competitie met collega-ontwerpers uit de architectuur en stedenbouw. Hoewel beide expertises zich veelal bezighouden met het ontwerp van een deugdelijke routing is volgens hem de aanvliegroute naar het oplossen van het vraagstuk voor beide ontwerpexpertises volstrekt verschillend. Partner van het bureau, Rijk Boerma, die aangeschoven is voor het gesprek op het bureau in Amsterdam blijkt ook een fervent wayfinder: ‘Wij denken vanuit de gebruiker en de architect vanuit zijn gebouw. De architect heeft een andere opdracht dan wij’. Maar, zo vertellen Mijksenaar en Boerma, ondanks zijn aanvullende expertise wordt de wayfinding-specialist veelal niet serieus genomen door de architect. Die denkt dat hij het zelf wel kan oplossen. Mijksenaar duidt tussen neus en lippen door de architect ook als ‘de dromer’. Deze staat tegenover ‘de praktijkrealist’ die de wayfinding-specialist is. ‘De architect ontwerpt gemakkelijk een gebouw waar de route die de mens moet lopen door hem bedacht is,’ aldus Boerma. De architect ontwerpt een ruimte zodat de mens eerst tien meter rechtuit dient te stappen en dan een scherpe bocht naar links of rechts moet nemen. ‘Terwijl de mens veel te eigenzinnig is om zich te conformeren aan de wensen van de architect,’ weet Boerma. Het onlangs verschenen boek Olifantenpaadjes van fotograaf Jan-Dirk van der Burg kan dienen als een bewijsstuk voor het gelijk van de wayfinder. ‘Paadjes der burgerlijke ongehoorzaamheid,’ worden de olifantenpaadjes ook wel gedoopt door Van der Burg. En dat terwijl er in Nederland door planners en ontwerpers over elke vierkante meter nagedacht is. Maar de paden van de burgerlijke ongehoorzaamheid tonen de realiteit. En deze realiteit vinden de ontwerpers van Mijksenaar fascinerend. ‘Wij trachten te analyseren hoe de mens zich gedraagt, tegenover de architect die veelal een realiteit wil ombuigen,’ vertelt Mijksenaar.

Om de architect en andere geïnteresseerden in het vak van wayfinding een beetje bij te spijkeren maakte Mijksenaar nu een app. Wie zich een moment verveelt, bijvoorbeeld tijdens het wachten op een vliegtuig, kan nu door de 99 do’s and don’ts of wayfinding scrollen. Het is een bijzonder nuchter opgestelde app. Je leest door het ontwerp en de informatie van de app heen dat je hier te maken hebt met een product van doorwrochte praktijkrealisten. Maar dat maakt haar niet minder leuk. Steeds krijg je een do of don’t voorgeschoteld, een toelichting en een illustratie in de vorm van een foto of tekening. Zo leer ik bijvoorbeeld dat de bewegwijzering onafhankelijk moet staan van een gebouw, omdat ze verwijst naar bestemmingen van mensen en niet naar architectonische indelingen. Daar denken architecten nog wel eens anders over. Die zijn vaak dol op integratie van letters op glas of andere bouwelementen. Zo geven ze bijvoorbeeld identiteit aan een gebouw, een opgave waar de architect voor staat. Deze manier van ontwerpen sluit vaak ook niet aan bij de volgende vuistregel van Mijksenaar: ‘Plaats informatie altijd waar deze wordt verwacht en van belang is.’ Een open deur, die nogal eens gemist wordt door architecten. In vijf categorieën, architectuur, boodschap, locatie, opmaak en systematiek, word je door de app geleid. Het wijst zichzelf. Maar dát komt natuurlijk omdat hij door Mijksenaar ontworpen is.

Ondanks het feit dat Mijksenaar vindt dat architecten van de opgave wayfinding af moeten blijven schroomt het bureau niet zelf architectonisch te gaan ontwerpen. ‘We hebben onlangs voor het eerst een gebouw ontworpen, een huis van bewaring,' vertellen Mijksenaar en Boerma enthousiast. Over welk project het precies gaat mag nog niet vrijgegeven worden, maar het uitgangspunt voor ontwerp willen de ontwerpers wel delen. ‘We ontwierpen een gebouw waarbij we uit oogpunt van een logische routing zo min mogelijk gangen hebben gemaakt. Dat is een goed idee, want gangen kosten geld,’ aldus Boerma. ‘En je moet zorgen voor een zo eenvoudig mogelijke flow.’ Als de gangen logisch op hun plek liggen hoef je later minder bewegwijzering te plaatsen. Maar ontwerpen vanuit routing geeft bij huidige architectonische opgaven wel een probleem. Tegenwoordig is de vraag naar flexibele gebouwen erg groot. Dan kun je wel een ideaal gangenstelsel ontwerpen, maar wanneer het gebouw van functie verandert is het gangenstelsel niet meer ideaal. Het geeft meteen weer dat er te eenvoudig gedacht wordt over de opgave een flexibel gebouwen te ontwerpen.

Kunnen we meer apps verwachten van Mijksenaar de komende tijd, bijvoorbeeld als onderdeel van een wayfinding-systeem? De toekomst zal zeker zorgen voor dynamisering van informatie. Maar helemaal in de voorhoede bevindt Mijksenaar zich niet. Het bureau is te klein om technologische systemen te kunnen ontwerpen. ‘We zijn geen Motorola of Samsung,’ aldus Mijksenaar. Het laten ontwerpen van eigen systemen of beeldschermen met de meest ideale maat is te kostbaar. De ontwerpers moeten het dus doen met beschikbare technologie. Daarbij moet ook in het achterhoofd gehouden worden dat de reizigersgroep steeds ouder wordt. Paul Mijksenaar gebruikt de term ‘welderly’ (well-to-do elderly) wanneer hij over deze mensen spreekt. Ze zijn rijk genoeg om vaak op pad te gaan en zullen daarbij voldoende richting gegeven moeten worden. Mijksenaar legt uit dat het ‘voor deze doelgroep belangrijk is dat de bewegwijzering leesbaar is. Het toepassen van voldoende contrast op de borden is dan bijvoorbeeld essentieel.’

De toekomst van het bord is een dynamisering ervan. Zo zal steeds vaker gewerkt worden met beeldschermen. Maar hoe dynamischer een systeem, hoe meer problemen er ontstaan op gebied van beheer. De wayfinding-specialist kan tegenwoordig nog precies uitmeten hoe de indeling van een bepaald bord is, wat het lettertype is, hoeveel informatie een bord bevat en of de informatie woorden en/of pictogrammen bevat. ‘Nu ontwerpen we veelal een wayfinding-systeem dat voor een veelkleurige groep mensen begrijpelijk is. Met een dynamisch systeem kun je inspelen op behoeften van specifieke groepen mensen. Wanneer op een luchthaven in een bepaalde gate een vliegtuig uit China aankomt bijvoorbeeld, kun je tijdelijk de informatie op de borden die er hangen in het Chinees en Engels weergeven,’ vertelt Mijksenaar. ‘In de RAI hebben we ook een dynamisch wayfinding-systeem ontworpen, omdat het programma van de RAI en haar gebruikersgroep bij elk evenement anders is. Borden nemen steeds vaker de kleur aan van de groep gebruikers. Letterlijk soms door de kleur van de huisstijl van het evenement over te nemen. Hiermee kun je de vrije invulbaarheid van een evenement ondersteunen.'