Recensie

Dutch Design en Oranje

Dutch Design en Droog Design kennen we inmiddels allemaal. Dat er een interessante link te leggen is tussen de traditie van de Oranjes en Dutch Design is nieuw. Een unieke tentoonstelling in het Duitse Oranienbaum laat zien dat traditie, handwerk en vernieuwing vanzelfsprekend samengaan.

Het is niet te missen, het knaloranje geverfde huis dat middenin het dorp Oranienbaum in de Duitse deelstaat Saksen-Anhalt aan de Brauerstrasse 33 staat te pronken. Het oranje straalt over de kruising van twee straten heen en doet je het verkeerslicht dat op oranje springt bijna vergeten. In dit huis (genaamd Ampelhaus: Ampel = verkeerslicht) is een roedel Rotterdammers neergestreken om er een galerie te beginnen. Daarover later meer. Op nog geen 180 meter van deze galerie ligt het Schloss Oranienbaum. In dat paleis opende Koningin Beatrix op 25 april jl. de tentoonstelling Dutch Design, Huis van Oranje, dat een overzicht geeft van hedendaags handgemaakt Dutch Design in een bijzondere historische setting.

Het Schloss Oranienbaum is door Cornelis Ryckwaerdt in 1680 gebouwd volgens de ingetogen Noord-Nederlandse barokstijl in opdracht van Henriette Catharina, vorstin van Anhalt –Dessau (1637-1708), die als Prinses van Oranje-Nassau, dochter van Stadthouder Frederik Hendrik en Amalia van Solms, in Den Haag werd geboren en door haar huwelijk in Oranienbaum terecht kwam. Henriette Catharina liet in haar leven veel producten uit Nederland komen, zoals porselein, Delfts blauw, zijde, parels, kasten en kabinetten, om haar paleis te verfraaien. De link tussen toen en nu wordt op de tentoonstelling overtuigend gelegd.

Stap voor stap wordt het paleis gerestaureerd door de Kulturstiftung DessauWörlitz. Dat geld ontbreekt wordt aan de buitenkant van het Schloss Oranienbaum direct duidelijk; de gebouwen bevinden zich in diverse half gerenoveerde stadia. Kunst kan wellicht een redding zijn voor het verlaten Oranienbaum in Saksen-Anhalt, waar krimp al twintig jaar keihard toeslaat. Binnen valt het geldgebrek nog meer op; delen zijn af, delen nog in het geheel niet. Dat geeft het paleis een ongekende charme. Een groot verschil met de gemiddelde Nederlandse restauratie, waar met veel geld het uitstekend lukt om de ziel volledig uit het gebouw te renoveren. Bij Schloss Oranienbaum niet; hier is slow renovation een noodzakelijke niet-zelfverkozen methode. De keuze voor het rauwe, onaffe en gehavende is inmiddels, vooral in Berlijn, een tot vervelens toe Berlijnstijltje geworden zoals te zien is in projecten als het Michelbergerhotel, The Grand, Department Berlin en het SOHO-house. Armoe en verval zijn er geen noodlot maar onderdeel van bewust total design of ontwerpconcept.

Zo niet in Schloss Oranienbaum. In de vijftig kamers van het paleis zijn ongeveer 400 werken van meer dan 150 Nederlandse ontwerpers tentoongesteld, in combinatie met archiefstukken uit het Koninklijk Huisarchief uit Den Haag. Curator Nicole Uniquole, vormgever/stylist Maarten Spruyt en industrieel ontwerper/architect Tsur Reshef hebben met zeer veel liefde en aandacht voor het gebouw en de geschiedenis een bijzondere tentoonstelling weten te maken. Bijzonder, omdat zij gebouw en kamers als uitgangspunt genomen hebben, waarbij de diversiteit van de ruimtes aanleiding is geweest om de waren tentoon te stellen. Zo is in de entreekamer van Henriette Catharina een combinatie te zien van onder meer de zilveren kamerheersleutel uit 1825 met Melissa, een jurk van Viktor&Rolf uit 2001 van driedimensionaal katoenen kant met mikado zijde, geflankeerd door het gebruikskeramiek Can You Feel It van Simone van Bakel waar op de bekers teksten in braille zijn geprint. Op deze wijze zijn alle vijftig kamers behandeld; van de historische walk-in-closet tot aan de keuken in de kelder. Telkens is er een link gemaakt tussen de functie van de kamer en wat dat aan materialen opleverde met wat er nu te zien is.

Het is de makers niet te doen geweest om louter hotshots van Dutch Design, die we inmiddels gevoeglijk kennen, tentoon te stellen: de Jongeriussen, de Huttens, de Somersen en de Wandersen. Studenten van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten Den Haag presenteren eveneens de resultaten van hun werk en voegen zich daarmee in de tentoonstelling. De bezoeker waant zich voor een paar uur paleisbezitter en kan zich onderdompelen in geschiedenis van zowel het pand als de vele prachtige historische en hedendaagse voorwerpen. Goed kijken is daarbij een voorwaarde. Zo valt de ‘loodgietersflora’ van Robbert van Strien, ofwel kleine blaadjes van koper die zich willekeurig aan de waterleidingbuis in het privaat van Henriette Catharina hebben genesteld nauwelijks op, zo subtiel is dit element aangebracht. De combinatie van oud en nieuw is op geen enkel moment – nu ja, na de bijtring en het wiegje van Juliana heb je het wel gehad met de Julianaparafernalia – obligaat of teleurstellend. Met duidelijke en leerzame teksten worden de kamers en de tentoongestelde waar uitgelegd. Onbewust kom je als bezoeker zo de oorsprong van en verklaring voor het woord ‘patser’ te weten.

De hoge kwaliteit van deze tentoonstelling is op het conto te schrijven van de curator Uniquole in samenwerking met Spruyt en Reshef. De expositie gaat gelukkig niet ten onder gaat aan een te dominant tentoonstellingsontwerp, een euvel waar Nederlandse tentoonstellingen nogal eens aan lijden. Ook het gebrek aan overdadige interactiviteit, die iedere poging om zelf invulling te geven aan wat je ziet de kop indrukt, is een opluchting. Een tentoonstelling die je uit de dagelijkse realiteit tilt en tegelijkertijd de waarde van traditie en continuïteit aantoont. De combinatie van traditie – in Duitsland geen vies woord – met vernieuwing maakt dit tot een bijzondere ervaring.

En het oranje Ampelhaus? Dat is geen ode aan ons nationale voetbalteam en ook geen voorbode op de overwinning van Oranje op Duitsland, maar een galerie met eenzelfde grondidee als de tentoonstelling in het paleis Oranienbaum, namelijk: geldgebrek. Met beperkte middelen is er de tentoonstelling Use it again te zien. Rolf.Fr, een van de initiatiefnemers, heeft het huis van 450 vierkante meter ‘ontkernt’. In de verschillende om het gat heen liggende kamers wordt het wat wildere Dutch Design tentoongesteld, zoals het doorgezaagde kabinet van Rolf.Fr zelf, uit de Sotheby’s veiling van Juliana’s meubelen. Maar ook het kunstproject van Frank Halmans is er te bewonderen: een tot kruimeldief omgebouwde maquette van een seniorenbungalow. De plek fungeert tot 26 augustus als tentoonstellingsruimte, maar kan ook als werkruimte voor kunstenaars geboekt worden.

Beide tentoonstellingen hebben gemeen dat met weinig geld en veel liefde prachtige resultaten zijn geboekt. Ze actualiseren de uitspraak van de Duitse kunstenaar Martin Kippenberger:`Een eigen stijl vinden is mij niet gelukt, tot me is opgevallen dat stijlloos zijn ook een stijl is. En die stijl ben ik gaan volgen. Vanaf dat moment was ik bevrijd. Maak je niet druk over stijl, maar over dat wat je wilt vertellen’.