Recensie

New Towns in Azië geanalyseerd

Naar verwachting zullen er tot 2050 nog zo’n 1,8 miljard Aziaten van het platteland naar de stad trekken. Dat impliceert een gigantische bouwopgave voor de toekomst. Rising in the East – Contemporary New Towns in Asia van Rachel Keeton, onderzoeker bij het International New town Institute (INTI), bespreekt en analyseert de recente verstedelijking in Azië en vergelijkt deze met de ontwikkeling van New Towns in Europa.

Inmiddels wonen er tientallen miljoenen Chinezen, Koreanen, Indiërs en Arabieren in uniforme huisvestingsprojecten, ver weg van de grote steden. Rachel Keeton geeft in Rising in the East aan de hand van een aantal casestudies een uitgebreide toelichting bij de verschillende typen New Towns in Azië. De essentie van het boek zit echter in de beschouwende introductie van Michelle Provoost (directeur INTI) en Wouter Vanstiphout (hoogleraar Design as Politics aan de TU Delft). Daarin wordt de praktijk van New Towns in Azië besproken en – tot op zekere hoogte – geanalyseerd. Zij gaan in op de economische, demografische en politieke context waarbinnen de planning, ontwikkeling en uitvoering van New Towns zich manifesteert. Interessante vraag daarbij is of de huidige praktijk in Azië een herhaling is van de Europese praktijk van de vooroorlogse periode en de wederopbouw. Wat zijn de verschillen en de overeenkomsten? Hier in het westen ligt de periode van New Towns zo goed als achter ons, en lijken we in de fase van de postmetropolis te zijn beland. Is dat ook het perspectief voor Azië of zal het daar anders gaan? Provoost en Vanstiphout gaan bij de beantwoording van die vraag uitgebreid in op de grote rol die westerse stedenbouwkundigen en architecten spelen in de ontwikkeling van de New Towns in Azië. Ze staan er in de rij om het masterplan, het museum, de TV-toren, het regeringspaleis, de luchthaven of het congrescentrum te ontwerpen.

In het westen speelden de New Towns een belangrijke rol in de verstedelijking van voor en na de Tweede Wereldoorlog. Angst voor groeiende steden met onbeheersbare maatschappelijke krachten en politieke risico’s waren hierbij van invloed, maar ook de wens tot daadwerkelijke verbetering van de vaak dramatische woonomstandigheden van de arbeidersbevolking waren voor de oorlog belangrijke drijfveren tot experimenten met New Towns, veelal gebaseerd op de van oorsprong Engelse Garden City Movement. De wederopbouwperiode kenmerkte zich door brede invoering van het modernistische gedachtegoed uit architectuur en stedenbouw onder het motto ‘licht, lucht, ruimte’, gekoppeld aan een gerationaliseerde bouwpraktijk. Het idee sloot bovendien aan bij de condities van de naoorlogse sociaaldemocratische regeringen, die zich richtten op het herverdelen van welvaart. Op de golven van de economische groei tussen 1950 en 1970 kreeg de welvaartsstaat vorm, en ontstonden de condities voor grootschalige stedenbouwkundige concepten met een belangrijke sociaal-culturele drijfveer. In de New Towns zou de nieuwe mens gestalte krijgen, in nieuwe samenlevingsvormen die vooroorlogse en oorlogse toestanden zouden uitbannen – de New Town als utopisch project. Het leverde ons de Bijlmers, banlieues en Cumbernaulds op.

Vormen de New Towns in Azië een herhaling van deze concepten? Sommige condities zijn vergelijkbaar, zoals de economische groei, de sterke bevolkingsgroei, het ontstaan van een middenklasse, en de postkoloniale politieke context. Andere condities zijn eerder contrair: in Azië is geen sprake van sociaaldemocratische regeringsvormen met actieve participatie en invloed van maatschappelijke organisaties, maar van autoritaire regimes en eenpartijstaten met sterke centralistische bestuursmechanismen. Provoost en Vanstiphout wijzen op een saillant detail: dit soort politieke systemen bieden kennelijk de condities waaronder westerse architecten en stedenbouwers met futuristische of megalomane visioenen hun werk kunnen doen.

In het boek onderscheidt Keeton zes typen New Towns, de eco-city, de political city, de enclave city, de economic city, de hightech city en de shelter city, die zij elk aan de hand van een aantal gedetailleerde case studies toelicht, steeds voorzien van verhelderende (satelliet-)foto’s, kaartmateriaal en artist impressions. Camko-City in Cambodja, voorbeeld van een enclave city, is in de markt gezet als stedelijke omgeving van wereldklasse met technologieën als betrouwbare drinkwatervoorziening, een stabiele elektriciteitsnet, high-speed telecommunicatie en elektronische beveiligingssystemen, voorzieningen die voor de meeste Cambodjanen niet beschikbaar zijn. Magarpatta in India neemt een bijzondere plaats in tussen de economic cities: onder dreiging van landjepik door een gretige projectontwikkelaar staken plaatselijke boeren de koppen bij elkaar en vormden zelf een ontwikkelingsmaatschappij, de Magarpatta Township Development and Construction Company, en huurden extern iemand in om een masterplan op te stellen. Magarpatta is inmiddels een bloeiende gemeenschap. Tin Shui Wai, een shelter city bij Hong Kong, is een berucht voorbeeld van hoe het niet moet: het ligt relatief geïsoleerd, er is geen werk, en misdaad en zelfmoord zijn er aan de orde van de dag.

Bij de realisatie van de New Towns is in Azië altijd sprake van een nauw samenspel van staat, financiële instellingen, projectontwikkelaars en doorgaans buitenlandse, westerse bureaus. Veelal worden speculatieve doeleinden nagestreefd. Arme plattelandsbevolking wordt verdreven of voor een habbekrats uitgekocht. Grote ontwikkelaars krijgen de grond vervolgens gratis of bijna voor niets, en de gerealiseerde identieke flats worden voor veel geld verkocht aan de opkomende middenklasse – die enkel als afnemer in beeld is. De New Towns hebben vaak geen enkele culturele of maatschappelijke binding met de ‘moederstad’, waardoor je grote vraagtekens kunt zetten bij de toekomstige levensvatbaarheid. Overigens lijkt deze praktijk in China over zijn hoogtepunt heen; er heerst veel leegstand, en de vastgoedprijzen zijn het afgelopen jaar gekelderd. Soortgelijke berichten komen uit Dubai, waar de megalomane bouwprojecten mede bedoeld waren om rijke westerlingen aan te trekken. Menig Hollywoodster of profvoetballer heeft er een appartement. Ook daar is inmiddels sprake van leegstand en prijsdaling.

In het voor- en naoorlogse Europa speelde ideologie een belangrijke rol bij de opzet van New Towns. Aangestuurd door de staat droegen architecten en stedenbouwers hun steentje bij aan betere leefomstandigheden, verdeling van de welvaart en betere condities voor de samenleving. Is dat ook aan de orde in Azië, of hebben daar de krachten van de markt de grootste inbreng? Landen waar op een grote schaal New Towns worden gebouwd hebben zonder uitzondering een niet-democratische bestuursvorm. De staat heeft er een sturende rol in de economie, of het nu om China of het Midden-Oosten gaat. Overal speelt de opkomst van een middenklasse, een sterke bevolkingsgroei en bijkomende vraag naar woonruimte. De overheid probeert – net als Europa in de jaren 50 en 60 – greep op de ontwikkelingen te houden vanuit de angst voor maatschappelijke onrust en politieke instabiliteit.

In het westen waren de New Towns uiteindelijk geen doorslaggevend succes. De Bijlmer is binnen een halve eeuw gereconstrueerd, de banlieues zijn alles geworden behalve laboratoria voor de nieuwe Fransen, en ook in Engeland zijn de New Towns deprimerende oorden geworden die vooral synoniem zijn voor werkloosheid. De werkgelegenheid is er nooit op gang gekomen; het blijven vooral forenzengemeenten. Gedwongen verplaatsingen van ministeries zoals bijvoorbeeld naar Zoetermeer zijn allang weer teruggedraaid. In het westen ligt de focus van stedenbouw en architectuur veel meer op de bestaande steden en de herstructurering. Nu even geen utopische visioenen meer.

Ondertussen lijkt er een kentering plaats te vinden in de vastgoedboom, zowel in China als in de Arabische wereld, met als opvallende kenmerken leegstand en dalende prijzen. Is dit de voorbode van een Spaans scenario in de bouwwereld? Oude steden blijken dikwijls attractiever; bij woningnood zijn nieuwbouwflats nog wel aantrekkelijk, maar wat als de bevolking stagneert en vergrijst zoals in China de verwachting is voor de komende decennia? Stedengroei zit vanouds vooral in de grote steden, en de groeisteden van weleer stagneren op dit moment. En als de economie uiteindelijk de dominante factor is voor stedelijke ontwikkeling, hebben de multifunctionele ‘oude’ steden veel betere papieren dan de monofunctionele New Towns. Maar hoe het echt zal gaan? De toekomst moet dat uitwijzen.