Feature

Een betere wereld begint bij design

In mei vond in de Stadsschouwburg Amsterdam de tweede editie van What Design Can Do plaats. WDCD is een door een aantal ontwerpers geïnitieerde conferentie rondom design, met name de rol van design als maatschappelijke actor. Een groot opgezette marketing campagne en een imposante lijst van sprekers zorgden ervoor dat de tweedaagse conferentie als niet te missen evenement in menig agenda verscheen.

Het hoge ambitieniveau van What Design Can Do weerklinkt uit het programmaboekje: de doelgroep van het evenement zijn 'design professionals', 'company leaders' en 'government officials'. Het doel van de tweejaarlijkse conferentie is dan ook niet gering: de aandacht vestigen op het probleemoplossend vermogen van de ontwerper en design. Niet als stilistisch, esthetisch, trendy of luxe product of dienst, maar als katalysator voor verandering en vernieuwing die uiteindelijk de grote wereldproblemen helpen oplossen, of in ieder geval verminderen. De conferentie bestond uit een groot aantal presentaties, interviews en workshops, en beoogde een discussie- en reflectieplatform te bieden voor ontwerpers uit alle disciplines.

De diversiteit aan sprekers was groot: grafisch ontwerpers, architecten landschapsarchitecten, mode- en productontwerpers, beeldend kunstenaars, maar ook interaction- en fooddesigners. Deze bonte parade mocht gedurende twee dagen haar licht over de ontwerppraktijk laten schijnen onder het jaarthema 'connect'. Een nogal losjes te interpreteren begrip dat vooral als kapstok diende, maar helaas niet uitgediept werd in de discussies. Het levert wel fraaie maar nietszeggende quotes op als 'Piet Oudolf connects to nature and plants' en 'There is even connections between connections'. Na zes lezingen begint het woord connect dan ook tegen te staan. Maar niet getreurd, er zijn dan nog maar achttien lezingen te gaan…

De breedte van het spectrum en de relatief korte duur van de presentaties maakte de conferentie toch licht verteerbaar, hield het boeiend, maar ook enigszins oppervlakkig. Helaas was er door het volle programma en daarom strakke tijdschema weinig ruimte voor vragen of discussie; dit is een duidelijk punt van aandacht voor de volgende editie. De geplande interviews leverden namelijk niet altijd boeiende gesprekken op. Ronduit gênant was bijvoorbeeld het interview met modeontwerper Alphadi door Els van der Plas. Zij had nauwelijks inbreng in het gesprek en stond het gelaten toe dat Alphadi een monoloog hield waar een getraind politicus U tegen zou zeggen, tot ergernis van een groot deel van het publiek.

Er waren ook aangrijpende momenten. De overtuigende presentatie van Cameron Sinclair (oprichter en ‘chief eternal optimist’ van Architecture for Humanity) gonsde nog lang na. Ontroering was er na het vertoog van de Berlijnse architect Axel Timm (Raumlabor) die zichtbaar ontdaan zijn verhaal deed vanwege het recent overlijden van zijn collega en mede-oprichter Matthias Rick. De charmante en innemende Braziliaan Marcelo Rosenbaum (architect én TV-held in Brazilië) tenslotte pakte na de Braziliaanse nouveau riche en de favela-bewoners nu ook de bezoekers van WDCD in met een sympathiek verhaal over het letterlijk kleuren van sloppenwijken en eigenwaarde en welvaart brengen voor de minder bedeelden. Relatieve welvaart weliswaar, maar desondanks een hartverwarmend gebaar. Als een moderne Robin Hood haalt Rosenbaum geld op met het inrichten van woningen van de topklasse (zijn status als nationale TV-held bewust uitbuitend) en investeert dit in het verbeteren van de omstandigheden in de sloppenwijken. Over zijn eigen honorarium wordt uiteraard niet gesproken, maar dit terzijde.

Een uitermate praktische tip tussen al het altruïstisch geweld kwam van de Zweedse vertegenwoordigster van modegigant H&M Catarina Midby: in haar ietwat vlakke voordracht over de pogingen die het label onderneemt om mens- en milieuvriendelijk produceren te combineren met hedendaags vormgegeven en ‘fashionable’ producten gaf ze de toehoorders de tip mee om kleding die gestreken moeten worden even in de badkamer te hangen tijdens het douchen; dit doet wonderen en scheelt niet alleen energie maar ook tijd, en vooral dat laatste is het waaraan het vaak ontbreekt wanneer je als ontwerper druk bent de wereld te redden.

Samenvattend, WDCD 2012 was een relatief korte maar intensieve sessie die continu laveerde tussen enerzijds hoogdravendheid, geïllustreerd door slogans als ‘Good design serves the needs of the world’, ‘the end of ego’, ‘designing out crime’ en anderzijds het kleine en sympathieke gebaar en de bescheiden maar essentiële grondhouding van veel van de sprekers c.q. ontwerpers, die – een enkeling daargelaten – vaak de indruk wekten ‘slechts’ gepassioneerd hun werk te doen en zich soms bijna ongemakkelijk leken te voelen bij de manier waarop hun werk werd gebombardeerd tot wereldschokkend. En dat is misschien wel het meest ultieme voorbeeld van What Design Can Do, oftewel waar design toe in staat is: een uitermate divers tweedaags programma zodanig vormgeven en propageren dat het meest vooraanstaand ontwerpevenement in Europa lijkt te zijn waar alle antwoorden op hedendaagse maatschappelijke problematieken voor het oprapen liggen. Een betere wereld begint bij design: je zou het zelfs bijna gaan geloven.