Beste meneer Van der Meer, Drie maanden geleden bezocht ik samen met mijn zusje uw tentoonstelling in het Nederlands Architectuur Instituut getiteld Nederland – uit voorraad leverbaar. Uw foto’s hebben diepe indruk op mij gemaakt en roepen vragen op waar u mogelijkerwijs antwoord op kunt geven. In deze brief zal ik uiteenzetten hoe en waarom.
Nederland staat bekend om zijn netheid en ruimtelijke ordening. De fotos op de tentoonstelling en in de gelijknamige publicatie laten echter een uitgesproken rommelige gebouwde omgeving zien waar weinig oog is voor stedenbouwkundige en architecturale kwaliteit: een kakofonie van nevenschikkingen. Panden en gebouwen die wat betreft schaal en vormgeving weinig met elkaar op hebben staan achteloos naast elkaar. Enkel door het gebruik van baksteen, waarbij de ene nog calvinistischer (zuiniger) van uitstraling is dan de ander, is er een relatie. Publieke instanties grossieren in reclameborden opgemaakt in een dubieus lettertype waarmee ze proberen de uitingen van de middenstand te overvleugelen, en omgekeerd. Het creatieve pleinmeubilair, ad hoc en speels of juist streng gerangschikt, blijkt stuk voor stuk afkomstig uit de catalogus1.
Om de titel van de expositie na te trekken begonnen mijn zus en ik te raden in welk landsdeel de foto´s getrokken zijn. Hoe goed we ook keken en analyseerden, meestal hadden we het fout. Nederland blijkt inderdaad uit voorraad te zijn geleverd. We draaiden ons hoofd om de volgende foto te bekijken. Tot grote schrik herkenden we ons geboortedorp! Een foto van De Kerverij, de meest recente uitbreiding van het winkelaanbod in het dorp. Een half cirkelvormig pleintje met een arcade van winkels er omheen. Midden op het plein een grote stalen constructie om de mensen erop te wijzen waar de ietwat verstopte ingang van de overdekte galerij zich bevindt. Helaas neemt dit kunstige laswerk alle ruimtelijkheid van het pleintje weg. De passage hangt als een blinde darm aan het einde van het einde van het winkelcentrum en gaat naar nergens, althans, naar de stalling van onze heilige koe. De Kerverij werd opgeleverd aan de vooravond van de lokale crisis in winkelaanbod2 en was er misschien wel de veroorzaker van. Bij de opening was de omstreden, toen al afgetreden, wethouder3 prominent aanwezig. De mechanismen waar u in uw fotoreportage naar opzoek bent lijken mij duidelijk.
Intussen woon ik een aantal jaar in België. Het heeft de naam het lelijkste land ter wereld te zijn. Een land dat door de manier waarop het ingericht werd en wordt grote problemen kent maar juist daardoor ook zo interessant is; congestie, hoge kosten voor de aanleg en onderhoud van infrastructuur (die een van de meest uitgesponnen van Europa is), immer stijgende prijzen van vastgoed etc. Desalniettemin verschijnt er, Vlaanderen doorkruisend, vaak een glimlach op mijn gezicht – dat is nog eens wat anders dan het schaamrood dat op mijn kaken stond na het zien van uw tentoonstelling. Niemand kan namelijk tippen aan de natuurlijke wanordelijkheid, spontaniteit en ongecompliceerde inventiviteit die de Belg tentoonspreidt. Dat staat in schril contrast tot het kunstmatige, geordende, gekunstelde en weinige fantasierijke Nederland.
Enkele jaren geleden maakte u twee fotoreportages. Een over de Nederlandse voetbalvelden en een over de Europese. Dat vergelijk indachtig, lijkt het me interessant uw fotografisch onderzoek verder door te zetten in België. Zouden de centra van de dorpen4 net zo rommelig zijn als in Nederland? Is er überhaupt een duidelijke kern onderscheidbaar? Zitten er overal dezelfde winkelketens of juist niet? Zouden er ook de gezellig keuvelende vrouwen op de fotos staan? En zouden ze dan op de fiets of juist met de auto komen? Hebben de bakkers streekgebak in de aanbieding? Staan hun reclameborden ook zo op de stoep dat niemand er om heen kan? Is er überhaupt een trottoir aanwezig? Wordt er ook op zon grote schaal straatmeubilair besteld uit catalogi, of worden er meer unica gemaakt? Wordt het Vlaams verstedelijkte platteland ook gekenmerkt door een grote inwisselbaarheid? En hoe manifesteert die zich dan? Anders gezegd, wat zijn de mechanismen die de ruimtelijke verschijningsvorm van België bepalen en valt er voor Nederland nog iets meer te leren dan de veronderstelde minder regels?
Met vriendelijke groeten,
Joep Gosen