De High Line wordt omarmd door toeristen, bewoners en beleidsmakers. Het kon dan ook niet uitblijven: het succes van het lineaire park in Manhattan is terug te zien in nieuwe parkprojecten van steden overal ter wereld, groot en klein. Iedere stad zijn eigen High Line? Is er sprake van een nieuw Bilbao-effect? En wat is er eigenlijk nodig om het succes van de High Line te kunnen evenaren?
Als attractie is de High Line in New York inmiddels wereldberoemd. De herbestemming van een vooroorlogse goederenspoorlijn aan de westelijke oeverzijde van Manhattan werd vlak voor het millennium geïnitieerd door een groep mensen die vreesden voor de sloop van de monumentale, maar verwaarloosde constructie. Piet Oudolf, Field Operations en Diller Scofidio + Renfro wonnen de ontwerpcompetitie voor de restauratie, en realiseerden de eerste fase van het park in 2009. Inmiddels is 1600 van de 2300 meter gereed gekomen. Het resultaat is een lineair park met een succesvolle mix van wildernis en tuinen, van beleving, geschiedenis en monumentaliteit.
Wondermiddel
Het kostte een lieve duit (150 miljoen tot zover), maar volgens betrokkenen verdient het zich volledig terug. The High Line is een succesvolle aanjager gebleken voor de opwaardering van de omliggende buurten: rondom het tracé schieten de vastgoedprijzen omhoog en zijn veel nieuwe bouwprojecten opgestart. Maar de invloed is groter: het is een belangrijke toeristische attractie geworden en draagt bij aan het groene imago van de stad. Ga je naar New York, dan doe je de High Line.
Daarmee is het te vergelijken met het Bilbao-effect uit de jaren 90: architectuur als wondermiddel voor de stad. Maar anders dan het Guggenheim Museum in Bilbao, dat door the powers that be eenzijdig werd geïmplementeerd, komt de High Line voort uit een samenwerking tussen overheid, bedrijven en bewoners. Waar het Guggenheim een soort eendimensionale vermarkting van cultuur was, is de High Line een ongrijpbare combinatie van behoud en ontwikkeling, een economisch en een sociaal model, ecologie en design, landschap en object. Hierdoor werd het Guggenheim al snel een anti-voorbeeld van citymarketing en verwachten we dat de High Line het wat langer vol zal houden.
Groene Renaissance
Terwijl men in Bilbao aan het Guggenheim bouwde, werd in Parijs de voorloper van de High Line geopend: de Promenade Plantée. Dat deze slechts op geringe belangstelling kon rekenen zal deels gelegen hebben aan het feit dat het grote publiek eind jaren 90 zich sowieso niet zo interesseerde voor stadsnatuur. Dat is echter veranderd, er bestaat inmiddels hernieuwde belangstelling voor groene ruimte in de stad. Parken zijn weer in trek als plekken om te verpozen, te flaneren en te joggen. Toch beantwoorden veel stadsparken in hun uiterlijk onvoldoende aan het verlangen naar de natuur dat veel stadsbewoners hebben. Vaak zijn het niet veel meer dan inwisselbare variaties van grasvelden, bomen en paden, als gevolg van een decennialange opeenvolging van bezuinigingen in het onderhoud en aanpassingen ten bate van sociale veiligheid. De High Line daarentegen beantwoordt wel aan dit groene verlangen van stadsbewoners, door een onverwachte combinatie van verwilderde tuinen, hergebruik van een monument en doordacht design, midden in de stad.
We kunnen zelfs spreken van een Groene Renaissance, waarin wereldwijd groene verhalen worden geschreven, groene plannen worden gemaakt en er veel aandacht is voor natuur en samenleving. In die wereld zijn bestuurders op zoek naar projecten waarop ze hun groene en duurzame ambities kunnen botvieren. Denk bijvoorbeeld aan de Rotterdamse daktuinen en stadslandbouwgebieden. Dankzij zijn succes duikt de High Line nu ook regelmatig op als referentiebeeld in beleidsdocumenten. Een groen project dat geld oplevert: al lang werd geprobeerd de financiële baten van groen hard te maken, maar tot nog toe waren de uitkomsten nooit echt overtuigend. En nu is daar de High Line: een hergebruikproject, een blikvanger in de stad, een groen imago, een modern monument: het is een begrijpelijk wensbeeld voor ieder stedelijk bestuur.
Navolging
Overal ter wereld willen steden nu een eigen High Line. Andere Amerikaanse steden met opgetilde spoorlijnen onderzoeken of deze ook kunnen worden verparkt: in Chicago lijkt het Bloomingdale Trail er te komen. Maar het vormt ook een inspiratie voor het ontwikkelen van lineaire parken die niet op een spoortracé liggen. Het lineaire park is de actieve tegenhanger van grote stadsparken die vooral worden gebruikt om op zonnige dagen in te barbecueën en wijn te drinken. Meer dan een grasveld met in de nabijheid een supermarkt is daarvoor niet nodig. Een lineair park vraagt om beweging. Veelzeggend is dat de High Line in de Lonely Planet wordt genoemd onder things to do in plaats van things to see.
Maar het effect reikt verder: er zijn ook meerdere recente vergelijkbare voorbeelden in Nederland: de Boogjes met de tijdelijke Luchtsingel in Rotterdam, het Singelpark in Leiden wordt het langste lineaire park (6,3 kilometer) van Nederland en in Strijp te Eindhoven wordt een lange leidingstraat getransformeerd in een groene boulevard.
De formule
Goed voorbeeld doet volgen. Het verlangen naar een eigen High Line is iets om vooral aan toe te geven. Maar de High Line laat zich niet zomaar kopiëren, net zoals het Manhattan aan de Maas nog geen New York is. Landschap maken is en blijft maatwerk. Beter is om stil te staan bij de mechanismen achter de High Line. Wat maakt een dergelijk park tot een succes? Bestaat er een formule, en zo ja, wát is de formule? Hier kunnen we natuurlijk lang over speculeren, maar een aantal uitgangspunten lijkt in ieder geval de specifieke omstandigheden in New York te overstijgen:
1. Begin bij de basis: de verwilderde goederenspoorlijn is het stedenbouwkundige equivalent van een automobiele schuurvondst. De basis moet goed zijn. De High Line was al verwilderd en groen, en als er treinen over kunnen rijden, dan kan de constructie zeker massas mensen, stenen en planten dragen. De aanwezigheid van verwaarloosd industrieel erfgoed is dus een pré, maar in bijvoorbeeld postindustrieel Detroit ontbreekt het momenteel aan welvaart en bevolking. New York City is een dichtbevolkte, welvarende stadstaat met een progressieve bevolking en dito bestuur. Chicago idem, en dat kan ook gezegd worden van wereldsteden in Europa en Azië.
2. Word vrienden. Essentieel voor de High Line was een grassroot-organisatie: de Vrienden Van. Betrek de mensen: zorg voor iconische beelden (de fotos van Joel Sternfeld van de verstilde en verwilderde spoorlijn maakten grote indruk bij de New Yorkers), maak een boek, ontwerp een logo, bedenk een naam voor het park. Dit alles zorgt voor bekendheid van het park bij bestuurders, maar ook bij het publiek. Met andere woorden: zorg dat het park gaat leven, nog voor het er is.
3. Presenteer het park als een object: maak het zichtbaar, aanraakbaar en beleefbaar. Geef het park vorm: het ontwerp is belangrijker dan ooit, het zorgt voor herkenbaarheid en uniciteit. Zorg voor een nieuw natuurbeeld: voor maximale biodiversiteit in plaats van plantsoenendienstnatuur. Het park is dé plek om de biodiversiteit te vieren, en te demonstreren dat natuurlijkheid in contrast met stedelijkheid goed mogelijk is, diversiteit van mensen én natuur.
4. Maak van het park een investeringsobject. Voor liefhebbers en ontwerpers van parken biedt het High Line-effect een grote kans: het park als investeringsobject. Al jaren wordt er gezocht naar een manier om de baten van groene ruimte te kwantificeren. De rekensommen die daar uitkomen zijn niet overtuigend, zeker niet in economisch laagtij. Hier lijkt groen niet alleen goed voor de mensen te zijn, maar zich ook daadwerkelijk uit te betalen.
Het risico is natuurlijk dat elk ander high profile stadspark met High Line ambities niet in de schaduw kan staan van het origineel. Het Bloomingdale Trail in Chicago zal de wereld waarschijnlijk niet veel nieuws bieden. Alleen door de High Line-formule op een creatieve manier om te buigen naar de locale situatie kan het High Line-effect in andere steden nog tot verrassingen leiden.