Recensie

Het potentieel van Lelystad

Ruimte wordt gedefinieerd door het gebruik ervan. Dat geldt bij uitstek voor de stad: (culturele) interventies kunnen grote gevolgen hebben voor het stedelijk leven en voor de identiteit van steden. Of ze nu van onderaf of van bovenaf wordt geïnitieerd is niet langer relevant, het grote initiatief of de kleine uitzondering zijn van even groot belang. Op 15 mei vond in Almere het symposium ‘Strategieën voor stedelijke revitalisering’ plaats waar het boekje Lelysteden. Een associatieve reisgids werd gepresenteerd.

In het najaar van 2010 organiseerde het Fonds BKVB een studiereis getiteld What’s up, what’s down. Cultural catalysts in Urban Space, waarbij negen Europese ‘secundary cities’ werden bezocht. Een reis die voerde van de Balkan (Skopje, Pristina en Tirana), via Zuid-Frankrijk (Marseille), naar Noord-Engeland (Manchester, Leeds en Liverpool) en Baskenland (Bilbao en Vitoria-Gasteiz). In de 'reisgids' Lelysteden worden de opgedane ervaringen als het ware (terug)gekoppeld aan een Nederlandse secundary city: Lelystad.

Hoe zet je een stad op de kaart? Door een beroemd architect een spectaculair museum te laten ontwerpen, op zoek naar het beroemde Bilbao-effect? Volgens Simon Franke, deelnemer aan de studiereis, moeten we toch echt een intelligentere omgang met de stad nastreven: cultuur is het product van een hele samenleving, niet de resultante van een single object. Maar niet iedere stad heeft een hoofdstedelijke status, een goede infrastructuur, spraakmakende cultuur en architectuur, één of meerdere universiteiten en veel economische potentie. Wanneer is een stad ‘secundair’? Als steden, in de woorden van de deelnemers aan de studiereis, ‘lijden onder de zuigkracht van metropolen als Parijs, Londen en Berlijn’, of over ‘te weinig kritische massa beschikken om hoogopgeleide bewoners vast te houden en bezoekers aan te trekken’. Ofwel, steden waar het aan economische groei en aan cultureel perspectief ontbreekt. Maar waar niettemin van alles kan worden ontwikkeld, bedacht, gerevitaliseerd en gestimuleerd om de status van een dergelijke stad aan te passen.

Op het symposium sprak onder andere Hans Mommaas, hoogleraar vrijetijdswetenschappen aan de Universiteit van Tilburg. Menselijk gedrag vormt volgens hem de belangrijkste bron van onderzoek naar de ontwikkeling van duurzame steden en regio’s: de veerkracht van gemeenschappen dient als voedingsbodem van stedelijke ontwikkeling. Daarbij dient het ‘alledaagse’ als bron van vernieuwing: daar komen nieuwe culturele en economische ontwikkelingen op gang. Voorbij de planvorming moet de relatie tussen het alledaagse en het strategische worden aanschouwd: nieuwe waardecreatie levert nieuwe bronnen van economische groei op wat leidt tot ondernemerschap, en daarmee tot een opwaardering van stedelijke gebieden. En of dat nu top-down of bottom-up gebeurt is volstrekt irrelevant. Het voortdurend willen benoemen van culturele interventies in een dergelijke tegenstelling werkt volgens Mommaas uitermate verlammend. Er dient zacht subversief met dit begrippenapparaat om te worden gegaan en als het even kan moet het vooral worden vermeden. Een interventie openbaart zich toch wel, niet alles laat zich plannen.

Mommaas gaf een mooi, herkenbaar voorbeeld van de onteigening van publieke ruimte, in dit geval zijn eigen stamkroeg. Een plek die als verlengstuk dient van zijn maatschappelijk, sociaal en privé leven, een plek kortom die hij en andere vaste klanten zich hadden toegeëigend. Groot was zijn ergernis toen zijn kroeg in een toeristische gids bleek te zijn opgenomen, met vele nieuwe bezoekers tot gevolg. In zijn beleving was er iets substantieel veranderd: met de komst van het nieuwe publiek was het niet langer zijn vertrouwde café… Waarmee Mommaas maar wilde zeggen dat gevoelens van eigendom ver kunnen gaan, en dus veel kunnen betekenen als het gaat om het bekommeren, onderhouden en ontwikkelen van plekken en gebieden in de openbare ruimte.

Deze observatie viel fijn samen met de inhoud van de publicatie Lelysteden. Een associatieve reisgids, een prachtig vormgegeven boek op klein formaat dat op bijzondere wijze verslag doet van de studiereis. Lelystad wordt hier als tiende, secundaire stad aan de studiereis toegevoegd, als Nederlandse component. Het leek me in eerste instantie wat vergezocht om nog een stad aan de bezochte stedenreeks toe te voegen. Maar, dacht ik later, hoe giet je anders alle individuele reiservaringen in een samenhangend, overkoepelend eindstuk? Op deze manier krijgt men slim grip op al die indrukken, herinneringen, gesprekken, rondleidingen, bezochte plekken – gebouwen, pleinen, musea, openbare kunstwerken, infrastructurele objecten. Dat alles is geordend, gerubriceerd, vergeleken, omschreven en vooral, geprobeerd te begrijpen aan de hand van wat Lelystad te bieden heeft. Want dat is waar het natuurlijk om gaat, om de noodzakelijke verbanden te kunnen leggen, om iets te doen met al die kennis en inspiratie die tijdens zo’n fantastische studiereis wordt opgedaan. Verken de stad, en begin voor de aardigheid eens in Lelystad.