Feature

‘Vanavond gaat het niet over architectuur’, Rein Jansma in de Brakke Grond

De Arcam-lezing van Rein Jansma in de Brakke Grond was de vierde in een serie getiteld Redefining Architecture. Jansma is een vreemde eend in de bijt. Hij verkreeg de architectentitel in de praktijk, want hield de opleiding vroegtijdig voor gezien. ‘Vanavond gaat het niet over architectuur’, meldde hij meteen maar aan het begin van zijn verhaal. Tot zover het herdefiniëren van architectuur

De brugconstructie die tijdens de lezing werd onthuld

‘Het moet niet over gebouwen gaan; tien jaar gelden toen Moshé (Zwarts) hier stond had hij het ook niet over gebouwen’. De wonderlijke weg die hij heeft afgelegd, daar wou Jansma het wel over hebben, in de vorm van een sporenonderzoek. Gegoten in de vorm van een eigen aflevering van Zomergasten: ‘stiekem willen we dat toch allemaal’. Met de gêne van het jezelf ontleden als risico.

‘Voordat we de dingen begrijpen kunnen we ze al zien, die wonderlijke natuurkrachten, de wetten, de bewegingen; dat bestuderen dat vind ik veel interessanter dan lullige ornamenten uit een boek over Rococo namaken’. De verschillende film- en televisiefragmenten en de getoonde jeugdherinneringen droegen allemaal bij aan de verwondering die hij als jongen had ervaren en nu met ons wilde delen. Jansma gebruikte de theaterzaal optimaal: in de handeling ligt de ontdekking.

Rein Jansma komt uit een Amsterdams kunstenaarsmilieu. Zijn afkomst vormt een van de sporen. Zijn ouders – vader een ‘intuïtief vormgever’ en moeder een wiskundige – droegen bij aan Jansma’s ‘geloof in de werkelijkheid’. In een journaalfilmpje zien we Arie Jansma, aannemer van beroep, de ‘Dingen van Arie’ tentoonstellen in het Stedelijk Museum Amsterdam. Vader Jansma maakte in zijn vrije tijd ‘dingen’, in een lijn met Reins motto ‘op te passen met de pretentie creatief te willen zijn’. Toch was hij in zijn jeugd niet gespeend van ambitie. Als illustratie komt het gedicht De grijsaard en de Jongeling van Hendrik Marsman voorbij, want ‘groots en meeslepend wil ik leven’. En gelijk willen krijgen, ‘wat ik overigens nog steeds wel een beetje heb’. Evenals een claim to fame, want, kreeg hoogleraar Zwarts te horen, er was wel degelijk nog een oplossing voor het oplossen van de Chinese zwaluwstaartenpuzzel.

Het handelend onderzoeken van wiskundige waarheden bracht Jansma tot het maken van een ‘trapboekje’; met als enige gereedschap een zakmes, waarbij geen materiaal weggehaald of toegevoegd mocht worden en er geen sprake mocht zijn van lijm. De trappetjes van en op veerkrachtig papier bleken voorlopers van Zwarts & Jansma’s grote infrastructurele constructies. Indirect ook tot het niet afmaken van de Academie voor Bouwkunst. Toen Rob Malasch een decor zocht voor de Holland Festivalopera van Philip Glass over Muybridge in het Koninklijk Paleis wist Jansma wel iets: trappen in het Paleis. Zijn tweede claim to fame, want wie kon hem navertellen eens in het Paleis te hebben overnacht. Decors en theaterarchitectuur, vormden het volgende spoor, tot een samenwerking met Peter Klaassen in Parijs aan toe.

Na deze onderbreking was het ‘heel erg laf om nu architect te worden’. Bouwen en biologie intrigeerden hem. Tijd om te onderzoeken ‘wanneer leeft nou iets’ – om met Dick Hillenius te spreken. Het volgende Zomergastfragment was de geboorte van een mug, uit de Franse documentaire Microcosmos. Je ziet het gebeuren, maar het blijft raadselachtig hoe alles werkt. Zo ook bij amoeben, die bij honger als honderd miljoen individuen gaan samenwerken. Ze vormen sporen, die meegenomen worden. Een deel offert zich daarbij op, toont altruïstisch gedrag, zou je kunnen stellen. Het ontroert Jansma, net als het onverwachte beeld van een nest op de kademuur tijdens een rondvaarttocht. Voor mooie constructies lijkt een architect overbodig.

Het vakantiefilmpje van een slak, met een aanstekelijk jazzdeuntje er onder gemonteerd, bracht de vraag op: ‘er bestaan patronen, maar weten we ook hoe deze tot stand komen?’. Op het podium werd een tol in beweging gebracht, die bleef draaien, terwijl de volgende fragmenten werden getoond. Flatland, het boek van A. Square, ‘a romance of many dimensions’, hielp om over dimensies na te denken. Een bol, die door het platte land gaat en denkt een cirkel te zijn. The powers of Ten van de Eames, waarvan een fragment getoond werd, hielp om na te denken over schaal. Het uitzoomen naar daar waar je je afvraagt of de ons bekende natuurwetten nog werken.

Jansma realiseerde zich dat de Eames-productie vooral mogelijk werd door ontwikkelingen in de technologie. Een volgend spoor werd zichtbaar. Jansma werkte mee aan een lezingenreeks over natuurkunde in De Balie. De natuurkundewetten speelden hun rol in The story of the Tacomabridge in 1972. De total colapse van de brug, de trillingen, het leek wel een ballet. Technologie is constructie, wiskunde, en ontroering. Die ontroering werd zichtbaar in een BBC-filmpje, Fermat’s Last Theorem. Hoe kon een wiskundige 360 jaar geleden zien wat pas veel later in de 20e eeuw door een wiskundige wordt geïllustreerd? Jansma zweeg mee met het onzegbare, herkende de wil om het niet zichtbare zichtbaar te maken. ‘Ik ben een überrationalist maar ervaar wel intuïtie: iets dat me naar een openbaring leidt. Al komt dit dicht bij religie, en daar moet ik niets van hebben.’ Een sneer naar de taalmaffia volgde, zoeken is juist communiceren, op een abstracte wijze.

Via spiegelneuronen – ‘als ik een slok water neem, doet u dat ook in uw hoofd, zonder het fysiek uit te voeren’ – die er voor zorgen, door middel van identificatie, dat we het leuk vinden om in stadions (een belangrijk onderdeel in het oeuvre van Zwarts & Jansma) naar sport te kijken, kwamen we toch bij (de toekomst van) de architectuur aan. Samen met One Architecture werkte het bureau aan de Olympische Hoofdstructuur. Wat kan dit opleveren voor (de ruimtelijke vormgeving van) Nederland? Het idee was Nederland als evenementenland, een ‘grote braderie’, een plek voor wat Jansma de ontmoetingseconomie noemde. Een voorbeeld van Redefining Architecture?

Ontroering, bewondering, verwondering  kwamen terug bij het slotakkoord, waarbij op het podium de in beweging gebrachte borden kantelden, de tol een slotronde draaide, vluchtig de geheime brouwsels in de grote stellingkast werden getoond en een tijdens de lezing ontstane brugconstructie werd onthuld. Het slotfragment bestond uit een filmpje van ‘mijn Maartje’, waarbij een man werd gevolgd met om zich heen dansend een opwaaiend wit plastic tasje: ‘voor schoonheid hoef je niet ver te zoeken’.