Recensie

Een zonnige toekomst voor landschappelijk wonen?

In tijden van crisis zoekt heel bouwend en ontwerpend Nederland een gouden ei. Iedereen wil meer weten over ruimtelijke kwaliteit, onderscheidend vermogen, consumentgerichtheid in de bouw. In het verlengde daarvan mag ook Landschappelijk Wonen zich op een warme professionele belangstelling verheugen. Onlangs verscheen er een prachtig boek over en was er een congres aan gewijd.

Eind mei was 'landschappelijk wonen' het onderwerp van discussie op een congres in Numansgors, een voormalig vakantiedorp ontworpen door Van der Broek en Bakema waar je behoorlijk landschappelijk woont. Bewoners, ontwikkelaars, een marktexpert van Bouwfonds en Yttje Feddes, (op dat moment nog Rijksadviseur voor het Landschap) vertelden over hun ervaringen met landschappelijk wonen. Aanleiding vormde het recentelijk verschijnen van het boek Landschappelijk Wonen, waarin dit type woonmilieu wordt gepromoot als een antwoord op de huidige vraag naar woonkwaliteit.

Het concept bleek vooral diefstalgevoelig. Want wie is er nu tegen wonen in het landschap? Je ziet jezelf al, figurerend in de brochure, zitten met een cappuccino op je terras en uitzicht op een mooi stuk bos/heide/open water. Iedereen is vóór landschappelijk wonen, maar over wat het dan precies is, lopen de meningen uiteen. Is een buurtje met gedeeld groen, midden in de VINEX net zo landschappelijk als een fraaie groene dorpsrand met uitzicht? Wanneer kun je nu zeggen dat er woningen in een landschap zijn gerealiseerd? Om écht relevant te kunnen zijn voor het debat over woonkwaliteit zou de definitie van wat onder landschappelijk wonen verstaan kan worden, nog wel een tandje scherper kunnen worden bijgesteld.

De publicatie Landschappelijk Wonen- 34 Voorbeelden in en om de stad probeert een overzicht te geven van bestaande woningbouwprojecten die op de een of andere manier een relatie aangaan met het landschap. Aanleiding voor het boek vormde het project Berkenbos in Zuidlaren. De architecten van FARO verbaasden zich na realisatie van hun succesvolle ontwerp (uiteraard ook in het boek beschreven) over de reserves die veel ontwikkelaars hebben ten aanzien van dergelijke woonmilieus in het groen. Samen met H+N+S en Palmbout Urban Landscapes ontstond het idee om een handboek te maken waarin met succesvolle 'groene' woningbouwprojecten wordt aangetoond dat landschappelijk bouwen wel degelijk loont.

Er werd bewust gekozen voor Nederlandse referenties. Uit een groslijst van 200 projecten belandden er uiteindelijk 34 in het boek. De selectie is bijzonder breed: de voorbeelden variëren van één tot honderden woningen per hectare, van eeuwenoud tot net opgeleverd, en van hartje Amsterdam tot diep in landelijk Drenthe. Het resultaat is een staalkaart van schitterende landgoederen, bosvilla's en duindorpen. Alle projecten worden uitgebreid beschreven in lucht- en sfeerfoto's, prachtige schetsen en heldere analyses. De auteurs hebben alle registers opengetrokken waardoor het oogt als full colour promotiemateriaal. De meer technische analyse van context, economie en het ruimtelijke principe is fris en vriendelijk gehouden waardoor het boek een explosie van groene kleuren is. Behalve een handboek voor ontwerpers past het ook prachtig op de koffietafel van een projectontwikkelaar, makelaar of wie om welke reden dan ook het 'landschappelijk wonen' wil verkopen.
Volgens de auteurs is juist nu de tijd rijp voor landschappelijk wonen. Bewoners zijn op zoek naar iets nieuws. Bouwers zoeken in tijden van crisis naar 'gaten in de markt'. Gelijktijdig signaleren gemeenten tekorten aan 'landelijke woonmilieus' en zoeken zij naar allianties om dure natuur en recreatie mee te financieren. Met dit boek willen de auteurs laten zien dat het maken van zulke plekken eigenlijk helemaal niet ingewikkeld hoeft te zijn.

Maar meer dan een staalkaart van ontwerpoplossingen vormt de beschreven selectie een rariteitenkabinet. Plannen die op zijn minst een bevlogen opdrachtgever, een erfenis van een rijke dame of een groep geïnspireerde bewoners nodig hadden om gerealiseerd te kunnen worden. Stuk voor stuk prikkelende verhalen die zich mooi verhouden tegenover modern gesomber over gebrek aan ideeën en durf in de bouw, maar het blijven uitzonderlijke situaties die zich niet zomaar laten kopiëren naar elke willekeurige stads- of bosrand in Nederland.
Dus, hoe kan een doorsnee gemeente of projectontwikkelaar wel zo’n plek realiseren? Hoe kom je aan geïnspireerde opdrachtgevers of zorg je dat de lat zo hoog mogelijk komt te liggen? Zit hem dat in het faciliteren door regelgeving aan te passen, het mikken op een hele precieze niche van de markt of gewoon door een bepaald financieel voordeel te bieden? Hoe werden overheid, markt en bewoners bij de voorbeeldprojecten overtuigd? Naast de gezellige babbels met de bewoners van de projecten had ik ook graag meer willen weten over de werdegang van bijvoorbeeld ontwerper en ontwikkelaar. Hoe overtuigend de projecten ook in beeld zijn gebracht, hier mist het boek diepgang. Van een publicatie die zichzelf tot handboek benoemt, verwacht je toch een bepaalde 'gids-factor'. Door de analyse zo breed en luchtig te houden, blijft de publicatie oppervlakkig en wordt het ware geheim van landschappelijk wonen in dit boek niet onthuld.

Meer dan een handboek is Landschappelijk Wonen inspiratie voor de toekomst. De belangrijkste les die uit de besproken voorbeelden kan worden getrokken is dat succesfactoren niet gelegen zijn in een netto vereiste hoeveelheid groen of een bijzondere constructie voor het beheer. De mooiste plannen zijn ontstaan daar waar schijnbare tegenstellingen tussen betrokkenen moesten worden overbrugd. Waar bouwen in het groen natuur oplevert in plaats van opgeeft of waar een bijzonder plan kopers aantrekt in plaats van afschrikt. Want hoe buitenissig of uitzonderlijk de beschreven projecten ook zijn, dát ze een extra kwaliteit hebben staat buiten kijf. Voor alle ontwikkelaars die overtuigd zijn dat ‘een goede woning een tuin behoeft’ en natuurbeschermers die menen dat rood met groen nooit kan, is Landschappelijk Wonen – 34 voorbeelden in en om de stad dan ook verplichte kost. Voor wie daarna vervolgens ook echt aan de slag wil, is te hopen dat dit boek een meer inhoudelijk vervolg krijgt.